Nog geen eensluidende messcherpe analyse van het kapitalisme (crisis-discussie deel 3)

Afbraak
Bedankt, Peter, voor je opbouwende kritiek op ons stuk “Doorbraak en de crisis”. Zoals je al aangaf, heeft Doorbraak zich tot nu toe nog niet zo vaak inhoudelijk uitgelaten over het kapitalisme en de crisis. Dat komt deels doordat onze interne politieke discussies soms langzaam verlopen, eenvoudigweg omdat we als relatief nieuwe club nog zoveel te bespreken en te organiseren hebben. Maar deels ook doordat we, zoals zoveel andere radicaal-linkse organisaties en individuen, gezamenlijk wel tegen het kapitalisme zijn, maar er uiteindelijk nog onvoldoende van weten om er een eensluidende en messcherpe analyse van te kunnen maken. Wij zullen zeker niet de enigen geweest zijn bij wie het hoofd tolde bij aanvang van de financiële crisis. Plots moesten we niet meer alleen iets kunnen zeggen over marktmechanismen en klassenstrijd, maar ook over short selling en de vage praktijken van bijvoorbeeld hedgefunds. Met “Doorbraak en de crisis” hebben we geprobeerd alvast een paar algemene uitgangspunten op papier te zetten, als een soort leidraad voor praktische keuzen. En om verder over te discussiëren.

Meer bijdragen aan dit debat vind je bij het thema “Discussie”.

Een bijkomend probleem is dat radicaal-links voor allerlei feiten en analyses over het kapitalisme en de crisis noodgedwongen steeds weer moet terugvallen op neo-liberale en dogmatische marxistische economen. Beiden hebben sterk de neiging om top-down en puur economistisch te redeneren, waarbij allerlei machtsverhoudingen, en onderdrukte, uitgebuite of uitgesloten mensen veelal buiten beeld vallen. Autonome en ondogmatische marxistische bronnen zijn helaas een stuk zeldzamer.

Theorie en praktijk

Grote overkoepelende economische verhalen zal je overigens voorlopig bij Doorbraak niet zo heel vaak gaan tegenkomen, voorspel ik. We proberen namelijk onze gezamenlijke visie stukje bij beetje te ontwikkelen, aan te passen en te verdiepen. We worden daarbij voornamelijk aangedreven door vragen uit onze politieke praktijk. Met andere woorden: we gaan theoretisch aan de slag als we ergens tegenaan lopen, als we gevraagd worden iets te ondertekenen of als de behoefte ontstaat om nieuwe wegen in te slaan. We streven zo naar een continue wisselwerking tussen praktijk en theorie, een constant proces van verdieping en verfijning. En het is de bedoeling dat onze activiteiten op die manier ook steeds doelgerichter en effectiever worden. Momenteel zijn we zo bezig om een eigen bruikbaar model van organizing te ontwikkelen, met vallen en opstaan dus.

Een nadeel van die intensieve werkwijze van onderop is dat we nog te weinig in staat zijn om adequaat te reageren op grote en actuele economische kwesties. Zo hebben wij net als veel andere radicaal-linksen nauwelijks iets productiefs gedaan met de onthulling begin dit jaar dat multinationals jaarlijks 16 miljard subsidie krijgen via het kwijtschelden van hun belasting. Of met de ontdekking van SP-prominent Marcel van Dam dat de rekenmodellen van het neo-liberale Centraal Planbureau (CPB) uitgaan van een zelfverzonnen toekomstige belastingverlaging voor de rijken. Zonder die fantasie-maatregel zou er helemaal geen begrotingstekort van 29 miljard ontstaan, en zou er dus niet bezuinigd hoeven te worden. Zelfs niet binnen de heersende kapitalistische bezuinigingslogica dus. Alle partijen, ook de linkse, zouden hiervan op de hoogte zijn, maar hun mond houden om niet de kans mis te lopen om medebestuurder te kunnen worden van de BV Nederland. Waar we bijvoorbeeld ook meer mee hadden kunnen doen was het bedriegelijke karakter van Mark Ruttes verkiezingsbelofte van 400 duizend nieuwe banen. Dat moet erg aantrekkelijk geklonken hebben in de oren van de vele werklozen. Maar het was slechts de mooie verpakking van een plan om honderdduizenden mensen uit de uitkeringen te gooien. Die zullen zo het arbeidsaanbod doen stijgen en vervolgens naar verwachting de lonen doen dalen. En wanneer we goedkoper worden, zullen de bazen er meer van ons willen aannemen. Maar juist vanwege die lage lonen zullen velen meer dan één baan nodig hebben om te overleven. En met een of twee van die rotbaantjes, of helemaal zonder werk of uitkering, zullen nog meer mensen onder de armoedegrens belanden. Op de een of andere manier hadden we de radicaal-linkse stilte rond dit soort kwesties moeten doorbreken. In plaats van er maanden later pas mee op de proppen te komen, weggestopt in een reactie op jouw commentaar.

Oorzaken

Maar terug naar je opmerkingen op ons artikel. Ik denk dat je helemaal gelijk hebt als je zegt dat veel meer factoren hebben geleid tot de huidige crisis dan alleen het verzet van onderop. Het gaat om onvoorstelbaar complexe wereldwijde processen, waarbij het ongelimiteerd verlenen van kredieten zeker een rol speelde. Onze analyse schiet wat dat betreft zeker nog tekort. Aan de andere kant zouden we bij die druk van onderop, waarover wij schreven, niet slechts moeten kijken naar georganiseerde bewegingen, maar juist ook naar alle individuele ontsnappingsmogelijkheden die het systeem de afgelopen drie decennia ondermijnd hebben. Denk aan het zwarte circuit, en aan wat men van bovenaf “fraude” noemt. Binnenkort komen we daarop terug in een artikel over hoe bijvoorbeeld Groot-Brittannië en Nederland al 30 jaar bezig zijn om al die alternatieve wegen van overleven systematisch een voor een af te snijden. Om zo de onderklasse te dwingen om de geflexibiliseerde arbeidsmarkt op te gaan, en de winstmogelijkheden te vergroten.

We schreven in ons stuk ook dat het teruglopen van de winsten mede veroorzaakt wordt door het langzaam vastlopen van de cyclus van uitbesteding van de productie naar landen met steeds lagere lonen. Dat komt, zo denk ik, doordat er simpelweg steeds minder van die landen overblijven, en doordat daar steeds sneller arbeidersverzet van de grond komt, ook lerend van de strijd van hun voorgangers. In de jaren 60 begonnen landen als Zuid-Korea en Taiwan als lage lonen-landen. Daarna ging de karavaan richting China, en daarop naar Indonesië en Vietnam, naar Cambodja en nu lijkt een nog armer land als Nepal aan de beurt. De cyclus van verhuizing, uitbuiting, verzet en verhuizing verloopt steeds sneller. In China is de arbeidersstrijd inmiddels al redelijk ver ontwikkeld. Daar werden in de jaren voor de crisis al zo’n 100 duizend arbeidsconflicten per jaar uitgevochten! Vaak met succes. Dat bleek op een tweetal informatiebijeenkomsten die we daarover in 2009 organiseerden. Het blijkt ook dat veel internationale bedrijven zich genoodzaakt voelen te verhuizen naar Chinese provincies waar de arbeiders minder ervaring hebben in het uitoefenen van druk om hun lonen te verhogen. Daarom is veel textielindustrie dus ook al vanuit China verhuisd richting Cambodja. In een prima artikel op je weblog gaf je onlangs nog aan dat arbeiders in dat land strijden voor een fikse verhoging van het minimumloon. Hun strijd ondermijnt zo de winstmogelijkheden wereldwijd voor een hele industrietak. Een belangrijke bron van dit soort gegevens is voor ons de kring activisten rond het Duitse blad Wildcat, die veel contacten onderhoudt met strijdbare arbeiders in veel Aziatische landen.

Onderklasse

Ik begrijp je kanttekening bij het gebruik van het begrip “onderklasse”. Je hebt gelijk dat het woord “arbeidersklasse” al direct een concrete machtspositie aanduidt die we met z’n allen hebben. Namelijk dat de kapitalisten afhankelijk zijn van onze gezamenlijke bereidheid om voor hen te werken en zo hun winsten te creëren. Je wijst terecht ook op de nadelen van het onszelf omschrijven als mensen in plaats van als arbeiders. Als we onszelf allemaal in de eerste plaats als mensen zien, dan worden we makkelijker vatbaar voor de heersende ideologie van we-zitten-allemaal-in-hetzelfde-schuitje. En dat is natuurlijk in werkelijkheid niet zo: we hebben immers compleet tegengestelde belangen met de kapitalistenklasse.

Toch zijn er ook goede argumenten te geven om onszelf juist niet in de eerste plaats als arbeiders en arbeidersklasse te omschrijven. Ik ben zelf flink beïnvloed door het denken van de Amerikaanse anarchist Murray Bookchin, en die schreef in zijn schotschrift “Listen, Marxist!” van 1971: “De arbeider wordt een revolutionair, niet door meer arbeider te worden, maar door zijn ‘arbeiderachtigheid’ van zich af te schudden.” Hij doelde op de mentale gedisciplineerdheid die veel fabrieksarbeiders zou kenmerken. Een gedisciplineerdheid die dogmatische communisten veelal zien als de noodzakelijke basis van effectieve arbeidersstrijd, en waarvan meer anarchistisch en autonoom georiënteerden juist beweren dat het een belangrijk obstakel is voor werkelijke revolutionaire strijd. In ons visiestuk over bevolkingspolitiek zijn we eerder al uitgebreid ingegaan op het reduceren van de mens tot arbeider. “Het gaat bij de bevolkingspolitieke kijk niet meer alleen om de strijd tussen kapitaal en arbeid, maar ook om de kapitalistische inzet om mensen te disciplineren tot arbeiders, en hun verzet daartegen”, zo schreven we onder meer. “Wij zijn in de eerste plaats immers mensen in een rijk geschakeerde sociale wereld, en niet de gelijkgeschakelde arbeiders die het kapitaal van ons wil maken.” Ik denk zelf dat het benadrukken van het bevrijdende karakter van linkse strijd voor onszelf als mensen minstens zo belangrijk is als het benadrukken van onze potentiële gezamenlijke kracht als arbeiders. En ik denk dat in de jaren 60 en 70 dat positieve linkse levensgevoel van doorslaggevende betekenis was voor heel veel mensen om ook in beweging te komen. Niet alleen voor studenten en jongeren, maar voor iedereen die tot de arbeiders- of onderklasse behoorde. Vrij mens wilde men zijn, en geen loonslaaf.

Anti-kapitalisme

Tenslotte nog iets over de verhouding van anti-kapitalisme met andere linkse thema’s. Bij het inkorten heb je het geschrapt, maar in je oorspronkelijke reactie op je weblog schrijf je dat je ons stuk juist zo waardeert omdat Doorbraak daarmee eindelijk is gekomen met een “samenhangend verhaal over de maatschappij als geheel en hoe die op álle fronten veranderd zou moeten worden”. Daar keek ik wel wat van op. Zo was het stuk eigenlijk niet bedoeld. Voor ons is anti-kapitalisme geen centralere of meer overkoepelende strijd dan bijvoorbeeld die tegen het patriarchaat of tegen racisme. Die drie machts- en uitbuitingsverhoudingen zijn in onze visie al eeuwenlang onderling sterk verweven, maar hebben toch ook ieder deels een eigen dynamiek. Met andere woorden: geen van drieën valt volgens ons helemaal uit de andere af te leiden. En mochten we toch op zoek gaan naar iets fundamenteels of centraals, dan zouden we waarschijnlijk uiteindelijk terechtkomen bij de al minstens zesduizend jaar oude patriarchale kern van alle menselijke samenlevingen tot nu toe.

Doorbraak probeert momenteel zelf om het begrip bevolkingspolitiek als een overkoepelend element te ontwikkelen. We hadden ons visiestuk daarover vooraf aan ons crisisartikel nog wat beter moeten doornemen, want dan waren we vast niet vergeten daarin te benadrukken dat juist vrouwen en migranten het meest getroffen worden door de crisis. Beiden zijn immers oververtegenwoordigd aan de geflexibiliseerde onderkant van de arbeidsmarkt. Zo blijkt maar weer dat onze stukken nooit af of volledig kunnen zijn.

Eric Krebbers