Reframing reframed (reframing-discussie deel 2)

Fietsframes
Mathijs van de Sande schreef in de vorige Doorbraak-krant een zeer lezenswaardig, nu en dan prikkelend, artikel over de vraag hoe we effectiever tegengas tegen rechts kunnen geven. Met veel ervan ben ik het eens, bij sommige delen heb ik vraagtekens en kanttekeningen.

Meer bijdragen aan dit debat vind je bij het thema “Discussie”.

De schrijver begint met een zeer belangrijke vaststelling: rechts domineert het politieke landschap, het politieke debat. Het rechtse discours overheerst, en krijgt veel te weinig tegenspel. Daarin speelt vooral een rol dat linkse partijen veelal meegegaan zijn met rechts. Iemand als Wilders krijgt steeds gedeeltelijk gelijk, met de toevoeging: hij gaat te ver, hij overdrijft. Zo degradeert links zich tot een soort soft-rechts. Logisch dat hard rechts, via deze erkenning, sterker wordt; links tolereert dat rechts, Wilders in het bijzonder, de termen van het debat bepaalt, stelt de schrijver terecht vast.

Hoe komen we hier uit? De auteur komt met een aantal belangwekkende ideeën. Politiek debat gaat veelal via zogeheten frames: woorden, zinnen, one-liners, die verwijzen naar een impliciet aanwezig en geldig verondersteld waardensysteem. Frame: “Nederland wordt bedreigd door islamisering”. Achterliggend waardenpatroon: er is zoiets als een nationale identiteit die een wezenlijke waarde vertegenwoordigt, die door ‘ons’ tegen ‘hen’ verdedigd hoort te worden. Frame: “Ons land wordt verkwanseld door de linkse elite”. Achterliggend waardenpatroon: er is zoiets als ‘ons land’, ‘ons soort mensen’, en, alweer, dat moet verdedigd worden tegen buitenstaanders, en tegen degenen die de buitenstaanders hun gang laten gaan. Wat frames effectief maakt, is ten eerste de herhaling en ten tweede de verwijzing naar iets gemeenschappelijks, naar normen en waarden die ‘we’ geacht worden te delen en te onderschrijven.

Welnu, stelt de auteur, hoe ondermijn je de effectiviteit van de rechtse strategie van ‘framing’ (het hanteren van die frames)? Niet door erin mee te gaan! Nooit redeneren op basis van andermans frame. Niet zeggen dat ‘het wel meevalt’ met die islamisering – want dan erken je nog steeds dat er iets problematisch is aan islamisering. Niet uitleggen dat het wel meevalt met de massa-immigratie (met verwijzing naar cijfers bijvoorbeeld), want dan geef je Wilders indirect gelijk dat massa-immigratie op zich een probleem zou kunnen zijn. Je erkent dan tenminste een gedeeltelijk gelijk van de tegenstander, en geeft hem daardoor kracht.

Irak

Ik denk dat hier veel waars in zit. Ik zie echter ook een probleem. Het eerste licht ik toe met voorbeelden van buiten het Wilders-debat. Laten we teruggaan naar de aanloop van de Irak-oorlog, die door Bush en zijn tekstschrijvers zeer behendig werd geframed. Frame: “Irak heeft massavernietigingswapens”. Waardenpatroon: massavernietigingswapens dienen tot iedere prijs te worden voorkomen. Frame: “Saddam en Bin Laden spelen onder één hoedje”. Waardenpatroon: terrorisme is dé vijand, daartegen is alles geoorloofd, ja geboden.

Welnu, deel van het debat was destijds: die onzin weerleggen. Er is geen bewijs voor massavernietigingswapens. Bin Laden en Saddam waren doodsvijanden, met een totaal andere ideologische basis. Bush liegt, zijn oorlogsverhaal is onzin. En deze tegenaanval wérkte: waar mensen je in oktober 2002 nog uitlachten als je tegen de oorlog was, kreeg je zes weken voor de aanval in 2003 brede bijval voor die stellingname. De oorlog werd wereldwijd dan ook met grootschalige demonstraties begroet.

Volgens het framing-verhaal ligt dat echter niet voor de hand! Immers, door de leugens over massavernietigingswapens en Bin Laden stelselmatig onderuit te halen, begaven we ons wel degelijk in het frame van Bush en zijn bondgenoten. Wie zegt: er zijn geen massavernietigingswapens, loopt immers het risico dat, zodra er alsnog zulke wapens worden ontdekt, hij of zij moet draaien en moet erkennen dat Bush dan toch wel gelijk heeft met zijn oorlog. Als er geloofwaardig bewijs van samenwerking tussen Bin Laden en Saddam was opgedoken, hadden tegenstanders die dat voor onmogelijk hadden verklaard, opeens ook een probleem gehad. In beide gevallen dreigde immers de erkenning: als Bush wél gelijk heeft met zijn beweringen, dan heeft hij een erkende reden tot oorlog.

In frame-context was dit een hachelijk soort tegenpropaganda die we bedreven. Toch denk ik dat het een noodzakelijk deel van ons arsenaal aan argumenten was: systematisch de onwaarheden uit het Witte Huis weerleggen. De kunst is echter om dit zo te doen dat je met minstens één been buiten het frame van de ander blijft. Je zegt dus wel dat de verhalen over wapens en terroristische connecties verzinsels en verdraaiingen zijn. Maar je zegt er tegelijk bij dat je voor geen meter gelooft dat die oorlog echt om deze zaken gaat. Je baseert je nee tegen de oorlog dus niet op dat deel van het debat. Je weerlegt de argumenten als leugens. Maar je zet ze tegelijkertijd neer als goedkope smoes waarachter heel andere argumenten schuil gaan, zoals geopolitieke macht, een greep op een regio vol gas en olie, en de vestiging van een militaire basis op de stoep van China. En je zegt er ook bij dat, zelfs al zouden de frames wel blijken te kloppen – als Saddam mosterdgas had gehad en wekelijks thee dronk met Osama –, je dat dan nóg geen valide oorlogsreden vond. Je doet dus meerdere dingen tegelijk: laten zien dat de frame-beweringen leugens zijn, en de aanval inzetten op het achterliggende verhaal, de achterliggende belangen. Je stapt niet in het frame, maar blijft er tegelijk ook niet volledig buiten, omdat een deel van het te voeren debat zich onvermijdelijk toch op het waarheidsgehalte ervan richt.

Wilders

Ik stel iets soortgelijks voor waar het tegen Wilders gaat. Die gaat eindeloos door over massa-immigratie en islamisering. Onze taak is het om een ander verhaal neer te zetten. In dat verhaal komen islamisering-als-probleem en massa-immigratie-als-probleem niet voor. Wij stellen dat problemen niet besloten liggen in de aanwezigheid van migranten met allerlei culturele uitingen, maar in de uitsluiting van mensen, in marginalisering, in lage lonen en hoge werkloosheid, in discriminatie op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en het uitgaansleven, in het dichtgooien van grenzen en het opsluiten van mensen die een grens willen oversteken om ergens anders een bestaan proberen op te bouwen. “Nederland is vol”, zegt de rechtse framer. “Geen mens is illegaal”, zeggen wij.

Maar daarmee zijn we er niet. Ik denk dat, net zoals we destijds Bush’ leugenpraat weerlegden, we dat nu wel degelijk ook met de kletskoek van Wilders moeten doen – maar op een niet-defensieve manier. Wilders raaskalt over islamisering. We kunnen daar 1. niet op ingaan, want het is niet ons frame. Erover praten is teveel eer en geeft hem erkenning. We kunnen er ook 2. meegaand op ingaan: het valt wel mee, er komen maar vijf moskeëen per decennium bij, geen vierhonderd – alsof dat laatste op zich een groter probleem zou zijn dan vierhonderd kerken, synagogen of pretparken erbij. Er is echter ook een derde manier: in het frame van Wilders rondneuzen, en specifieke leugens wel degelijk onderuithalen. Of er veel moskeeën of weinig worden gebouwd, zal mij worst zijn; maar als Wilders doet alsof het er heel veel zijn, terwijl dat niet het geval is, dan liegt hij. Dat feit – en niet hoeveel moskeeën er gebouwd worden – is dan wat ik toch naar voren zou willen halen. Idem als het over massa-immigratie gaat. Mij maakt het niets uit hoeveel of hoe weinig mensen er naar Nederland komen, ik erken het recht van de staat helemaal niet om mensen te schiften, tegen te houden, weg te sturen, en op te sluiten. Maar alleen al het woord massa-immigratie suggereert enorme aantallen, terwijl de feiten een hele andere kant op wijzen. Alweer: het gaat dan niet om geruststelling (‘er komen er echt niet zo veel, dus wees maar niet bang’), maar om het vaststellen en laken van het verschil tussen aantoonbare feiten, en de beweringen van Wilders, om doodgewone waarheidsvinding ook. Bij ons tegenverhaal hoort, naast en verbonden met onze eigen argumentatie, keer op keer de vaststelling: mijnheer Wilders, u liegt! Hemzelf krijg je daar niet mee onderuit. Zijn trouwe aanhang ook niet. Maar zijn aanhang heeft randen, en buiten die randen zitten twijfelaars. Op die mensen kan zo’n aanpak wel degelijk enig effect sorteren. En ja, dat dient dan te klinken als: mijnheer Wilders, niet ‘Geert’. Van dat joviale toontje jegens onze veel te hooggeplaatste tegenstanders moeten we inderdaad af. Mathijs maakt daarover een heel goed punt.

Drijfveren

Hiermee verbonden heb ik nog een kanttekening. Terecht stelt Mathijs vast dat allerlei drijfveren, beeldvorming en dus ook de werking van frames, iemands opstelling bepalen. Het is een illusie om te denken dat bijvoorbeeld stemgedrag, standpuntbepaling voor of tegen de PVV, voornamelijk door rationeel welbegrepen eigenbelang bepaald wordt. Het is dan ook niet erg effectief om tegen PVV-ers eenvoudig te zeggen: “Wilders zal helpen met precies het soort bezuinigingen waar jullie erg last van gaan hebben”. Het antwoord zal zijn: “Daar gaat het ons niet om. Wilders gaat tenminste die linkse elite te lijf, en doet iets aan… (vul maar verder in) …, dát is belangrijk!”

Mathijs heeft hier, denk ik, voor een deel gelijk: als rechtstreekse argumentatie-strategie is dit hameren op de schade die Wilders aan zijn eigen aanhangers gaat toebrengen volstrekt ontoereikend. Toch is het idee van gezamenlijke belangen die aantoonbaar botsen met wat Wilders wil, daarmee niet onzinnig. Er is meer dan een linkse versus een rechtse argumentatie, met linkse en rechtse frames. Achter deze twee argumentaties en frames ligt wel degelijk iets ‘hards’, iets materieels: belangenstrijd, klassenstrijd. Waar Wilders de natie tot het Hoogste Goed verheft, verheft hij ook de klasse die via het nationaal bewustzijn grote groepen aan zich bindt, tot legitieme oppermacht, tot échte elite, en die is zo rechts als wat. Het linkse vertrekpunt daartegen is niet: hetzelfde nationale belang, maar dan iets toleranter en socialer. Het linkse vertrekpunt is het helpen verenigen van mensen onderaan, op basis van gezamenlijke belangen, belangen die ons bijeen kunnen brengen, ongeacht onze herkomst, onze religieuze achtergrond, onze sekse of onze seksuele voorkeur. Het gestook van Wilders staat hier haaks op, en dat kunnen we maar beter openlijk zeggen.

Dat opent, wanneer het enigszins lukt, wel degelijk ook praktische mogelijkheden. In het wilde weg roepen dat Wilders een gevaar is voor je portemonnee zal weinig aanslaan. Het is dan een abstracte leus, en weinig meer. Maar waar personeelsleden van vervoersbedrijven actie voeren tegen aanbesteding van ov-bedrijven, en daarbij botsen op een PVV die eerst ook tegen was, en nu om machtspolitieke redenen opeens vóór, is de botsing tussen gemeenschappelijk klassenbelang enerzijds, en de opstelling van de PVV anderzijds, heel concreet. Het is helemaal niet verkeerd om vast te stellen dat Wilders’ politiek haaks staat op de belangen die mensen hebben. De kunst is om dat punt te maken, maar dan ingebed in een realiteit van gemeenschappelijke strijd. Voor het opbouwen van zulke strijd en verzet is het idee van inzichtelijk te maken belangen, klassenbelangen en dergelijke, van mensen aan de onderkant, helemaal niet misplaatst. Ik vermoed dat Mathijs dit ook wel vindt, maar naar mijn mening mag dit punt nog wat extra nadruk krijgen, om te helpen voorkomen dat onze strategie blijft hangen in een voornamelijk verbaal gevecht. Hoe onmisbaar dat gevecht overigens ook is.

Peter Storm
Maker van het weblog peterstormschrijft.