“We moeten de muren doorbreken, letterlijk en figuurlijk”

Een Koerdisch protest in Den Haag (foto Roel Wijnants)

Het derde deel van een serie interviews met linkse migranten over de toekomst van zelforganisaties. Dit keer Bekes Hosiyar uit Koerdistan.

We kennen Bekes van Wilders Sluit Ook Jou Uit (WSOJU), een werkgroep waarin Doorbraak participeert en die lokaal actief is in Nijmegen en Arnhem. Bekes is geboren en opgegroeid in Koerdistan. Als we tijdens het interview per ongeluk Syrisch Koerdistan zeggen, corrigeert hij ons direct: “Nee, ik kom uit Koerdistan”. Na een korte stilte zegt hij: “Koerdistan? Ik ben gewoon van deze wereld”.

Bekes is in Koerdistan politiek actief geweest in verschillende Koerdische partijen die uiteraard illegaal waren. Zijn familie was politiek actief, waardoor hij op jonge leeftijd al veel te maken had met politiek. Zo werd hij al vroeg actief lid van een Koerdische partij. Bekes: “Politiek is absoluut geen hobby of professionele bezigheid, het is een noodzakelijk gebeuren”.

Kun je iets vertellen over je periode in Koerdistan?

“Eerst werd ik lid van de Koerdische Democratische Partij (KDP). Dat was de populairste partij van Koerdistan. Daarnaast waren er ook een liberale, een linkse, en een communistische partij. Na twee of drie jaar besloot ik de KDP weer te verlaten. Via mijn vader kwam ik vaak in contact met andere partijen waardoor ik zelf een bewuste keuze kon maken. Ik ging bij de communistische partij. Nadat de leider daarvan overleed, ontstond er een machtsstrijd binnen die partij. Voordat ik vluchtte naar Nederland, was ik nog van de communistische partij overgestapt naar de linkse partij.”

“Al deze partijen waren uitsluitend Koerdisch. Sommige waren lokaal, andere weer landelijk. Maar voor de staat waren ze allemaal illegaal. En omdat ik lid was van een illegale partij, werd ik veroordeeld. Ik moest voor de rechter verschijnen, maar dat heb ik niet gedaan. Op mijn eenentwintigste ben ik gevlucht naar Nederland. Inmiddels heb ik zelf kinderen die in de 20 zijn, maar nog steeds ben ik niet teruggegaan naar Koerdistan.”

Hoe zag je politieke leven in Nederland eruit?

“In Nederland ging ik op zoek naar Koerden om hier ook wat te doen. Maar ik zat in Zeeland, en daar was geen ‘allochtoon’ te bekennen, laat staan Koerden. Dus besloot ik om te verhuizen, en zo kwam ik terecht in Arnhem. Maar er waren toen sowieso nog weinig Koerden in Nederland die politiek actief waren. En de Nederlandse linksen waren moeilijk te vinden. Uiteindelijk was het me gelukt om contact te leggen met kameraden van dezelfde Koerdische partij waarvan ik lid was geweest in Koerdistan. Het ging om een soort dochterorganisatie. Maar die samenwerking duurde kort, omdat we meningsverschillen hadden over de inhoud. Ik was van een oudere generatie, en had de strijd in de jaren 80 meegemaakt. Ook toen hadden we natuurlijk wel meningsverschillen binnen de partij, maar dat ging toen meer om de strategie, om de ideologie, of over het politieke programma. Hier dachten de mensen erg kleinschalig. Uiteindelijk besloot ik om iets anders te gaan doen. We hebben toen een Koerdische stichting opgericht.”

“In het begin ging het goed met de stichting. We hadden 160 leden in Arnhem, maar na een tijdje ontstonden ook daar interne conflicten. Het was een zeer laagdrempelige stichting, open voor alle politieke ideeën van uiterst links tot uiterst rechts. Het was geen politieke organisatie, maar meer een die was gerelateerd aan de Koerdische identiteit. Op een gegeven moment ontstond er spanning tussen verschillende groepen, omdat iedereen activiteiten wilde organiseren die te maken hadden met de eigen politieke achtergrond. We probeerden wrijving tussen verschillende groepen te vermijden, maar dat werd steeds moeilijker. Het werd een stuk minder leuk en ik besloot in 2003 om eruit te stappen.”

Heb je ook contact gezocht met Nederlandse politieke organisaties?

“Ook als je dat heel graag wilde, waren er diverse obstakels. Ten eerste ben je een vluchteling en je zit in onzekerheid. Daarom zet je je nog niet 100 procent in om mee te doen met de samenleving. Daarnaast is taal een groot probleem. Het duurt een tijd voordat je de taal machtig bent. En omdat je in onzekerheid zit, zet je je dus ook niet honderd procent in om de taal te leren.”

“Ik kon niet echt stil zitten nadat ik niet meer politiek actief was. Met een aantal vrienden hebben we stichting Cegerxwin opgezet, vernoemd naar een bekende Koerdische dichter. Het ging om een stichting voor kunst en cultuur. Om subsidie te kunnen krijgen hebben we onze doelen en activiteiten aangepast aan de eisen van de gemeente. Zo leerde ik ook steeds meer over de Nederlandse realiteit. Uiteindelijk wilden we toch politiek bezig zijn en kwamen we regelmatig bijeen om ideeën uit te wisselen. Naast culturele activiteiten organiseerden we ook acties. Zo hebben we samen met andere Koerdische organisaties actie gevoerd bij de Turkse ambassade in Den Haag tegen de Turkse invasie in Noord-Irak. Dat was voor ons ook een goede gelegenheid om de Nederlandse linkse partijen te benaderen. We vroegen de SP en GroenLinks of ze mee wilden doen. Helaas reageerde alleen de SP, met de mededeling dat ze die keer helaas niet konden deelnemen. Dat was een teleurstelling. Je steekt er veel energie in, bereidt alles voor, maakt plannen, en ziet dat de politieke partijen er niet eens interesse in tonen. Dat was niet alleen het geval bij deze actie, maar ook toen we daarna een bijeenkomst organiseerden. Toen kwam er wel iemand langs namens een politieke partij. Maar je merkte dat de samenwerking niet gelijkwaardig was. Dan denk je bij jezelf: laat maar, het hoeft niet meer.”

Waar liepen jullie nog meer tegen aan?

“Financiële afhankelijkheid. De meeste organisaties waren hoe dan ook afhankelijk van de gemeente. Daarom moesten ze hun programma daarop aanpassen. Je moet voldoen aan de voorwaarden van de gemeente. Uiteindelijk doe je het dus niet meer voor je idealen, maar werk je voor de gemeente. Daarnaast waren de actieve mensen zelf niet in staat om zich aan te passen aan de nieuwe realiteit. Ze hadden de ideeën, gewoonten en de organisatiemodellen uit hun land van herkomst meegenomen naar Nederland en probeerden die hier ook toe te passen. Dat werkte niet. Bovendien waren ze politiek gezien niet goed opgeleid. Door dat alles raakten deze organisaties meer en meer geïsoleerd.”

Werkten jullie samen met buitenparlementaire linkse organisaties?

“Eerlijk gezegd kenden we geen buitenparlementaire linkse organisaties. We hadden geen contact met hen. We wisten niet eens dat ze bestonden. Politiek zaten we dicht bij elkaar, maar werkten langs elkaar heen en niet met elkaar samen. Over parlementair links kan ik heel kort zijn. Die nemen onze pogingen tot samenwerking niet serieus. Ze herinneren zich ons alleen als er verkiezingen zijn. Dat is niet de goede manier van samenwerken.”

Maar uiteindelijk heb je je wel aangesloten bij Wilders Sluit Ook Jou Uit?

“Daar heb ik me inderdaad later bij aangesloten. Ik ben erachter gekomen dat ik niet verder kan met de bestaande groepen. Er is een Koerdisch gezegde: een dode kan geen dode trekken. Ik moet eerst zelf kennis en ervaring opdoen. Ik moet eerst mezelf ontwikkelen, dan pas kan ik misschien anderen meekrijgen.”

“Ik was dus wel actief, maar ontevreden. Ik wilde zelfstandig iets doen, buiten de Koerdische organisaties om. Toen ben ik naar een informatiebijeenkomst over Wilders geweest, waar we een paar filmpjes hebben gekeken en hebben gediscussieerd over de PVV. De demonstratie daarna zag er goed uit, en omdat Wilders mij ook uitsluit, meldde ik me aan bij WSOJU. Ik vroeg of ‘allochtonen’ ook mee mochten doen, hahaha.”

“Ik keer me natuurlijk niet tegen de persoon Wilders, maar tegen zijn ideeën. Die zijn racistisch. En ze raken niet alleen de buitenlanders. Er zit meer achter. Wilders gaat nooit de dialoog aan, en als hij dat wel zou doen, dan kwam iedereen er snel achter dat het probleem niet bij ons ‘allochtonen’ ligt, maar bij Wilders zelf.”

Wat zijn je ervaringen bij WSOJU?

“Wat ik gelijk heb geleerd bij deze groep is om afstand te doen van mijn vooroordelen jegens bepaalde type mensen. Ik was afstandelijk tegen mensen die er anders uitzien en bijvoorbeeld piercings en oorbellen dragen. Zulke typen zitten ook bij WSOJU. Maar het is hierbij bewezen dat ik 180 graden verkeerd zat. Het spijt me.”

Wat heeft, gezien je ervaringen, uiteindelijk je voorkeur: Koerdische organisaties of organisaties waarin Koerden, Nederlanders, en anderen bij elkaar zitten?

“Het heeft veel te maken met wie jouw hulp nodig heeft. Zijn dat mensen die al weten wat hun doelen zijn, en daar bewust naar streven? Of de mensen die verkeerd bezig zijn, en jouw hulp kunnen gebruiken? Ik denk dat veel Koerden mijn hulp zouden kunnen gebruiken. Maar ik heb besloten om het rustig aan te doen, en ze voorlopig met rust te laten.”

“Je moet je einddoel altijd goed voor ogen houden. Je methode kun je steeds aanpassen. Het is belangrijk om altijd te zoeken naar samenwerking. Nieuwe mensen en nieuwe ideeën zijn verrijkend. Door samen te werken met mensen die verschillende achtergronden en ervaringen hebben, word je alleen maar rijker, nooit armer. Je moet breed denken, maar lokaal actief zijn en natuurlijk met zoveel mogelijk mensen. Die manier zie ik ook terug bij Doorbraak: breed denken, lokaal toepassen. Dat is een methode die bij me past. Het woord Doorbraak vind ik trouwens goed klinken. Ik heb zelf namelijk ook altijd geprobeerd muren te doorbreken, letterlijk en figuurlijk.”

Emek Egeli
Bülent Yilmaz