9 december: debat over de strijd van huishoudelijk werkers

Dienst'meisje'
Op donderdag 9 december organiseert het academisch-cultureel centrum Spui 25 in samenwerking met het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) het debat “Wie komt op voor de ‘nieuwe dienstmeisjes’?”. Plaats: Oude Turfmarkt 129, Amsterdam, van 17:00 tot 19:00 uur, aanmelden via <www.spui25.nl>. Het debat maakt deel uit van de reeks “Werkers van de wereld” in het kader van het 75-jarig bestaan van het IISG.

Aan het debat nemen deel Lorie Matulay, een Filippijnse domestic worker die zich al jaren inzet voor erkenning van huishoudelijk werk, Marina de Regt, een antropologe die onderzoek doet naar migrantenvrouwen die in Jemen huishoudelijk werk doen, Ratna Saptari, een antropologe die onderzoek doet naar huishoudelijke werksters in Indonesië, en Leontine Bijleveld, auteur van het boek “Een baan als alle andere?! De rechtspositie van deeltijd huishoudelijk personeel”.

In de uitnodiging van Spui 25 staat: “Arbeiders in de informele sector zijn van oudsher moeilijk te organiseren, terwijl er vaak grote behoefte is aan bescherming. Lange werkdagen, slechte arbeidsomstandigheden, geen contracten en daardoor geen rechtsbescherming karakteriseren deze sector. Dat is niet alleen het geval in ontwikkelingslanden, maar ook in het westen. Een van de beste voorbeelden zijn de zogenaamde ‘nieuwe dienstmeisjes’. Au pairs, in- en uitwonende werksters en kindermeisjes zijn zowel in Nederland als in de rest van de wereld een fenomeen. Deze groep ‘flexibele arbeiders’, veelal arbeidsmigranten en vluchtelingen, worden door de vakbeweging echter nog steeds niet vertegenwoordigd. In dit debat staat de vraag centraal naar de verschillende manieren waarop de belangen van schoonmakers, en vooral diegenen die in de privésfeer werken, worden verdedigd. Wie komen er op voor de nieuwe dienstmeisjes? Hoe werden hun belangen in het verleden verdedigd? En op welke manieren willen zij zelf vertegenwoordigd worden? Er zal aandacht besteed worden aan de activiteiten van de vakbeweging en andere organisaties, maar ook aan de alternatieve strategieën van huishoudelijk werksters.”

Harry Westerink