Anti-racistische traditie: al een eeuw lang kritiek op Zwarte Piet

Boekcover
Boekcover

“De Zwarte Pieten-discussie dwingt het hele land na te denken over het Sinterklaasfeest. Kun je eigenlijk wel zonder blikken of blozen ‘ook al ben ik zwart als roet, ik meen het toch wel goed’ zingen? Is het niet raar om jaarlijks onder luid gejuich een boot vol zwarte knechten met een witte meester binnen te halen? Leer je kinderen dan niet dat zwarte mensen minderwaardig zijn? Deze vragen zijn niet nieuw. Al decennialang zijn er mensen die de rol van Zwarte Piet ter discussie stellen.” Aldus Jop Euwijk en Frank Rensen, de auteurs van het enige tijd geleden verschenen boek “De identiteitscrisis van Zwarte Piet”.

Hun boek is een aanrader voor iedereen die zich wil verdiepen in de ontwikkeling van het Sinterklaasfeest en die meer wil weten over de kritiek op Zwarte Piet in vroeger tijden. Euwijk en Rensen hebben de focus niet bij het huidige maatschappelijke debat over Zwarte Piet gelegd, maar bij de periode “voor het breukjaar 2011”. In dat jaar werden Quinsy Gario en Jerry Afriyie hardhandig gearresteerd tijdens de landelijke Sinterklaasintocht in Dordrecht. “Het is misschien wel het kantelpunt in de geschiedenis van de kritiek op Zwarte Piet”, aldus de auteurs. “Hierna begon de discussie aan een opmars die tot op heden niet gestuit is en zijn er nog veel meer actievoerders gearresteerd, bijvoorbeeld in Gouda (2014) en in Rotterdam (2016).”

Kinderschrik

Euwijk en Rensen gaan in op de geschiedenis van het Sinterklaasfeest, waarbij opvalt dat die traditie in de loop der eeuwen altijd aan verandering onderhevig is geweest door invloeden van buitenaf. “Om maar met de deur in huis te vallen: het is niet zeker of Sint-Nicolaas überhaupt heeft bestaan”, schrijven ze. “De oudste geschreven bron over de heilige bisschop dateert waarschijnlijk uit de negende eeuw, ruim vijf eeuwen na zijn vermeende geboortedatum.” Hij werd de beschermheilige van onder meer zeelieden, kooplui, dieven, slagers, prostituees, scholieren en kinderen. Zijn rol als kindervriend kreeg in de loop der tijd de overhand. Het waren de kruistochten vanaf het einde van de elfde eeuw die ervoor zorgden dat de legenden over Sint-Nicolaas van Oost-Europa naar West-Europa kwamen. Vanaf die tijd werden er in Nederland steeds meer Nicolaaskerken gebouwd. In de vijftiende en zestiende eeuw was het Sinterklaasfeest uitgegroeid tot een grote openbare manifestatie met optochten en markten. Die markten hadden de naam dat ze nogal uit de hand konden lopen met wilde dansen en dronkenschap.

De Reformatie uit de zestiende eeuw bracht de positie van de katholieke kerk in Noordwest-Europa aan het wankelen. Nederland werd grotendeels protestants, met name de bestuurlijke elite. Dat had grote gevolgen voor het Sinterklaasfeest. Het geloven in Sint-Nicolaas werd door protestanten gezien als een oud bijgeloof, dat bovendien overdadigheid en verkwisting in de hand werkte. Dat paste niet bij de sobere calvinistische levensstijl die zij voorschreven. Het feest was op dat moment al zo populair dat de bestuurders er niet in slaagden om het volledig te verbieden. Wel veranderde de invulling van het feest, dat zich verplaatste van de openbare ruimte naar de huiskamer. Omdat de protestanten een einde wilden maken aan het katholieke vereren van heiligen, mocht de beeltenis van Sint-Nicolaas niet langer meer zichtbaar zijn in de openbare ruimte. Daardoor ontstonden er allerlei privé-interpretaties van Sinterklaas, die gaandeweg veranderde in een nogal griezelige figuur die straffen uitdeelde. “Het dreigende element werd door opvoeders ingezet om kinderen in het gareel te houden”, aldus de auteurs. In het midden van de negentiende eeuw gingen er stemmen op om het Sinterklaasfeest te “fatsoeneren”. Sinterklaas moest niet langer worden voorgesteld als een boeman en een kinderschrik.

Pofbroek en maillot

Het in 1850 gepubliceerde “Sint Nicolaas en zijn knecht”, geschreven door de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman, voldeed aan die wens. Het boekje was gevuld met moralistische rijmpjes (waaronder “wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe”) en prenten van een “fatsoenlijke” Sint-Nicolaas. Het belangrijkste nieuwe element dat Schenkman introduceerde, was de zwarte bediende naast Sinterklaas. Die knecht was in de eerste druk van het boekje nog gekleed in soort matrozenkleding: een lange witte broek en een kort wit jasje. Vanaf de derde druk had de toen nog naamloze knecht een Spaans pagepakje aan. “Het hebben van een bediende gaf de Sint een deftig imago en verleende hem meer status”, aldus Euwijk en Rensen. “Het straffen van mensen kon hij voortaan aan hem overlaten.”

Waarom koos Schenkman specifiek voor een zwarte knecht, zo vragen de auteurs zich af. “Er bestaat helaas geen bron waarin hij zijn keuze motiveert. In zijn gedicht ‘Sint Nicolaas schenkt ieder wat’, dat in hetzelfde jaar als ‘Sint Nicolaas en zijn knecht’ verscheen, verwees Schenkman wel naar het ‘Turkje’ van de tante van de koning. Daarmee werd het dertienjarige jongetje bedoeld dat prinses Marianne van Oranje-Nassau in 1850 had gekocht op een slavenmarkt in Alexandrië.” Volgens diverse deskundigen lijkt het er sterk op dat Schenkman werd geïnspireerd door schilderijen uit de zeventiende en achttiende eeuw, waar zwarte mensen als een soort zijlijnfiguren op werden afgebeeld “om de rijkdom van de opdrachtgever te illustreren”. Dat waren vaak tot slaaf gemaakte zwarte kinderen die als bedienden werden ingezet in Europese vorstenhuizen. Ze werden “pages” of “Moortjes” genoemd en droegen een pofbroek met een maillot en vaak ook een molensteenkraag. De Zwarte Piet-figuur is terug te voeren tot deze tot slaaf gemaakte zwarte kinderen. “Uit ons onderzoek blijkt dat de invulling van Zwarte Piet duidelijk is beïnvloed door de Nederlandse koloniale geschiedenis. Zwarte Piet beeldt misschien niet letterlijk een tot slaaf gemaakte mens uit, maar is zonder twijfel te vergelijken met de karikaturen van zwarte mensen die ten tijde van het kolonialisme en de slavernij opkwamen.”

Afschaffing

Tot het midden van de twintigste eeuw werd Zwarte Piet door auteurs en vormgevers vaak nadrukkelijk voorgesteld als zwart persoon. Dat blijkt uit de in 2000 verschenen afstudeerscriptie “Zwarte Piet en Witte Klaas” van Bianca Berends. Zij onderzocht 69 kinderboeken uit de periode 1913-1998 en ontdekte onder meer dat Zwarte Piet in de loop van de twintigste eeuw is veranderd van een angstaanjagende volwassene in een dommige kinderlijke figuur. “De relatie tussen Sint en Piet in kinderboeken was volgens de onderzoekster een afspiegeling van hoe het Westen naar de rest van de wereld kijkt”, aldus Euwijk en Rensen. “Ten tijde van het kolonialisme zag het Westen zich als biologisch superieur en werd het koloniale systeem, inclusief de slavernij, gezien als een natuurlijk verschijnsel. Witte mensen waren de baas, zwarte mensen de knecht. Het afschaffen van de slavernij, het verwerpen van de rassenleer en de dekolonisatie brachten echter geen gelijkheid. Het Westen bleef zichzelf superieur wanen, omdat het een voorsprong zou hebben.”

Zwarte kinderen en volwassenen worden vaak uitgescholden voor Zwarte Piet. Dat was vroeger ook al zo. En ook toen al klaagden zwarte mensen daarover. De auteurs kwamen een klacht van een zwarte man op het spoor uit 1927. Die zwarte man “moest toen voor de Rotterdamse politierechter verschijnen, omdat hij een havenarbeider had geslagen. De beklaagde verweerde zich bij de rechter met het feit dat hij was uitgescholden en zei dat zwarte mensen in Nederland voortdurend worden uitgemaakt voor Zwarte Piet. ‘Alle rechtspositie wordt ons hier in Nederland ontnomen, want zelfs politieagenten staan ons uit te lachen. Is er soms iets te lachen?’”. In de negentig jaar sinds 1927 zijn er ontelbaar veel zwarte mensen vernederd met de Zwarte Piet-figuur. En veel zwarte en witte mensen hebben zich er daarom tegen uitgesproken, zo blijkt uit “De identiteitscrisis van Zwarte Piet”. Vandaag de dag neemt hun invloed nog steeds toe. En daarmee zijn we komen te staan aan de vooravond van de afschaffing van de racistische karikatuur.

“De identiteitscrisis van Zwarte Piet”, Jop Euwijk en Frank Rensen. Uitgeverij: Atlas Contact, € 21,99. ISBN: 9789045034973.

Harry Westerink