Campagne tegen Flextensie komt op stoom

Van links naar rechts: Suzanne de Visser, Guus Budel en Martine van Ommeren.
Van links naar rechts: Suzanne de Visser, Guus Budel en Martine van Ommeren.

Begin november gingen we de strijd aan met “flextensie”, een nieuwe ‘vrijwillige’ vorm van dwangarbeid. Een maand later publiceren we “Flextensie: booming business over de ruggen van baanlozen”, een artikel over de oprichters van de BV Flextensie Nederland en hoe die het “flextensieconcept” uitrollen. Flextensie stelt bijstandsgerechtigden te werk bij reguliere bedrijven, maar dan zonder loon of arbeidsrechten. Dat is financieel voordelig voor bazen, gemeenten en natuurlijk Flextensie zelf. Het onthullende artikel veroorzaakt nogal wat ophef onder uitkeringsgerechtigden en allerlei critici, en het wordt flink verspreid via sociale media. Er verschijnen artikelen in de gevestigde media en er worden zelfs Kamervragen gesteld. En door de schijnheilige reacties van Flextensie zelf neemt de commotie alleen maar verder toe.

Zonder zuurstof dooft een vuur: come on people, fuel this fire!

Eind december komt dagblad Trouw met het artikel “Niet iedereen blij met baan plus bijstand”. Daarin doet Guus Budel, de founding godfather van Flextensie en door Trouw consequent Bludel genoemd, alle kritiek af als “politiek geraaskal”. In een bijgaand redactioneel gunt de krant Flextensie het voordeel van de twijfel. Trouw gelooft in de “goede bedoelingen” van de ondernemers, moppert een beetje over transparantie van de financiën en vindt het jammer als reguliere arbeidsplaatsen verloren zouden gaan door het “flextensieconcept”.

Het Dagblad van het Noorden publiceert daarna een schaamteloos promotiestuk voor de BV met als titel “Flextensie: verdienen naast een bijstandsuitkering”. Lokale politici en projectmanagers zalven daarin het uitbuitconcept, en er wordt maar liefst één uitkeringsgerechtigde opgevoerd als succesverhaal: die liet zich door Flextensie uitbuiten en vond een tijdelijke job.

In het streng christelijke Nederlands Dagblad (ND) krijgen de mede-oprichters van Flextensie Martine van Ommeren en Suzanne de Visser alle ruimte om de uitbuitconstructie te verdedigen via een oppervlakkig opiniestukje getiteld “Flexwerk: een leven met veel gedoe en weinig zekerheid. Dat kan anders”.

Het NRC komt ook met een artikel: “Flexwerk voor twee euro per uur”. Daarin mogen Van Ommeren en De Visser het zogenaamde “sociale ondernemingskarakter” van Flextensie promoten en brengen ze de omzetcijfers naar buiten. Om het “niet winstgedreven” karakter van de “social enterprise” te benadrukken schermen ze met het ‘schamele’ maandsalaris van 3.700 euro bruto dat ze zichzelf toekennen. De redactie blijkt zowaar drie baanlozen gevonden te hebben die het uitbuitconcept niet afkraken.

Op woensdag 25 januari publiceert Anja Eleveld, onderzoekster en docent aan de Vrije Universiteit, een rechtstechnisch artikel over de uitbuitconstructie van Flextensie. En diezelfde dag plaatst De Volkskrant het artikel “Werken voor de bijstand – en voor de gemeente” (achter de paywall), dat in feite niet meer dan een onbetaalde advertentie is.

Hengelen naar individuele ervaringen

Tijdens het schrijven van hun artikelen nemen enkele van de journalisten en redacteuren contact op met Doorbraak en DwangArbeid Nee Groningen (DANG). Wat goed zeg, zo’n inhoudelijke informatie- en gedachtenwisseling tussen pers en…. nee dus! Er wordt slechts gehengeld naar baanlozen die ervaring hebben met Flextensie. Of wij die kennen en zo ja, of we ze dan in contact kunnen brengen met de Trouw, het Dagblad van het Noorden of het NRC.

Het is net alsof het “flextensieconcept” slechts vanuit twee invalshoeken kan worden benaderd. Dat van de flextensie-uitrollers – Flextensie Nederland en de gemeenten die ermee in zee gaan – of dat van de baanloze die zonder loon en arbeidsrechten te werk wordt gesteld via de “sociale onderneming” Flextensie. Veel dwangarbeiders durven zich niet openlijk kritisch uit te laten uit angst voor financiële repercussies, ze zien geen andere manier van overleven dan ‘netjes’ ja en amen zeggen, en daardoor leiden veel interviews met flextensie-slachtoffers tot promotiepraatjes. Wij werken niet mee aan deze individualisering en depolitisering van de dwangarbeid. We leveren geen baanlozen aan journalisten, die zoeken ze zelf maar. Wij leveren alleen politieke kritiek, op dwangarbeid en in dit geval flextensie. En daar zijn de meeste journalisten dan weer nauwelijks in geïnteresseerd. ‘Kritiek’ halen ze wel in de parlementaire politiek, daar is ie tenminste niet links of van onderop.

Kamervragen

Naar aanleiding van het Trouw-artikel stellen de SP, de VP, en de PvdA Kamervragen, die overigens louter technisch van aard zijn. De beantwoording door staatssecretaris Jetta Klijnsma was niet bepaald spannend. Klijnsma gaat zich “laten informeren over de wijze waarop gemeenten invulling geven aan dit instrument en onder welke condities dit instrument wordt toegepast”. Een zoveelste non-onderzoek dus. Gemeenten bepalen hoe baanlozen moeten “reïntegreren”. Flextensie is een “reïntegratiemiddel” binnen de kaders van de Particiatiewet, zegt ze, en dus moeten er strafkortingen worden opgelegd aan bijstandsgerechtigden die via Flextensie te werk worden gesteld en daar niet zo blij mee zijn. Zo, nu kunnen Budel, Van Ommeren en De Visser in ieder geval niet meer beweren dat flextensie zich onderscheid van ‘reguliere’ dwangarbeid doordat het “vrijwillig” is.

Na de beantwoording en een “debat” roept de SP nog steeds “Stop werken zonder loon en weg met verdringing!”, kruipt PvdA-er John Kerstens in een hoekje weg want hij levert na de verkiezingen zijn zetel in, en vervolgt VP-er Norbert Klein zijn “basisinkomen”-promotie in afwachting van antwoord op zijn vragen door Asscher.

Lokale vragen

Inmiddels schijnen zo’n vijftig gemeenten iets te zijn aangegaan met Flextensie Nederland. In slechts twee daarvan zijn raadsvragen gesteld, technische vragen natuurlijk. “Na beschuldigingen van de Groningse actiegroep Dang (DwangArbeid Nee Groningen) aan het adres van Flextensie zijn de Zaanse PvdA-ers nieuwsgierig naar de activiteiten in Zaanstad van de arbeidsbemiddelaar”, meldt het Noord-Hollands Dagblad. De beschuldiging dat Flextensie in dwangarbeid zou voorzien, vindt PvdA-raadslid Eylem Koseoglu vanzelfsprekend te ver gaan, want “mensen geven zich vrijwillig op”, meent ze te weten.

Heleen de Boer stelt namens GroenLinks Utrecht vragen. De partij wil weten of Flextensie niet vooral een verdienmodel is voor het bedrijf en de gemeente, in plaats van een aantrekkelijke manier om bij te verdienen voor de bijstandsgerechtigde. Bijverdienen in de bijstand is immers een stokpaardje van het neo-liberale GroenLinks. In Barendrecht maakt wethouder Lennart van der Linden zich geen zorgen: “Nee, wij zetten geen bijstandsgerechtigden in de uitverkoop”. Hij had zowaar drie baanlozen gesproken die via het flextensieconcept al dan niet aan een baan waren gekomen.

Hoe Flextensie rolt

Flextensie is naar eigen zeggen een “sociale onderneming”. In Trouw legt “Bludel” uit dat de gemaakte winst terugvloeit in het bedrijf om “de dienstverlening te verbeteren”. Kennelijk is het “sociaal” om winst te maken en die te gebruiken om het “flextensieconcept” beter “in de markt” te zetten, om de werklozenindustrie efficiënter te maken. Het “primaire doel” is om zoveel mogelijk baanlozen te werk te stellen, rechteloos en onder het regime van de Sociale Dienst welteverstaan. Wat dan heul erg “sociaal” zou zijn.

In het NRC-artikel benadrukken Van Ommeren en De Visser, beide medeoprichter van de BV, dat ze dus “niet winstgedreven” zijn. Alle zes de personeelsleden van Flextensie – of zijn het er zeven zoals in Trouw werd gesteld, of meer? – krijgen ongetwijfeld een vet salaris. Dat salaris, bij elkaar gewerkt door de via hen tewerkgestelde rechteloze baanlozen – is natuurlijk geen winst. Het is een loon mét arbeidsrechten; de “sociale” uitbuiters weten hun eigen bestaanszekerheid goed beveiligd.

Dat loon krijgen ze onder andere uitbetaald om gemeenten te adviseren, de administratie af te handelen en de beoogde winsten te vergroten. Daar kritiek op hebben is kennelijk “politiek geraaskal”, want Flextensie moet “natuurlijk ook wat te verkopen hebben”, aldus Budel. Het neo-liberale verdienmodel bekritiseren is volgens hem dus politiek, maar het promoten ervan dan kennelijk weer niet. Het is sowieso politiek om via het “flextensieconcept” nog meer te willen bezuinigen op de Participatiewet, op de bijstand en bijstandsgerechtigden.

Problemen vergroten

Van Ommeren en De Visser zeggen in het ND dat het een heel gedoe is om flexwerk te combineren met een bijstandsuitkering. Dat vinden ze erg vervelend voor mensen. Maar ja, het is de “realiteit van de arbeidsmarkt” en met het “flextensieconcept” menen ze een tijdelijke oplossing te bieden, een pleistertje voor het bloeden. In werkelijkheid stimuleren ze met het tewerkstellen van bijstandsgerechtigden in onbetaalde flexjobs juist de flexibilisering van de arbeidsmarkt, en vergroten ze onze problemen.

Van Ommeren en De Visser beweren ook dat ze luisteren naar “de doelgroep”. Dat zou goed kunnen, maar de informatie die ze weten los te peuteren, gebruiken ze niet ten voordele van hun “doelgroep”, want die wordt niets wijzer van de ‘vrijwillige’ vorm van dwangarbeid die Flextensie promoot! En ook niet van de “premie voor arbeidsinschakeling” waar die twee euro fooi per gewerkt uur vandaan schijnt te komen. Die habbekrats moet ook niet hoger worden, want, zo zegt De Visser in het NRC: “Het moet ook niet méér zijn, anders is er geen prikkel meer om gewoon werk te zoeken.” Ze vinden het dus prima dat bijstandsgerechtigden met een waslijst aan verplichtingen een uitkering “mogen” ontvangen en zich daarnaast vrijwillig en rechteloos kunnen laten uitbuiten op de flexmarkt. Voor de bobo’s van Flextensie zijn bijstandsgerechtigden slechts gewillige objecten waarmee ze lonen voor zichzelf en bezuinigingen voor gemeenten en bedrijven binnenhalen.

Puk Pent en Bart de Baan