Directe actie als aanvulling op organizing?

Experiment. (Foto: Pauline Krebbers)
Experiment. (Foto: Pauline Krebbers)
Doorbraak heeft in Leiden bij de strijd tegen dwangarbeid voor werklozen een aantal succesjes behaald, maar het werkelijk organiseren van werklozen en anderen komt nog onvoldoende van de grond. In het kader van het verder doorontwikkelen van het Leidse organizing-experiment snuffelt Doorbraak daarom wat rond in kringen van directe actievoerders in binnen- en buitenland. Welke methoden hanteert men en werpen die resultaat af?

Begin oktober zette Doorbraak op een rijtje wat er tot dan toe zoal bereikt was met het Leidse strijdexperiment tegen de bezuinigingen en met name tegen de dwangarbeid voor werklozen. Dat experiment begon zo’n tweeënhalf jaar geleden, in september 2010. Het idee was om onze actiepraktijk aan te vullen met een aantal essentiële ingrediënten van het organizen, een methode die de vakbond een paar jaar eerder in Nederland introduceerde via de strijd van de schoonmakers. Dat liet meteen zien dat het werkte. Organizing is een in de VS ontwikkelde concrete methode om macht op te bouwen en successen te behalen. Het kan toegepast worden in de arbeidersstrijd, maar ook op andere terreinen. Kernbegrippen bij het organizen zijn onderzoek doen, gesprekken voeren, mensen organiseren, macht opbouwen, conflicten opzoeken en winnen, overwinningen vieren, en dan weer onderzoek doen, enzovoorts. Waarbij voortdurend scherp geëvalueerd wordt.

Doorbraak heeft vanaf het begin van het Leidse strijdexperiment veel gesprekken gevoerd met mensen uit heel uiteenlopende kringen. We hebben ons nadrukkelijk niet beperkt tot de bekende actiewereld. Bij de inmiddels ongeveer zestig formele gesprekken ging het ons in eerste instantie om het verkrijgen van informatie. Waar wordt bezuinigd, hoe valt dat en welke vormen van individueel en collectief protest ontstaan ertegen? Daarnaast was het de bedoeling om goede banden te onderhouden met vooral de gesprekspartners die interesse toonden in verzet. Ook op andere manieren deden we onderzoek, via internet en de papieren media. Het eerste jaar organiseerden we met onze nieuwe contacten bijeenkomsten en mobiliseerden we voor landelijke en lokale protesten. Daarna besloten we op basis van alle voorliggende informatie om onze pijlen een tijdlang te gaan richten op het nieuwe Leidse dwangarbeidcentrum. Daar zouden we, volgens onze inschattingen, mogelijk enige succesjes kunnen behalen omdat het nieuwe systeem verre van uitgekristalliseerd was, omdat naast de dwangarbeiders zelf ook anderen erdoor bedreigd worden (iedereen kan werkloos worden, en bestaande banen worden verdrongen door dwangarbeid), omdat het een plek is waar door de crisis getroffen en vooral ook boze mensen bijeengebracht worden, en waar maatschappelijk vast en zeker nog geen consensus over bestaat (buiten de kringen van beleidsmakers en machthebbers dan).

We zijn sindsdien een kleine zeventig keer, steeds met twee Doorbrakers, bij het centrum op bezoek geweest om dwangarbeiders te spreken over hun ervaringen en klachten. Over concrete misstanden (dwangarbeid is op zich natuurlijk dé misstand) publiceren we op onze website, en we vergeten nooit om ook even de lokale politici, beleidsmakers, journalisten en het management van het dwangarbeidcentrum per mail van onze nieuwste bevindingen op de hoogte te brengen. We hebben ter plekke ook actie gevoerd, niet direct heel scherp maar juist op een manier dat de dwangarbeiders mee konden en durfden te doen. Die acties hebben we, net als al onze activiteiten, scherp geëvalueerd en de conclusies daarvan gebruikt om ons strijdexperiment verder te verbeteren. We hebben dus druk opgebouwd en waar mogelijk het conflict gezocht, en dat heeft zeker enkele vruchten afgeworpen. Kortom, we hebben enige macht verworven.

Organiseren

Tegelijk moeten we constateren dat we in Leiden nauwelijks mensen formeel hebben kunnen organiseren. Weliswaar heeft Doorbraak er lokaal enkele actieve leden bij gekregen, en de meeste mensen die we spraken sympathiseren met de strijd en willen graag op de hoogte gehouden worden, maar ze zien zichzelf niet direct als kartrekkers of organisatoren. Ze komen hooguit desgevraagd af en toe naar een actie of bijeenkomst. Doorbraak heeft nu in Leiden een netwerk van zo’n 120 sympathisanten, met zeer diverse achtergronden. Wanneer we een actie of bijeenkomst organiseren, zijn we meestal met pakweg 30 tot 40 mensen: Doorbraak-leden en een relatief kleine maar vaste kern van sympathisanten, aangevuld met steeds weer anderen uit ons netwerk.

Ook op de werkvloer van het dwangarbeidcentrum is het voorlopig nog niet gelukt om iets van een organisatie op te bouwen. Deels komt dat doordat de bij Doorbraak aangesloten werklozen niet hoeven te dwangarbeiden. Die worden bewust door de cliëntmanagers geweerd om onrust binnen te voorkomen, zo hebben medewerkers van het centrum ons bevestigd. Dat is voor de betrokken Doorbrakers persoonlijk heel fijn, maar activistisch gezien ook wel weer jammer. De laatste tijd leren we gelukkig wel af en toe dwangarbeiders kennen die mogelijk wel iets willen en kunnen op het gebied van het organiseren. Maar het blijft voor hen persoonlijk natuurlijk een risico, zeker als relatief onervaren organisatoren. De meeste andere dwangarbeiders leggen zich bij hun situatie neer. Ze durven niets te ondernemen, deels ook omdat ze het idee hebben dat anderen niets willen en dat ze met te weinig zijn. En het is ook moeilijk denkbaar om echt iets gezamenlijks op te bouwen in zo’n duiventil. Maar we zijn er vast van overtuigd dat er maar één of twee echt aan de slag hoeven te gaan, en dan doet een flink aantal anderen vast wel mee. De benodigde boosheid en frustratie is er, zoveel is zeker.

Noodzaak?

Men kan zich natuurlijk afvragen of er een formele structuur in de stad en op de werkvloer nodig is, als we kennelijk toch ook succesjes kunnen behalen zonder zo’n structuur. Nu bestaat er slechts een lokale Doorbraak-afdeling die de lijnen uitzet, met een netwerk erom heen van mensen die daarin nauwelijks directe inspraak hebben, of vragen. Dat is natuurlijk een democratisch manco. Het is verder de vraag in hoeverre zo’n los verband blijvend druk uit kan oefenen, want dat is nodig, willen we grotere en diepgaandere veranderingen bewerkstelligen. Het zou kunnen zijn dat steeds meer mensen in het netwerk erin gaan groeien en zich na verloop van tijd actiever gaan opstellen. Maar daar zijn we niet helemaal gerust op.

Nog een experiment. (Foto: Pauline Krebbers)
Nog een experiment. (Foto: Pauline Krebbers)
Een hindernis kan zijn dat ons huidige beperkte strijdterrein van de dwangarbeid niet iedereen voldoende kan bekoren. Theoretisch gezien kan iedereen door dwangarbeid getroffen worden, maar dat houdt de meeste mensen natuurlijk niet dagelijks bezig. In principe betreft ons strijdexperiment weliswaar alle lokale bezuinigingen ten gevolge van de crisis, maar in de praktijk hebben we voor een periode een keuze moeten maken. We kunnen niet op alle terreinen tegelijk volledig actief zijn en daadwerkelijk invloed uitoefenen, zo is althans onze ervaring. Daartoe zijn we eenvoudigweg met te weinig mensen. Wanneer we een ander strijdterrein zouden kiezen, dan zou hetzelfde probleem waarschijnlijk opdoemen. We vragen ons af of er manieren zijn waarop we onszelf en anderen zouden kunnen organiseren, zonder onszelf te beperken tot één terrein en toch daadwerkelijk macht op te bouwen. Eén organisatievorm met macht waarin we onszelf niet beperken tot één uit ons leven geïsoleerde identiteit, maar deelnemen als de werkenden, werklozen, studenten, huurders, zorgverzekerden, reizigers, vluchtelingen en migranten die velen in meerdere of mindere mate zijn.

Voorbeelden

Naast het gebrek aan formele organisatie, kunnen we ook nog steeds moeilijk goede aanknopingspunten vinden voor de concrete strijd tegen dwangarbeid. Om mensen ervan te kunnen overtuigen dat het zin heeft om georganiseerd macht op te bouwen en uit te oefenen, is het nodig om voorbeelden te hebben van geslaagde collectieve acties en campagnes. We zijn daarom op zoek naar meer concrete aanknopingspunten om succesvol druk uit te oefenen op het dwangarbeidcentrum en de gemeente. We denken daarbij ook aan het collectief steunen van individuen die problemen hebben rond de dwangarbeid. Andere organisaties die ook van onderop bezig zijn met de concrete dagelijkse strijd hebben daar al meer ervaring mee opgedaan. We zijn ons daarom eens wat gaan verdiepen in de praktijken van de Anarchistische Groep Amsterdam (AGA) en de Bond Precaire Woonvormen (BPW), en in die van buitenlandse organisaties als Für eine Linke Strömung (FeLS) in Berlijn, Résistance au Travail Obligatoire (RTO) in Parijs en het Seattle Solidarity Network (Seasol) in de VS. Wat kunnen we van hen leren? Welke elementen van hun strijden kunnen we inpassen in ons lopende experiment?

Al deze organisaties zien op hun eigen manier kans om via directe actie individuen bij te staan om hun recht te halen. Hoe pakken ze dat aan? Hebben ze een formele structuur met leden, of vormen ze meer een netwerk? Gaan ze aan de slag met iedereen die zich met een probleem aandient, of vechten ze alleen voor en met actieve leden? Hoe besluiten ze welke kwesties ze oppakken en welke niet? Op basis waarvan? Gaat het altijd om ‘defensieve’ doelen, dat wil zeggen dat iemand zijn of haar bestaande recht haalt, of wordt er ook meer ‘offensief’ actie gevoerd? Raken de betrokken individuen nauwer aan de organisatie gebonden, of resteert ook na langere tijd toch alleen de kern van initiatiefnemers? Lukt het na verloop van tijd om iets van een lokale strijdcultuur op te bouwen, of blijft het bij een reeks losse actie-incidenten? En kan er zo een georganiseerde tegenmacht ontstaan die verder gaat dan het aanpakken van individuele problemen, en die de samenleving als geheel kan gaan veranderen?

Frankrijk

We beginnen ons onderzoeksrondje langs de strijdvelden bij RTO. Doorbraak organiseerde een jaar geleden twee bijeenkomsten met de werklozen-activisten van die Parijse club, en ook vertaalden we enkele van hun teksten. RTO bestaat uit een relatief kleine kern van radicaal-linkse activisten die met opzet geen grote en momenteel onhaalbare eisen formuleren maar welbewust aan de basis aan de slag gaan. Ze organiseren regelmatig openbare bijeenkomsten op straat waar iedereen welkom is die problemen heeft rond werkloosheid en precair werk. Met alle aanwezigen wordt ter plekke besproken en besloten welke ‘zaak’ – of beter: strijd – men die dag samen zal gaan oppakken. In de meeste gevallen komt dat neer op het collectief verhaal halen bij een uitkeringsinstantie of werkbedrijf via een korte bezetting. Daarbij wordt dan een gesprek geëist en duidelijk gemaakt dat men zonder oplossing niet zal vertrekken. Deze vorm van directe actie blijkt opvallend succesvol, en de overwinningen hebben bovendien vaak gevolgen voor veel mensen in diezelfde situatie.

RTO werkt niet met leden of een formele organisatie. Wel zijn er een aantal vaste regels. Zoals dat elke werkloze die zich aandient eerst een keer moet meevechten voor iemand anders, om solidariteit te tonen. Alle aanwezigen, inclusief de initiatiefnemers, zitten in diepe financiële problemen, hebben vaak al van alles geprobeerd, en niemand heeft zin om voor het karretje te worden gespannen van een ander die niet bereid is om iets terug te doen. RTO is dus geen blik mobiele actievoerders dat opengetrokken kan worden en naar believen ingezet, maar een strijdgemeenschap van mensen die samen ervaringen opdoen, en politiek zelfvertrouwen opbouwen en uitstralen. Deze manier van strijden blijkt echter wel zeer vermoeiend. Na enkele jaren van intensief actievoeren heeft een aantal van de initiatiefnemers tijdelijk een stapje terug gedaan, en omdat niemand het stokje echt overnam voert RTO momenteel geen actie. Er is geen blijvende formele structuur, en daar zijn de activisten niet rouwig om, want voor hen heeft organisatie alleen zin als mensen samen actief willen zijn.

Duitsland

Dan naar Duitsland. In Berlijn zijn activisten van de organisatie FeLS ongeveer tegelijk met Doorbraak in Leiden begonnen met onderzoek en organizen rond de situatie van werklozen in hun stad. Ze willen net als Doorbraak meer dan alleen protesteren tegen misstanden, en proberen een begin te maken met concrete strijd organiseren en serieus macht opbouwen. Ze voerden al veel gesprekken met werklozen, brachten de werkwijze van het plaatselijke jobcenter in kaart en voerden acties, soms wat radicaler dan Doorbraak nog organiseert in Leiden.

De activisten van FeLS zijn regelmatig aanwezig bij de ingang van het jobcenter en proberen contacten te leggen. “Niemand gaat alleen naar het jobcenter”, is een van hun belangrijkste leuzen. Als werklozen met elkaar meegaan, dan kunnen ze moeilijker geïntimideerd worden door hun “klantmanagers” en staan ze dus sterker. Doorbraak heeft vorig jaar uitgebreid aandacht besteed aan hun eerste rapportage en onlangs nog vertaalden we een interview met een van de FeLS-activisten over de actie “Couching in plaats van coaching”. Daarin gaf hij te kennen dat het formele organiseren niet goed liep, net als bij Doorbraak eigenlijk. “Er heerst teveel onmacht, passiviteit, berusting en individualisering. Daarom hebben we nu een nieuwe strategie en gaan we proberen ons in sociale netwerken te verenigen.” Meer over deze keuze hopen we binnenkort te weten te komen, wanneer FeLS-activisten op verzoek van Doorbraak eind juni naar Nederland komen voor een of twee bijeenkomsten.

VS

Helemaal aan de Noord-Amerikaanse westkust, in Seattle, hebben activisten in 2007 Seasol opgericht, en twee jaar geleden brachten ze de zeer informatieve en leerzame brochure “Build your own solidarity network” uit over hun werkwijze en ervaringen. Net als RTO in Parijs pakken ze daar systematisch via collectieve directe actie concrete problemen op van individuen, maar steeds vaker ook van groepen. Ze formuleren een concrete heldere eis en gaan daarmee naar de veroorzaker van het probleem. Wanneer die niet inschikkelijk blijkt, dan starten ze een escalerende reeks acties tot de tegenstander het opgeeft. Seasol gaat alleen gevechten aan waarvan men bij voorbaat inschat dat ze te winnen zijn, en dat lukt in de meeste gevallen ook glansrijk. Op die manier houden ze de moed erin. In de meeste gevallen gaat het om ‘defensieve’ acties, in de zin dat mensen hun bestaande recht opeisen, maar soms is dat recht er niet en strijden de activisten voor wat ze zelf rechtvaardig achten, en dat kan behoorlijk voorbij de wet liggen.

In tegenstelling tot FeLS en ook Doorbraak gaat Seasol met opzet juist niet naar plekken toe waar de mensen met problemen zich mogelijk ophouden. Door zo een eerste drempel op te werpen – kom maar naar ons! – is de kans groter dat de mensen die op zoek zijn naar solidariteit een actieve instelling hebben en ook zelf mee zullen doen aan de strijd. Mensen worden geacht lid te worden en ook anderen te steunen. En wanneer de betrokkene niet meer komt opdagen, dan stopt de organisatie per direct met de strijd voor diens zaak. Seasol heeft een flexibele organisatievorm die meegroeit met wat de praktijk vraagt, met een wisselende kern van activisten die er veel tijd in steken, een flinke groep mensen die actief mee organiseren en een mailinglijst met honderden adressen van mensen die af en toe komen meedoen aan een actie.

Seasol wil zich zeer bewust niet specialiseren op één strijdterrein, zoals bijvoorbeeld de werkloosheid bij RTO, FeLS en Doorbraak. Men gaat uit van arbeidersklasse-solidariteit op alle gebieden: wonen, werken, verzekeringen, onderwijs, banken, enzovoorts. Maar in de praktijk gaat het vaak om loondiefstal door bazen en borgdiefstal door huisbazen, waarbij de betrokkenen aankloppen nadat de arbeids- of huurrelatie beëindigd is. Ze hebben dus alleen maar iets te winnen en hoeven na afloop van het gevecht niet terug te keren op de werkvloer of in het huurhuis. Zo’n exit-strijd brengt zodoende meestal geen veranderingen ter plekke teweeg voor de mensen die er noodgedwongen verder moeten. Daarom zegt Seasol in de brochure meer tijd te willen gaan steken in het steunen van arbeiders en huurders die niet van plan zijn te vertrekken. Maar dat is een stuk gevaarlijker voor de betrokkenen. Dat zal dus niet makkelijk zijn, zoals ook Doorbraak in Leiden merkt.

Nederland

Terug naar Nederland. Hier is in 2010 de BPW opgericht die op het gebied van precair wonen individuele belangenbehartiging koppelt aan collectieve actie. Iedereen kan met de bond contact opnemen en juridisch advies of andere hulp krijgen. Of er actie gevoerd gaat worden, bijvoorbeeld bij de verhuurder op de stoep of op kantoor, hangt vooral van de persoon zelf af. De bond wil nadrukkelijk geen helpdesk zijn met oproepbare actievoerders, maar eist ook weer niet dat de betrokkene altijd zelf meedoet aan acties. Een enkeling ziet dat namelijk simpelweg niet zitten, maar in de meeste gevallen draagt de betrokkene de actie zelf. Zo wordt ook het isolement van de huurders onderling verbroken.

Anders dan bij Seasol gaat het bij de BPW overigens meestal niet om exit-situaties, maar bijvoorbeeld om huurders die noodgedwongen slechte contracten tekenden en daar pas later tegen in gevecht gaan. Ze willen dan niet hun huis uit, maar wel betere woonomstandigheden of de lagere huur waar ze recht op hebben. De meeste acties zijn in die zin ‘defensief’, maar omdat veel huurrechten zijn afgebroken valt er soms weinig te verdedigen. De bond wil daarom juist ook rechten opnieuw afdwingen. Sowieso moet de samenleving veranderen, vindt men, maar de prioriteit is nu de strijd tegen het precaire wonen.

De bond heeft al een aantal successen behaald en is snel gegroeid naar ruim honderd leden. Het gaat feitelijk om een kerngroep van zo’n vijftien activisten met daaromheen een solidariteitsnetwerk van mensen die vrijwel allemaal precair wonen: krakers, anti-krakers, tijdelijke huurders en mensen die op een camping wonen. De kerngroep probeert hen steeds actief bij de acties te betrekken, ook om een gezamenlijke strijdcultuur te bevorderen.

Amsterdam

Tenslotte naar Amsterdam. Daar timmert AGA al twaalf jaar aan de weg. De groep heeft al heel wat directe actie gevoerd en regelmatig met succes. AGA heeft een blad en een website, en een kantoor waar elke zaterdagmiddag mensen langs kunnen komen die conflicten hebben op het werk of elders. Meestal hebben die alle andere wegen al bewandeld en komen ten einde raad bij AGA aankloppen. Vaak gaat het om arbeiders die nog loon van hun voormalige baas tegoed hebben. De eerste jaren betrof dat vooral horecapersoneel, later bijvoorbeeld ook Poolse arbeiders van uitzendbureaus als Groenflex en Otto en recentelijk nog een schoonmaakster van een Bastion Hotel. Wanneer de anarchisten kansen zien, dan komen ze samen met de arbeider in actie. Ze gaan op die baas af, eisen een gesprek, en voeren daarna indien nodig de druk verder op via picket- en allerlei andere, vaak creatieve acties. AGA mobiliseert breed en is nadrukkelijk aanwezig op internet.

“We zijn ervan overtuigd dat kleinschalige prikkelende activiteiten van onderop op de langere termijn veel effectiever kunnen zijn dan grote gematigde demonstraties die van bovenaf worden aangestuurd”, vindt AGA. De groep mikt niet op groei, en de arbeiders met wie samen gevochten wordt, hoeven geen lid te zijn of te worden. Wel worden ze natuurlijk geacht mee te doen. “We zijn strijdmakkers, geen hulpverleners”, schrijft AGA in de evaluatie van de Bastion-campagne. Aan die acties deed de schoonmaakster die om hulp was gekomen, zelf op een gegeven moment niet meer mee. Dat was voor AGA reden om ermee te stoppen. Temeer daar het nauwelijks gelukt was om met andere schoonmakers in het hotel in contact te komen, laat staan hen te organiseren. Dat is ook moeilijk van buitenaf, zeker bij dit type ad hoc acties.

Conclusie

De strategie van het collectief via directe actie aanpakken van individuele problemen lijkt vaak succes te kunnen opleveren. Mits tevoren goed gekeken wordt naar de mogelijkheden om te winnen. Het blijkt echter wel bijzonder tijdrovend en vermoeiend, en als alleenstaande strategie op termijn nauwelijks vol te houden. Maar continuïteit is wel nodig om op de langere termijn daadwerkelijk enige blijvende macht op te kunnen bouwen. De strategie kan een lokale sfeer van verzet stimuleren, zoals in Seattle, maar dan lijken de ideologische veren wel enigszins afgeschud te moeten worden. En een oplossing voor het probleem hoe mensen ergens op een vaste plek te organiseren is het niet, want de meeste successen worden geboekt nadat mensen ergens weggaan. We zien directe actie daarom vooral als een aanvulling op het organizen, om voorbeelden te genereren van succesvol collectief verzet. Maar dat werkt alleen als alle betrokkenen bij de acties ook daadwerkelijk actief zijn, liefst lid van de organisatie. Want een soort veredelde hulpverlening promoot slechts afwachtendheid en afhankelijkheid, zo leert de ervaring van onze kameraden in binnen- en buitenland.

Eric Krebbers
Harry Westerink