Discussie over de strijd tegen migratiebeheersing (deel 1 en 2)

Luchtkooien van illegalengevangenis
Hier een samenvatting van een discussiestuk van de Anarchistische Anti-deportatie Groep Utrecht (AAGU) over hoe vorm te geven aan de strijd tegen migratiebeheersing. Daaronder een reactie van Doorbraak.


De enige keuze: inzet voor open grenzen

Meer bijdragen aan dit debat vind je bij het thema “Discussie”.

Er zijn in Nederland veel (lokale) groepen die zich bezighouden met de ondersteuning van vluchtelingen. Op het eerste gezicht lijkt dat allemaal heel mooi, maar we vragen ons regelmatig af wat diverse organisaties en groepen bezielt in de keuzen die zij maken. Waarom samenwerken met Justitie? Waarom meewerken aan 'vrijwillige' terugkeer? Waarom zwijgen over misstanden? Waarom niet pleiten voor het onvoorwaardelijke recht om te blijven voor alle vluchtelingen?

We twijfelen over het algemeen niet aan de goede bedoelingen van de betreffende mensen. Maar te vaak zien wij goedbedoelende mensen in de praktijk optreden als apologeten, legitimeurs of verlengstukken van het huidige vluchtelingenbeleid en de (justitiële) uitvoering daarvan. Al dan niet bewust laten ze zich inzetten om daaraan een 'humaan' gezicht te geven en tegelijkertijd de vluchtelingen kalm te houden. Wie haar of zijn inzet beperkt tot het bepleiten van een 'humanisering' van het beleid of van detentie-omstandigheden, of meent er goed aan te doen om mensen te helpen bij 'vrijwillige' terugkeer, die belandt al snel in het vaarwater van overleg en samenwerking met Justitie en aangrenzende instanties. Een consequente inzet voor de rechten van vluchtelingen kan volgens ons maar tot één keuze leiden: de inzet voor open grenzen en het recht op vrijheid van beweging voor iedereen, en daarmee voor de onvoorwaardelijke afwijzing van het huidige vluchtelingenbeleid en alle instanties die zich bezighouden met de uitvoering daarvan.

Open grenzen

AAGU werkt vanuit een anarchistische visie waarin het recht op vrijheid van beweging en het afschaffen van grenzen en staten een centrale plek inneemt. Wie van mening is dat de grenzen niet volledig open moeten, erkent daarmee de facto het recht van de staat om mensen het land uit te zetten en kan bijgevolg nog slechts bakkeleien over "wie wel en wie niet" en over de manier waarop dat gebeurt. Daarmee begeef je je op een hellend vlak. En dat vlak is glad. Meedenken met Justitie en in je eigen werk een net zo onacceptabel onderscheid maken, maar dan langs grenzen die 'humaner' lijken, tussen wie je wel en niet helpt, voor wie je je wel en niet inzet, wordt welhaast onvermijdelijk. Hele groepen mensen blijven dan afgeserveerd worden. Zo beschreef INLIA Zeeland-directeur G. Burger illegaal gemaakte vluchtelingen eens als “een gevaar voor onze samenleving”.

Dubieuze keuzen

Er zijn veel ondersteuningsorganisaties die zaken als noodopvang en leefgeld regelen, en die strikte voorwaarden hanteren aangaande de vluchtelingen die zij steun bieden. Voor veel van dergelijke initiatieven gelden soortgelijke eisen: uitzicht op legaal verblijf in Nederland is een voorwaarde voor steun. Hier wordt gewoon weer met enige afstand het overheidsbeleid gevolgd. En er blijven hele groepen mensen buiten de boot vallen. Wie kijkt er nog naar hen om?

We kunnen er nog enig begrip voor hebben dat er keuzen gemaakt moeten worden, omdat er grenzen zijn aan de beschikbare menskracht en middelen, maar niet dat deze langs de genoemde scheidslijnen genomen worden en dat steunorganisaties zich de machtspositie toeëigenen om deze beslissingen in plaats van de overheid te maken. Bij het bepleiten van het recht van individuen of bepaalde afgegrensde groepen mensen om te blijven wordt vaak ingespeeld op nationalistische sentimenten door te wijzen op goed Nederlands burgerschap. Waarom worden steeds weer argumenten aangedragen over de hoge mate van integratie van mensen in een toch al beperkte groep? Over kinderen die op school zitten en zo goed Nederlands spreken? Over gedane arbeid en betaalde belastingen? Bepalen dat soort zaken, allemaal geformuleerd vanuit 'ons' westers perspectief, wie er wel en geen recht hebben op een beter bestaan?

Bezoekgroepen

Leden van bezoekgroepen in detentie- en uitzetcentra komen vaak in een onmogelijke spagaat terecht. Aan de ene kant zijn ze geschokt door wat ze tegenkomen bij hun vrijwilligerswerk, aan de andere kant geloven ze veelal in de elementaire fatsoenlijkheid van de Nederlandse beleidsmakers en -uitvoerders, of twijfelen überhaupt niet aan de juistheid van het gevoerde beleid. Een lid van een bezoekgroep voor Detentiecentrum Soesterberg (Kamp Zeist): “Ik vind inderdaad dat wij als gemeenschap iets voor hen moeten doen, maar als volgens onze rechtsgang de mensen uitgeprocedeerd zijn, dan moet het ook afgelopen zijn. Als je hier niet meer thuishoort, moet je weg.” De illusie dat Nederland een fatsoenlijk land is, is diep verankerd, met bijgevolg het idee dat vanuit dat fatsoen de overheid uiteindelijk ontvankelijk zal zijn voor een verder vrij oppervlakkige roep om fatsoenlijk met mensen om te gaan. Zo zien we dat de confrontatie van de schrijnende praktijk van vluchtelingendetentie met het bij velen aangeleerde respect voor het overheidsgezag, voor 'democratisch' vastgesteld beleid, een uitweg krijgt in enerzijds ontkenning van die praktijk en anderzijds een totale focus op de naastenliefde, afgeschermd en losgekoppeld van de politieke werkelijkheid.

Wat ook meespeelt is dat de meeste bezoekgroepleden zich uiteindelijk waarschijnlijk beter kunnen identificeren met de eveneens veelal Nederlandse (blanke) middenklasse-mensen die in het hogere en middenkader in het centrum werken, dan met de niet-Nederlandse (niet-blanke) gedetineerden. Het is ook vrijwel onmogelijk om je in hun situatie te verplaatsen en je in te leven, en om te snappen welk overheidsgeweld, waar je zelf nooit mee geconfronteerd wordt, tegen hen ingezet wordt, en om reacties die daaruit voortvloeien te begrijpen. Dan is het stukken makkelijker om te geloven in de redelijkheid van het optreden van je landgenoten die hen gevangen zetten en bewaken. Natuurlijk wordt daar vanuit het bajespersoneel op ingespeeld door te doen alsof alles zo 'humaan' mogelijk gebeurt, en dat straffen en hard optreden alleen gebeurt als het echt nodig is, wanneer de gedetineerden dat over zichzelf afgeroepen hebben door hun onredelijk gedrag.

Verder wordt bezoekgroepen het idee gegeven dat hun zorgen serieus genomen worden, in periodieke gesprekken met de directie, die best wil toegeven dat er af en toe foutjes gemaakt worden. Maar er wordt, volgens diezelfde directie, uiteraard hard aan gewerkt om die foutjes zoveel mogelijk te voorkomen. Want natuurlijk willen directie, personeel en bezoekgroep het de vastzittende vluchtelingen gezamenlijk zo aangenaam mogelijk maken. “Vrijwilligers van ons helpen bij de kerkdiensten in het kamp en we praten met de directeur en de geestelijk verzorgenden. Daaruit krijgen we indruk dat iedereen zijn best doet om de mensen die er zitten, het zoveel mogelijk naar de zin te maken”, aldus een vrijwilliger van de Raad van Kerken in Zeist. Zo sluipt ook langs de weg van het beroep op een gemeenschappelijke achtergrond inkapseling de bezoekgroepen binnen. En zo draait er, binnen de beperkte bandbreedte die Justitie geeft, een heel circus van naastenliefde om de gevangenen kalm te houden en om een humaan gezicht te geven aan de onacceptabele vluchtelingenopsluiting, en in feite aan het hele beleid van uitsluiting, opsluiting en uitzetting.

'Vrijwillige' terugkeer

Een ander punt waar we zeer grote vraagtekens bij zetten is de betrokkenheid van groepen en organisaties bij 'vrijwillige' terugkeer van vluchtelingen. De initiatieven op dit vlak buitelen over elkaar heen. Er kan met recht gesproken worden over een hele "bedrijfstak" – inclusief financiële beloningen – in de sector van maatschappelijke ondersteuning. Het concept van 'vrijwillige' terugkeer is een gotspe zolang het erop neer komt dat een vluchteling de keuze heeft tussen zo'n 'vrijwillige' terugkeer en een gedwongen terugkeer, uitzetting. Toch wordt het begrip door veel organisaties aangegrepen als een uiterst redelijke manier van werken, die een soort win-winsituatie voor alle betrokken creëert. Zo schreef VluchtelingenWerk in een persbericht: “Vrijwillig vertrek met begeleiding leidt tot betere resultaten, vindt VluchtelingenWerk. Pas als de vreemdeling hieraan niet meewerkt, zou over moeten worden gegaan tot beperking van de vrijheid, bijvoorbeeld door intensievere meldplicht. Detentie mag – zo is ook in internationale verdragen vastgelegd – slechts het uiterste middel zijn.”

Veel organisaties werken dus mee aan het aansturen op 'vrijwillige' terugkeer. Daarbij presenteren zij 'vrijwillige' terugkeer (met opgeheven hoofd) als hét wenselijke alternatief voor gedwongen uitzetting. Daarmee zouden de belangen van zowel de overheid als de vluchtelingen zelf het meest gediend zijn. De vluchtelingen blijft opsluiting en door justitiële macht afgedwongen vertrek bespaard. De overheid is goedkoper uit, krijgt mensen makkelijker weg en kan de schijn van fatsoen ophouden. In november 2007 presenteerden 10 organisaties, waaronder COA, Cordaid, Kerk in Actie, SAMAH, IOM en VluchtelingenWerk, een "Terugkeervisie": “Genoemde organisaties zetten zich in het kader van deze brief in voor de terugkeer van de groep mensen waarvan na een zorgvuldige procedure is vastgesteld dat zij geen bescherming (meer) nodig hebben en Nederland moeten verlaten.” Zo wordt het overheidsbeleid dus gewoon gevolgd.

In juli 2008 volgde een "Draaiboek terugkeer" van ICCO en Kerk in Actie, met daarop – samen met nog een aantal organisaties en het Justitiepastoraat – het initiatief voor een "terugkeerhuis". Het draaiboek is zowel een grove miskenning van de politieke realiteit waarin vluchtelingen leven als een even grove erkenning van de politieke realiteit van het vluchtelingenbeleid. Er wordt een voorstelling gegeven van mogelijke blokkades die een belemmering vormen voor terugkeer, die allemaal in de persoonlijke sfeer liggen. De situatie in het land van herkomst (en terugkeer) wordt volledig genegeerd. Daarnaast wordt er een valse voorstelling van zaken gegeven over de mogelijkheden om de vluchteling ondersteuning te bieden na terugkeer.

Mensenrechtenactiviste Astrid Essed legt in een tweetal reacties op het draaiboek en het "terugkeerhuis" de vinger op de zere plek: “Helpen mensen te doen terugkeren naar een vrijwel uitzichtloze situatie beschouw IK als een ernstige mensenrechtenschending. Met dergelijke activiteiten dreigt u het humane verlengstuk te worden van het Nederlandse justitiële uitzettingsbeleid”, en: “Door een eventueel succes van uw verkapte uitzettingsstrategie 'met een menselijk gezicht' wordt u moreel gezien medeverantwoordelijk voor dit beleid."

Valkuil

De goede contacten van allerlei organisaties met de diverse terugkeerprogramma's zorgen er ook voor dat er minder verzet tegen het vluchtelingenbeleid en de uitvoering daarvan te verwachten valt. Want wie vandaag met allerlei overheidsinstanties om tafel zit om de 'vrijwillige' terugkeer van iemand te regelen, gaat niet morgen tegen diezelfde instanties tekeer vanwege het werk dat ze doen. Nee, die let wel op haar of zijn woorden om de goede contacten en het eigen werk (en de daarbij behorende subsidies) niet in gevaar te brengen. Dan maar liever een beetje bij proberen te sturen via overlegjes, achterkamertjespolitiek, officiële adviesorganen en wat dies meer zij.

Groepen en organisaties die zich inzetten voor de ondersteuning van vluchtelingen moeten er constant alert op zijn of ze, bedoeld of niet, een schaamlap voor de overheid worden, of een verlengstuk. Wij pleiten in principe voor een radicale afwijzing van samenwerking en overleg met de overheid en daaraan gelieerde organisaties. In enkele individuele gevallen ontkom je daar misschien niet aan, wil je iemand zo goed mogelijk helpen, maar dan moet de winst wel duidelijk aan de kant van deze persoon liggen. Wie werkelijk op wil komen voor de rechten van vluchtelingen, moet beseffen dat de overheid geen gesprekspartner is die met vriendelijke woorden op andere gedachten gebracht kan worden. Uiteindelijk zit de fout niet in de details van het vluchtelingenbeleid of de uitvoering ervan, maar in het beleid als zodanig. Loslaten van de via jarenlange socialisatie en indoctrinatie opgebouwde loyaliteit aan en identificatie met de overheid is noodzakelijk.

Dat betekent ook dat er geen passieve ondersteuningsmachine opgezet moet worden, die parallel aan de uitsluitings-, opsluitings- en deportatiemachine van de overheid functioneert. Niet op een afstandje achter het beleid aanhobbelen om in stilte de brokstukken op te ruimen, maar concrete hulp verbinden aan verzet. Want verzet is meer dan wat ook nodig. Daarbij moet de confrontatie met de overheid gekozen worden. In onze ogen is directe actie daarbij onontbeerlijk. Alleen daarin kan daadwerkelijk de aanval op het beleid en de uitvoerders vorm krijgen en kunnen deze onder druk gezet worden. Niet iedereen wil of kan de weg van wetsovertredend activisme bewandelen. Dat is ook niet nodig, want directe actie kan en mag niet losstaan van andere activiteiten, van informatievoorziening tot aan concrete hulp aan individuen en groepen. Maar laat iedereen zich in elk geval in woord en daad uitspreken tegen het vluchtelingenbeleid en de bijbehorende praktijk.
(Deze samenvatting is door AAGU zelf gemaakt)

Anarchistische Anti-deportatie Groep Utrecht (AAGU)


Maar hoe die keuze vorm te geven?

Een reactie van Doorbraak op de uitgebreide versie van het artikel "De enige keuze: inzet voor open grenzen".

Een flink aantal Doorbraak-activisten heeft ervaring als actievoerder tegen het migratiebeleid. We hebben actie gevoerd tegen bajessen en nieuwe repressieve wetten. We hebben vluchtelingen en migranten individueel gesteund, en samen met zelforganisaties gestreden voor verblijfs- en andere rechten. En we hebben opgesloten migranten en vluchtelingen bezocht in illegalenbajessen. Daarnaast hebben we meegepraat over strategieën. De laatste jaren is het echter wat stil geworden. Niet zozeer wat betreft acties tegen illegalengevangenissen en het bezoeken van illegalen, want dat gebeurt nog altijd. Nee, het is vooral stil geworden op het gebied van de discussies over wat te doen en wat juist niet. We zijn dan ook erg enthousiast dat AAGU het voortouw heeft genomen en opnieuw probeert een goed gefundeerde discussie van de grond te krijgen met het stuk "De enige keuze".

Verlengstuk

Eind jaren 80, begin jaren 90 werd het migratiebeleid door veel radicaal-linkse activisten nog gezien als een van de belangrijkste strijdterreinen, en er werd dan ook bij tijd en wijle flink over gediscussieerd. Vanaf halverwege jaren 90 begon de aandacht meer uit te gaan richting "globalisering" en daarna de oorlogen in het Midden-Oosten. De animo voor migratiebeheersing als thema nam af. Sommige organisaties, zoals Autonoom Centrum, stopten met het steunen van vluchtelingen en migranten. "Wij kunnen hen de gevraagde hulp veel vaker niet dan wel bieden", erkende de Amsterdamse actiegroep. "Ons werk is geen officiële (rechts-)hulpverlening en financiële middelen ontbreken, maar belangrijker, de ernstige vraag dringt zich al geruime tijd op: willen wij nog wel helpen en daarmee als een soort verlengstuk van inhumaan en op verkeerde leest geschoeid overheidsbeleid fungeren? Nee, we willen niet langer de problemen die Justitie creëert met haar zwaar restrictief beleid bij ons spreekuur gedumpt krijgen. Wij weigeren nog langer de schaamlap van de overheid te zijn en haar vuile werk op te knappen." Deze argumentatie was destijds waarschijnlijk voor veel andere actievoerders goed herkenbaar. Maar niet iedereen gaf de pijp aan Maarten. Integendeel, de afgelopen jaren hebben we weer een opleving gezien van de activiteiten tegen migratiebeheersing, waarschijnlijk mede onder invloed van de brede campagne voor verblijfsrecht van de 28 duizend vluchtingen en de internationale No Border-actiekampen.

Wat nog wel ontbreekt is het openlijk op elkaar botsen van verschillende politieke visies, en heldere politieke discussies over te volgen strategieën. AAGU heeft daar nu een begin mee gemaakt door duidelijk aan te geven wat linkse actievoerders vooral niet zouden moeten doen. De Utrechtse anarchisten hebben een scherpe scheidslijn aangebracht tussen solidaire strategieën en collaboratie met het uitzettingsapparaat. Het is voor elke beweging van essentieel belang om te laten zien dat niet iedere activiteit sowieso goed is. Het is belangrijk om het poldermodel te doorbreken en duidelijke grenzen te trekken tussen lieden die uiteindelijk het staatsapparaat helpen het beleid van migratiebeheersing uit te voeren, en activisten die principieel de kant kiezen van migranten en vluchtelingen. AAGU maakt in haar stuk goed de gevaren duidelijk die samenwerking met onze tegenstanders bij Justitie oplevert. Samenwerking die de geloofwaardigheid van bezoekers in de ogen van opgesloten vluchtelingen en migranten natuurlijk sterk doet afnemen. Het AAGU-stuk brengt veel kritiekpunten rond dit thema op een heldere manier bij elkaar. Door de soms wat voorzichtige stijl lijkt het echter alsof het stuk vooral bedoeld is om illegalenbezoekers aan het denken te zetten die momenteel op de een of andere manier wel samenwerken met Justitie. Wij vragen ons af hoe zinvol het is om veel energie te steken in juist deze mensen, die immers vaak werken vanuit een zeer autoriteitsgevoelige denkwereld. Is het niet meer voor de hand liggend om ons te richten op enigszins kansrijkere groepen?

Open grenzen

Wat níet te doen is voor activisten meestal de makkelijke helft van een politiek vraagstuk. De echte grote problemen beginnen eigenlijk pas bij de vraag wat wél te doen. Wij hebben het AAGU-stuk gelezen als een aanzet tot een discussie over die veel moeilijker vraag. Onze reactie is dan ook niet bedoeld als tegenspraak, want we zijn het over het algemeen wel eens met wat AAGU schrijft, maar als een noodzakelijke uitbreiding van de discussie. AAGU eindigt het stuk met: "We ontvangen graag inhoudelijke reacties. Ondertussen gaan we door met wat we steeds gedaan hebben: compromisloos verzet tegen de uitsluitings-, opsluitings- en deportatiemachine." Doorgaan op dezelfde weg dus. Maar voor ons begint de discussie daar juist. Het gaat er voor ons om ook vraagtekens te stellen bij onze eigen praktijken. Moeten we wel door op diezelfde weg? En waar leidt die weg dan precies toe? Zijn onze praktijken wel effectief?

Wat we natuurlijk wél weten is waarom we de strijd tegen migratiebeheersing zo belangrijk vinden. Niet, zoals AAGU, in eerste instantie vanwege een streven naar "open grenzen" en "vrijheid van beweging". Begrippen die op zichzelf gezien niet perse strijdig hoeven te zijn met de huidige kapitalistische, patriarchale en racistische wereldorde. "Open grenzen" impliceren namelijk het blijvende bestaan van staten, en "vrijheid van beweging" kan ook in dienst staan van vrije arbeiders op zoek naar werk op een wereldwijde arbeidsmarkt. Wij kiezen voor strijd tegen migratiebeheersing omdat we als revolutionair linksen actief willen zijn op een van de centrale snijvlakken van kapitalisme, patriarchaat en racisme die perspectief bieden op langdurig verzet. Migratie is immers letterlijk een vorm van sociale beweging, van mensen die proberen te ontsnappen aan de hen opgelegde wereldwijde maatschappelijke kaders en dat kan links perspectief bieden. Het kan een manier zijn om internationale solidariteit hier ter plekke concreet vorm te geven. Het is verder sowieso belangrijk om als links aanwezig te zijn op de terreinen waar de grootste repressie plaatsvindt. Op vluchtelingen en migranten worden keiharde maatregelen toegepast die later vaak ook op de rest van de bevolking van toepassing worden verklaard. Links moet die repressie zichtbaar maken en bestrijden. Met name omdat heel parlementair links achter vrijwel alle maatregelen voor migratiebeheersing staat, zoals de Koppelingswet, de identificatieplicht, de Vreemdelingenwet en de Wet Inburgering. Het is ook belangrijk om goed contact te hebben met vluchtelingen en migranten om te weten hoe de repressie in de praktijk uitwerkt, om zelf na te kunnen gaan of onze politieke analyses over migratiebeheersing ook daadwerkelijk kloppen. Echt weten waar je het over hebt vergroot ook de geloofwaardigheid van links. Het gaat erom samen te vechten voor gelijke rechten met migranten en vluchtelingen, en hen niet over te laten aan de christelijke en andere do-gooders waar AAGU terecht zo'n negatief beeld van heeft geschetst.

Effectiviteit

En zo zijn er nog wel meer goede argumenten om op dit gebied actief te zijn. De grote vraag is natuurlijk of het revolutionair links wat oplevert. In de loop der jaren hebben activisten uit de beweging heel wat knelpunten geformuleerd waar eigenlijk nog steeds geen echt goede oplossingen voor gevonden zijn. Dat zijn stuk voor stuk redenen om ontevreden te zijn en niet gewoon door te gaan "met wat we steeds gedaan hebben". De belangrijkste bron van onze ontevredenheid is natuurlijk dat de repressie jegens migranten en vluchtelingen de afgelopen 20 jaar alleen maar toegenomen is, ondanks onze strijd ertegen. Ergens doen we kennelijk iets niet goed, en dat geldt natuurlijk in grote delen van de wereld voor links. Een andere belangrijke kritiek op de praktijk van de betreffende actiegroepen en bezoekgroepen is dat ze nog steeds vrijwel volkomen wit en flink subcultureel zijn (net als de kraakbeweging en anti-fascistische beweging trouwens). We willen graag samen strijden met organisaties van migranten en vluchtelingen, maar de gevallen waarbij dat de afgelopen 15 jaar echt gelukt is, zijn helaas op een hand te tellen. Het Noord-Nederlandse WVV is het bijvoorbeeld gelukt bij de acties tegen uitzettingscentrum Ter Apel, en De Fabel van de illegaal heeft met enkele andere clubs met succes samengewerkt met een reeks zelforganisaties van "witte" illegale arbeidsmigranten. En zo zijn er nog wel enkele voorbeelden.

Het gevolg van dit falen is dat de witte actiegroepen vaak los van migranten en vluchtelingen strijden tegen migratiebeheersing. Hetzelfde zien we bij bezoekgroepen en spreekuren voor individuele ondersteuning: witten helpen zwarten. Hoe goed we het ook bedoelen – en het is goed dat mensen het blijven doen – toch ligt paternalisme altijd op de loer. Simpelweg vanwege de gigantisch uiteenlopende maatschappelijke mogelijkheden die ondersteuner en ondersteunde hebben. En natuurlijk vanwege onze racistische socialisatie. Het helpt – eerlijk is eerlijk – natuurlijk ook niet mee dat veel migranten en vluchtelingen nadat ze de strijd om een verblijfsvergunning gewonnen hebben, vaak in eerste instantie grote behoefte hebben aan het opbouwen van een normaal leven en zich terugtrekken uit de gezamenlijke strijd. Dat is volkomen begrijpelijk en terecht, maar het geeft wel direct de beperkingen aan waar de opbouw van een sterke revolutionaire anti-racistische beweging via het thema migratiebeheersing mee te kampen heeft.

Een ideologische beperking van het uitsluitend actief zijn rond bajessen is verder nog dat het een eenzijdig beeld geeft van migratiebeheersing. De samenhang met kapitalistische processen verdwijnt dan te makkelijk uit beeld. Want moderne staten zijn er niet uitsluitend op uit om vluchtelingen en migranten te weren. Het gaat veeleer om steeds de gewenste arbeiders binnen te halen en de ongewenste tegen te houden, uit te sluiten, op te pakken en te verwijderen. Die eenzijdige gerichtheid op bajessen maakt het nog moeilijker om de broodnodige politieke verbindingen te leggen met andere strijden, met strijden waar onze eigen positie een rol in kan spelen.

Inburgering

Ook wij hebben de perfecte oplossingen niet voor al deze vraagstukken. Voor ons staat samen strijden met migranten en vluchtelingen in ieder geval altijd centraal als het gaat om migratiebeheersing en racisme. Maar het valt ons – net als anderen – zwaar om dat ook waar te maken. Oplossingen daarvoor zoeken we onder meer in de richting van uitbreiding van ons strijdterrein. Naast de strijd tegen bajessen proberen we ook actief te zijn op veel andere onderdelen van de migratiebeheersing. Het werken met legale migranten en vluchtelingen tegen de verplichte inburgering heeft ons bijvoorbeeld meer perspectief gegeven. Zo worden de inburgeraars zonder pardon de onderkant van de arbeidsmarkt opgedreven, net als velen van ons die geen migrant of vluchteling zijn. Samen vechten voor gelijke rechten zou zo in principe een veel gezamenlijker betekenis kunnen krijgen. De oprichting van Doorbraak zelf is onder meer een gevolg van de keuze voor inburgering als belangrijk strijdthema. Maar het uitbouwen van de strijd tegen de inburgeringsplicht verloopt in de praktijk nog erg moeizaam.

Binnen Doorbraak proberen we anti-fascistische en anti-racistische strijd, de vakbondsstrijd van illegale domestic workers en schoonmakers op bijvoorbeeld Schiphol (ook vrijwel allemaal arbeidsmigranten) te combineren met protest tegen de neo-koloniale beeldvorming rond Antillianen en de opbouw van structuren tegen de opkomst van het rechts-populisme. We proberen zo met vallen en opstaan mensen bijeen te brengen die in het door wit gedomineerde binnen- en buitenparlementaire links eigenlijk altijd apart gehouden zijn. De opbouw van bredere en meer stabiele structuren van verzet, van "autochtonen" en "allochtonen" samen, op meerdere thema's rond migratiebeheersing en racisme heeft ons in ieder geval de hoop gegeven dat er meer mogelijk is.

Doorbraak