De discussie die niet gevoerd mocht worden

Slavernij: de "Gouden Eeuw" was een hel voor veel Afrikanen.
Vorige week schreef Harry Westerink op deze site het artikel “Nederland maakte veel meer winst via slavenarbeid dan via slavenhandel“. Daarin gaf hij aandacht aan een recent onderzoek van de historici Matthias van Rossum en Karwan Fatah-Black over slavenhandel, en de kritiek daarop van Sandew Hira. Onder Westerinks artikel verschenen enkele commentaren, en daar heeft Hira uitgebreid op gereageerd op de website van het International Institute for Scientific Research (IISR). We nemen die reactie hieronder integraal over.

Als er geen tegenargumenten meer zijn…

Het is normaal geworden in de discussie over slavernij en kolonialisme. Als er niks mis is met de argumenten van een criticus, dan moet er iets mis zijn met de persoon van de criticus.

Naar aanleiding van de publiciteit over het onderzoek van Matthias van Rossum en Karwan Fatah-Black heb ik een kritische bespreking gemaakt van hun artikel. Ik heb die bespreking naar hen gestuurd in de verwachting dat dit het begin zal zijn van een discussie over hun bevindingen. Zij geven een reactie op die kritiek en vervolgens kom ik met een repliek. Tot nu toe is er niets aan de hand. We hoeven het niet met elkaar eens te zijn, maar wisselen onze standpunten uit. Ik verwacht dat mijn repliek tot nieuwe tegenargumenten zal leiden en zo dragen we in de publieke discussie bij aan de meningsvorming over slavernij en kolonialisme.

In plaats van een antwoord te geven op mijn repliek krijg ik van beide heren emails met de mededeling dat deze “niet voor publicatie zijn bestemd”. Kennelijk is de verwachting dat hun wens mijn gebod zal zijn. Vervolgens gaat hun hele communicatie niet meer over de argumenten die ik aanvoer (eenzijdigheid van benadering, verkeerde vergelijking van handel, e.d.), maar schrijft Van Rossum dat mijn kritiek “volstrekt niet door de beugel kan en de inhoud van het debat niet ten goede komt”. Fatah-Black schrijft: “Je gebrek aan respect bemoeilijkt de communicatie behoorlijk, en maakt de gelijkwaardige uitwisseling van ideeën vrijwel onmogelijk.” Van Rossum meldt: “Voor mij betekent dat – helaas – het einde van het debat.” En Fatah-Black eindigt met: “Jammer, maar voor mij is hiermee dit hoofdstuk ook afgesloten.”

Wat zijn hun criteria voor hoe je een goed debat moet voeren? Geen woord daarover. Het is de eeuwenoude arrogantie en het eeuwenoude superioriteitsgevoel van de kolonisator. Wij bepalen wat respectvol is. Wij bepalen hoe een discussie gevoerd moet worden. Het is geen kwestie van samen de regels formuleren. Het is niet eens kwestie van regels formuleren, want die zijn gewoon in hun hoofd en daar moet je je maar aan houden, wat die regels ook mogen zijn.

Het hele circus is de oude truc: als je geen antwoord hebt op kritiek, als er niks mis is met de argumenten van jouw criticus, dan moet je zorgen dat er iets mis is met de criticus. Ze leren het al vroeg van hun professoren.

Nu Van Rossum en Fatah-Black bang zijn geworden om de discussie verder te voeren vanwege hun gebrek aan argumenten, zouden we denken dat de discussie stopt. Gelukkig is dat niet zo.

De website van de organisatie Doorbraak heeft de discussie opgepakt. Doorbraak is een linkse basisorganisatie die strijdt voor een ecologisch duurzame wereld zonder uitbuiting, onderdrukking en uitsluiting. Doorbraak is ook de enige linkse organisatie die consequent en consistent het geluid van “decolonizing the mind” (DTM) laat horen in de discussie over slavernij en kolonialisme. Op de website heeft Doorbraak een bericht geplaatst over mijn kritiek op Van Rossum en Black. Daarop hebben twee mensen gereageerd: Eric en Joel. In deze bijdrage ga ik in op hun commentaren. Hun bijdragen beschouw ik als een follow-up van de discussie.

Wetenschappelijk kolonialisme

Eric en Joel brengen de volgende argumenten naar voren. Joel schrijft: “Ten eerste is het oneerlijk het onderzoek te bestempelen als ‘wetenschappelijk kolonialisme’, alleen omdat het zou ‘uitgaan van het perspectief van de kolonisator’. Voor zover ik weet was dit heel concreet, empirisch onderzoek naar de economische winst die met de slavenhandel werd gemaakt. Die winst kan worden onderzocht en uitgerekend, het is een objectief feit. Dat heeft niets met een ‘koloniaal perspectief’ te maken, maar lijkt mij juist hele nuttige informatie om het koloniale systeem te begrijpen.”

Joel heeft een punt. Als je puur een cijfer uitrekent over de winst die gemaakt is, dan is er niets aan de hand. En cijfers zijn nuttige feiten om te weten. Maar dat is niet het geval hier. Het gaat niet om een feitelijke berekening, maar om een interpretatie van de cijfers. En daar is waar de auteurs en ik volstrekt verschillende benaderingen hebben. Wat vertellen de cijfers van Van Rossum en Fatah-Black volgens hun eigen redenering? Dat de slavenhandel een grotere economische impact had dan tot nu toe werd aangenomen. Emmer en Den Heijer hadden het bedrag van 23 miljoen uitgerekend. Zij komen uit op een bedrag van 63-79 miljoen? Wat is daar zo “wetenschappelijk-kolonialistisch” aan?

Ten eerste, hun referentiekader van waaruit ze de cijfers interpreteren. In hun referentiekader is de economische impact uitsluitend beperkt tot de impact op de Nederlandse economie. In mijn bespreking refereer ik naar het boek van Walter Rodney “How Europe underdeveloped Africa” dat aangeeft wat de economische impact op Afrika is geweest (de destructie van de economie en samenlevingen in Afrika). Geen woord hierover. De eenzijdigheid in de interpretatie van de cijfers is deel van het referentiekader van het wetenschappelijk kolonialisme. Als de auteurs hadden uitgelegd dat de economische impact in Nederland positiever is geweest dan men tot nu toe dacht, hoewel de economische impact voor Afrika net zo dramatisch was, dan waren hun cijfers geplaatst in een evenwichtig kader.

Het referentiekader ontkoppelt winst van verlies. In DTM is het kader dat de transatlantische mensenhandel en het systeem van slavernij een misdaad is tegen de menselijkheid. Door de ontkoppeling verhul je het feit dat de cijfers geen enkele betekenis hebben in het kader van deze misdaad. Laat me dat als volgt toelichten. Joel stelt dat “economische winst vaak samengaat met menselijk lijden” dus heeft het geen zin om expliciet de koppeling te maken. Maar stel nu dat verlies wordt geleden of minder winst wordt gemaakt dan men had kunnen maken. Betekent dat dat er geen menselijk lijden is? Stel dat de auteurs gevonden hadden dat het bedrag lager was dan tot nu toe was aangenomen, niet +23 miljoen, maar, zeg, -23 miljoen. Wat zou de betekenis van -23 miljoen zijn geweest voor de beoordeling van deze misdaad tegen de menselijkheid? Niets. Daardoor verliezen de cijfers hun betekenis voor de nakomelingen van de slachtoffers van de misdaad en is het alleen relevant voor de nakomelingen van de daders, die geïnteresseerd in de vraag of overgrootopoe veel of weinig verdiend heeft aan zijn criminele activiteiten. Overigens maken de auteurs op geen enkele manier duidelijk dat het om criminele activiteiten ging en doen voorkomen alsof het om “normale” activiteiten ging, zoals de handel in koeien of varkens. Dat is het referentiekader waar ik kritiek op heb en dat ik als “wetenschappelijk kolonialisme” aanduid.

Het tweede kenmerk van het wetenschappelijk kolonialisme is de manier waarop de relatie tussen mensenhandel en het systeem van slavernij wordt gepresenteerd. Steeds wordt de mensenhandel als de essentie van slavernij gepresenteerd en op zichzelf bekeken. In DTM zien we de mensenhandel als een klein onderdeel van een groter proces: de productie in de koloniën. De auteurs maken een vergelijking van hun cijfers over de handel met de cijfers van Emmer en Den Heijer, terwijl de vergelijking die ze zouden moeten maken die is tussen de impact van de handel in vergelijking met de impact van de productie. En die cijfers zijn aanwezig (de studie van Armand Zunder bevat veel materiaal), maar ze hebben ze niet gebruikt. Hadden ze dat wel gedaan, dan zouden ze gezien hebben dat zelfs met een hoger cijfer voor de handel die verhouding marginaal was. In de media is het cijfer 700 miljoen gebruikt om een bedrag te koppelen aan de impact van slavernij in plaats van 125 miljard. Dat effect heeft het artikel in het maatschappelijke debat. Daardoor wordt het onderdeel van het wetenschappelijk kolonialisme dat slavernij bagatelliseert.

Een derde kenmerk is het vermijden van taboe-onderwerpen die voor de hand liggen. Vanuit DTM ligt het voor de hand om het bedrag van een hogere winst te koppelen aan een beleidsimplicatie, namelijk de discussie over herstelbetalingen. Die discussie wordt angstvallig vermeden door het wetenschappelijk kolonialisme. In plaats daarvan komt een aanbeveling om vooral meer onderzoek te doen met name in Azië.

Een vierde kenmerk is het begrippenkader dat men gebruikt. Joel stelt: “Hira vindt ook dat de wetenschappers slaven niet ‘slaven’ moet noemen, maar mensen. Dat lijkt me lastig als je wil beschrijven hoe de slavernij werkte. Slaven werden inderdaad behandeld als handelswaar of dieren, niet als mensen. Waarom zou je dan een ander woord gebruiken?” Ook hier stel Joel een relevante vraag, die in de internationale wetenschap beantwoord is vanuit de dekoloniale benadering. In het Engels noemen ze de mensen “enslaved Africans”, “tot slaaf gemaakte Afrikanen”. Daarmee geeft men aan dat de mensen in vrijheid zijn geboren en tot slaaf zijn gemaakt. Je kunt dus heel goed het systeem van slavernij beschrijven met een begrippenkader dat uitleg dat mensen in vrijheid worden geboren en door het systeem
tot slaaf worden gemaakt.

De krankzinnige kapitalist

In de kringen van het wetenschappelijk kolonialisme is de discussie over de economische betekenis van slavernij beperkt tot de volgende stelling: als je kunt aantonen dat economische motieven niet van doorslaggevende belang zijn bij belangrijke historische processen als de Transatlantische mensenhandel en slavernij, dan moeten die motieven van niet-economische aard zijn en dus humanistisch van aard zijn. Want een economisch motief (winstbejag) is eigenlijk niet in overeenstemming met een hoge beschaving, niet-economische motieven wel. Die discussie speelt bij de afschaffing van slavernij maar ook bij de mensenhandel en de productie tijdens slavernij. Daarom heb je in het wetenschappelijk kolonialisme steeds verhandelingen die aangeven dat winst geen leidend motief was.

De discussie die voor de hand ligt, maar niet aangekaart wordt is die van wat ik noem de “krankzinnig kapitalist”. Een belangrijke wet in de economie zegt dat kapitaal zich beweegt van een sector met een lage winstvoet naar een sector met een hoge winst. Die wet wordt geformuleerd in zowel de marxistische economische theorie als in theorieën van burgerlijke economen. Simpel gezegd komt de wet op het volgende neer: als een kapitalist op zijn investering een winst kan maken van 10 procent met aardappelen telen, en 5 procent met mensenhandel, dan zal hij zijn kapitaal onttrekken aan de mensenhandel en naar de sector aardappel telen overhevelen. Hij gaat niet eeuwenlang zijn kapitaal steken in een sector die een lagere winst levert dan overige sectoren. Dit heet rationeel handelen in de kapitalistische economie. Het idee van de Gouden Eeuw (de eeuw waarin Nederlandse criminelen gouden winsten boeken met een misdaad tegen de menselijkheid) wordt in Nederlandse geschiedenisboeken geroemd als een eeuw van de slimme Nederlandse kapitalist. De hele discussie over de krankzinnige kapitalist gooit deze gedachte omver. Nu blijkt namelijk dat Nederlandse historici met een overvloed aan bewijzen proberen te komen dat de Nederlandse kapitalist wel degelijk krankzinnig was en tegen economische wetten in handelde.

Van Rossum en Fatah-Black hebben geen flauw idee dat dit de discussie is waar het om gaat, omdat hun referentiekader beperkt is tot de vraag: hebben we een ander cijfer gevonden dan Emmer en Den Heijer en de theoretische implicatie volledig over het hoofd zien. Dat is niet te wijten aan hun jeugdigheid, maar aan hun training. Ze zijn getraind door professoren van het wetenschappelijk kolonialisme.

De vergelijking met de holocaust

Joel en Eric gaan in op deze belangrijke discussie. In DTM vergelijken we de Joodse Holocaust met de Maafa, of de Zwarte Holocaust. Voor blanke Europeanen is dit een gevoelige materie, omdat de Joodse Holocaust gezien wordt als de ergste misdaad in de geschiedenis van de mensheid. Joel stelt: “Ik vind dat een vergelijking met de slavernij ook niet gepast is. Het lijkt een goedkope manier om nog eens te benadrukken hoe verschrikkelijk de slavernij was, terwijl de discussie daar helemaal niet om gaat. Het blijven totaal verschillende historische gebeurtenissen. Een belangrijk verschil lijkt me ook dat de slavernij economisch zeer veel opleverde voor de koloniserende landen, terwijl de motivatie voor de Holocaust eerder ideologisch dan economisch was.” Eric vult aan: “Ik vind de vergelijkingen die Hira hier en elders met de Shoah maakt ook niet bijzonder zinvol en historisch logisch.”

Hier hebben we inderdaad fundamentele meningsverschillen over de Holocaust. Een veelgehoorde redenering is: Je kunt ze niet met elkaar vergelijken omdat ze twee heel verschillende zaken zijn. De redenering bevat twee denkfouten. De eerste is een logische fout. Hoe kun je stellen dat ze heel verschillend zijn, als je ze niet mag vergelijken met elkaar. Of je stelt: je kunt ze niet met elkaar vergelijken, en dus zeggen we niets over de vergelijking. Of je zegt: ik heb ze met elkaar vergeleken, en constateer dat ze heel verschillend zijn. Maar je kunt logisch gezien niet zeggen: Je mag ze niet met elkaar vergelijken omdat ze verschillend zijn. Want dan heb je precies gedaan wat je je zelf hebt verboden.

De tweede denkfout is dat vergelijkingen alleen tot doel hebben om vast te stellen of zaken identiek zijn. Maar iedere vergelijking heeft tot doel om overeenkomsten en verschillen vast te stellen. De vraag wordt dus: wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de Joodse en de Zwarte Holocaust? Bij de waardeoordelen staat vast dat de Joodse Holocaust erger was. Maar als je de vergelijking ongepast vindt, dan heb je kennelijk al een waardeoordeel gemaakt waarbij je de Joodse Holocaust veel erger vindt dan de Zwarte. En hier zit het verschil tussen veel zwarte denkers en Eurocentrische denkers. Op grond waarvan vinden Eurocentrische denkers dat de Joodse Holocaust veel erger was dan de Zwarte? Zelden wordt die vraag expliciet beantwoord, en wordt impliciet ervan uitgegaan dat de Joodse Holocaust veel erger was. Een argument zou kunnen zijn dat de Joodse Holocaust geïnspireerd was door een ideologie en de Zwarte Holocaust door economische belangen. Een ander argument is dat in de Joodse Holocaust mensenlevens werden vernietigd in enkele uren en in de Zwarte Holocaust mensenlevens werden vernietigd in 20 jaar (dat was de officiële afschrijvingstermijn voor de tot slaaf gemaakte mensen). Om deze redenen zou de Joodse Holocaust erger zijn dan de Zwarte.

Maar dit is een kwestie van subjectieve afwegingen. In mijn afweging maakt het niet uit vanuit welke inspiratiebron je een mensenleven vernietigt, of het nou vanuit een racistische ideologie of economisch gewin is. Verder maak ik de afweging dat het erger is voor een mens om bewust mee te maken hoe zijn leven vernietigd wordt in 20 jaar ten behoeve van economisch gewin van een ander, dan vernietigd te worden in enkele uren. In een normale samenleving zou een bevolking moeten groeien. Tijdens slavernij daalde de bevolking en was het gedurende enkele eeuwen nodig om steeds nieuwe mensen te kipnappen en tot slaaf te maken. In Suriname waren naar schatting 350 duizend Afrikanen aangevoerd tijdens de periode slavernij. Aan het eind was 10 procent van de bevolking over ondanks het feit dat er mensen geboren werden in de kolonie. In de Engelse koloniën was dit percentage 50 procent. Het verschil geeft aan hoe wreed het Nederlands kolonialisme in Suriname is geweest.

Bovendien zijn daar de objectieve feiten: de Joodse Holocaust duurde 5 jaar, de Zwarte Holocaust duurde 350 jaar. De Joodse Holocaust vernietigde het leven van 6 miljoen mensen. De Zwarte Holocaust vernietigde het leven van honderden miljoenen mensen. In het wetenschappelijk kolonialisme wordt in de berekening alleen uitgegaan van het aantal mensen dat vervoerd is tijdens de Transatlantische mensenhandel. In DTM tellen we de mensen mee die in Afrika zijn omgekomen tijdens het kidnappen en de mensen die gedurende 350 jaar geboren zijn in vrijheid en direct na hun geboorte tot slaaf zijn gemaakt. Om die redenen vind ik de Zwarte Holocaust historisch gezien een grotere misdaad dan de Joodse Holocaust.

Maar kun je mensenlevens tegen elkaar afstrepen? Kun je leed met elkaar vergelijken? Een terechte vraag. Maar waarom stellen we die vraag niet aan de mensen die beweren dat een vergelijking met de Holocaust ongepast is? In feite wordt elke dag in alle rechtbanken in de wereld menselijk leed met elkaar vergeleken en de straffen daarop afgestemd. Zo vreemd is het niet.

De reden waarom in Europa de Joodse Holocaust gezien wordt als de ergste misdaad in de geschiedenis, is omdat er intussen zes decennia zijn verstreken waarin via onderwijs, media, films, verhalen, romans etcetera in het geheugen van de Europeaan dit beeld is gevestigd. Als hetzelfde was gebeurd met slavernij, dan zou nu iedereen het ongepast vinden om de Zwarte Holocaust te vergelijken met de Joodse. Er zouden al lang excuses zijn aangeboden. De 200 miljard herstelbetalingen die aan Israël betaald zijn zouden (nog elkaar jaar maakt Duitsland miljoenen over aan Israel; in 2011 ging het om 110 miljoen euro) zouden als peanuts worden beschouwd voor wat betaald zou moeten worden voor de Zwarte Holocaust.

Hoe komt het dat dat bewustzijn niet aanwezig is? Dat komt omdat bij alle misdaden de overwinnaars de geschiedenis schrijven. Bij de Joodse Holocaust hebben de daders van de misdaad verloren. Bij de Zwarte Holocaust hebben de daders gewonnen.

Als Duitse historici verhandelingen zouden houden over de winstgevendheid van de spoorwegmaatschappijen die Joden vervoerden naar de concentratiekampen en verwachten dat Joden in verrukking applaudiseren voor zoveel wetenschappelijk vernuft, zou iedereen ze vandaag de dag voor grote idioten uitmaken. Dat dat niet het geval is voor de studies over de winstgevendheid van de mensenhandel, geeft aan hoe ver we nog verwijderd zijn van een gedekoloniseerde geschiedschrijving van slavernij en kolonialisme.

Ik hoop dat de discussie over dit onderwerp voortgezet wordt, want ook al verschillen we fundamenteel van mening, het zijn onze argumenten en tegenargumenten die bijdragen aan een goede meningsvorming.

Sandew Hira