Bezuinigingen op rechtshulp treffen mensen zonder papieren hard

Demonstrerende advocaat.
Demonstrerende advocaat.

In november luidden advocaten de noodklok over de bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand. Met een rouwstoet droegen ze in toga gekleed de rechtsbijstand symbolisch ten grave. Naar eigen zeggen neemt staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven de verplichting van de overheid om te zorgen voor rechtsbijstand voor minder draagkrachtigen serieus. Maar de sloopkogel van het kabinet Rutte II geeft het gebouw van de rechtsbijstand harde klappen. Ook migratie-advocaten zijn daarvan flink de dupe, waardoor mensen zonder papieren de gang naar de rechter nog moeilijker kunnen maken.

In het stelsel van de gefinancierde rechtsbijstand betaalt de staat de kosten van de advocaat voor mensen met een minimuminkomen, met uitzondering van een eigen bijdrage. Zonder overheidsfinanciering kunnen minima immers geen advocaat betalen. Bezuiniging op die rechtsbijstand leidt voor armen daardoor al snel tot beperking van de toegang tot de rechter. De afbraakmaatregelen van Teeven zijn daarom in strijd met grondrechten, zo stelt advocaat Jelle Klaas.

Afhankelijk

Binnen de grote groep van mensen met een minimuminkomen hebben migranten en vluchtelingen zonder verblijfsrecht een extra kwetsbare positie. Ze mogen volgens de regelgeving niet werken en zijn uitgesloten van uitkeringen en vrijwel alle andere overheidsvoorzieningen. Maar de gefinancierde rechtsbijstand staat nog wel voor hen open. Dat is maar goed ook, want anders zouden ze helemaal niet meer kunnen procederen over verblijfsrecht of basisrechten als onderdak. Juist deze procedures zijn letterlijk en figuurlijk van levensbelang. Voor veel vluchtelingen dreigt immers uitzetting naar hun land van herkomst, vol armoede, honger en geweld. Ook als ze niet worden gedeporteerd, betekent geen papieren hebben een leven zonder toekomstperspectief, op straat, zoals vluchtelingen de laatste twee jaar hebben laten zien met hun strijd voor onderdak en verblijfsrecht.

De gefinancierde rechtsbijstand is bestemd voor de armste groepen in de samenleving. Door de bezuinigingsmaatregelen van de staatssecretaris komen advocaten die deze groepen ondersteunen, flink in de problemen. Dat geldt zeker voor advocaten die vooral migranten en vluchtelingen bijstaan. Ze hebben vaak helemaal geen rijkere cliënten die hun rechtshulp zelf kunnen betalen, en zijn voor hun inkomsten daarom afhankelijk van de gefinancierde rechtsbijstand. Sommige advocatenkantoren vrezen op termijn zelfs voor hun voortbestaan.

“Het verlenen van rechtsbijstand zal niet of nauwelijks kostendekkend zijn. Advocaten zullen afhaken. De bezuinigingen zullen uiteindelijk averechts werken voor de kwaliteit van de rechtshulp”, schreef de Orde van Advocaten onlangs. “Enkele maatregelen zullen specifiek voor vreemdelingenzaken veel verdergaande gevolgen hebben dan voor andere rechtsgebieden.” Volgens de Orde zullen vooral advocaten “die slechte bijstand verlenen doorgaan met hun praktijk. Zij besteden zo weinig tijd aan hun cliënt en de procedure dat het voor hen rendabel zal blijven om de vreemdelingenpraktijk voort te zetten.” De beroepsorganisatie vindt het “onacceptabel” dat rechtshulp voor veel mensen onbetaalbaar en onbereikbaar wordt. “Je gelijk halen is een recht, geen luxe.”

Liefdewerk oud papier

Met de brief van 5 november reageerde de Orde van Advocaten op een maatregel die Teeven al op 1 oktober invoerde, namelijk het verlagen van de rechtsbijstandvergoeding voor zaken die zonder rechtszitting worden afgedaan. In plaats van ruwweg 850 euro werd de vergoeding verlaagd tot 210 euro, pakweg 640 euro minder dus. Voor de staatssecretaris is die verlaging niet meer dan logisch. Als een zaak zonder zitting wordt afgedaan, dan is er blijkbaar geen twijfel over de uitkomst, zo stelt hij. In dat geval zou er volgens hem minder voorbereidingstijd nodig zijn, en daar zou een lagere vergoeding bij passen.

Maar die redenering is volgens advocaten onzin. “Voor dat bedrag kan eigenlijk niet meer gewerkt worden”, betogen de hoogleraar Sociale Rechtshulp Mies Westerveld en verblijfsrechtadvocaat Marq Wijngaarden. “Een beetje kantoor kan dan net de secretariaatskosten betalen, al het andere is liefdewerk oud papier.” Volgens Westerveld en Wijngaarden heeft het inplannen van een zitting niets te maken met de hoeveelheid werkuren die een advocaat in een zaak moet stoppen. De hoogste rechter bij zaken op het gebied van migratierecht, de Raad van State, handelt zaken juist bijna altijd standaard zonder zitting af. Maar dat betekent helemaal niet dat die zaken weinig tijd en menskracht kosten. Westerveld en Wijngaarden: “In asielzaken wordt meer dan 96 procent van de zaken zonder zitting afgedaan, in andere rechtsgebieden is dat ongeveer 15 procent”. De Orde van Advocaten noemt dat “een opmerkelijk verschil” en merkt verder op dat de Raad van State zelf toegeeft dat “in een wezenlijk aantal zaken een goede grond bestaat in hoger beroep te gaan”. Oftewel: het gaat hier zeker niet om bij voorbaat kansloze zaken.

Ook de IND stelt in bezwaarzaken vrijwel nooit een zitting vast. In de werkinstructie van de dienst wordt de redenering van de staatssecretaris juist omgedraaid: bij twijfel over een zaak worden IND-medewerkers aangemoedigd om de zaak af te wijzen als “kennelijk ongegrond” en geen zitting te plannen. Volgens advocaat Barbara Wegelin vreest de dienst dat de termijn van een zaak wordt overschreden. “Als je vervolgens in beroep gaat, geeft de advocaat van de IND soms gewoon toe dat het onzorgvuldig was om de cliënt niet te horen.”

Zeventien keer

In hoger beroep doet zich nog een ander probleem voor. De griffierechten die aan de Raad van State moeten worden betaald voordat de zaak inhoudelijk wordt behandeld, zijn hoger dan de vergoeding die de advocaat krijgt als er geen zitting komt. Kunnen mensen zonder papieren de griffierechten niet zelf betalen, wat vaak voorkomt, dan zouden hun advocaten zelfs geld moeten toeleggen in het geval van zaken zonder zitting.

Nog onrechtvaardiger wordt het als de vergoeding van de advocaat die de staat zelf inschakelt voor hoger beroepszaken, wordt vergeleken met de vergoeding van de verblijfsrechtadvocaat. De vluchtelingensteungroep INLIA kwam erachter dat een landsadvocaat gemiddeld 11,89 uur declareert met een urenvergoeding die drie keer zo hoog is als die van de verblijfsrechtadvocaat via de gefinancierde rechtsbijstand. INLIA berekende dat de landsadvocaat daardoor gemiddeld maar liefst zeventien keer zoveel betaald krijgt als de advocaat die mensen zonder papieren bijstaat.

Bekende advocatenkantoren als Böhler en Hamerslag en Van Haren hebben laten weten dat ze geen hoger beroep-zaken meer doen. Advocaat Igna Oomen van Hamerslag en Van Haren plaatste zelfs advertenties op een digitaal advocatenplatform om een advocaat te vinden die haar hoger beroep-zaken wil overnemen. Minder tijd besteden aan voorbereiding willen de advocaten van deze kantoren niet. Wijngaarden van Böhler Advocaten: “Ik ga geen flutstukjes schrijven.” Oomen: “Een fatsoenlijke voorbereiding van de zaak zou tien uur kosten. Oftewel: een bruto-omzet van twintig euro per uur. Dat kan ik mij niet veroorloven.”

Twee vliegen

Teeven heeft nog meer bezuinigingsplannen klaarliggen om het verblijfsrechtadvocaten steeds moeilijker te maken. Als het aan hem ligt, dan zouden advocaten in de toekomst ook minder uren moeten declareren in een opvolgende verblijfsaanvraag. Als zo’n tweede of volgende aanvraag geen verblijfsvergunning oplevert, dan zouden dergelijke zaken voor advocaten nog maar weinig inkomsten opleveren. Dat zou ook gaan gelden als die vervolgprocedure een ander soort zaak betreft, zoals in het geval van een afgewezen vluchteling die daarna een verblijfsaanvraag begint wegens een ziekte waarvoor hij in zijn land van herkomst geen medische zorg kan krijgen. Het gaat om tijdrovende zaken die zeker meer werk kosten dan de uren die dan nog vergoed zouden gaan worden.

Een van de stokpaardjes van de staatssecretaris, “het stapelen van procedures”, zou zo worden tegengegaan. Teeven “impliceert dat er sprake is van een aanvraag die inhoudelijk kansloos is”, aldus de Orde van Advocaten, en hij “veronderstelt kennelijk dat het starten van vervolgprocedures zonder recht en reden mede aan advocaten is te wijten, die hun cliënt adviseren dit te doen, vanuit een eigen financieel belang.” In feite is het beleid van migratiebeheersing zo dichtgetimmerd dat migranten en vluchtelingen alles uit de kast moeten halen om nog enige kans te maken op verblijfsrecht. Met zijn “stapeling van bezuinigingen” op de rechtshulp voor mensen zonder papieren maakt de staatssecretaris die kans nog kleiner dan hij al was. Want wie zou er dan nog mensen zonder verblijfsrecht juridisch willen bijstaan? De afbraak van die rechtshulp komt Teeven vanzelfsprekend goed uit. Hij is immers niet alleen de staatssecretaris van de gefinancierde rechtsbijstand, maar gaat ook over het keiharde migratiebeheersingsbeleid. Zo vangt hij twee vliegen in één klap: minder geld uitgeven aan armen en mensen zonder papieren nog meer uitroken.

Mariët van Bommel