Dossier dwangarbeid in Leiden deel 5: het onderzoek

Leids college kan de pot op met z'n dwangarbeid...
De gemeente Leiden verplicht bijstandsgerechtigden om ver onder het minimumloon en zonder arbeidsrechten te werken. Eerst minimaal zes weken in het plaatselijke Participatiecentrum en daarna tot twee jaar extern via zogenaamde participatieplaatsen. Doorbraak ging regelmatig op bezoek in het centrum om de dwangarbeiders te spreken, totdat de directie ons de verdere toegang verbood.

Dit dossier bestaat uit vijf delen:
1 Het regime
2 De dwangarbeiders
3 De profiteurs
4 De bobo’s
5 Het onderzoek

Doorbraak-activisten hebben vanaf kort na de opening in november zo’n 30 bezoeken gebracht aan het centrum, en we hebben daarbij met enkele tientallen dwangarbeiders gesproken. Vooral van februari tot en met april hebben we vaker met dezelfde mensen contact gehad, zodat we goed konden nagaan hoe het participatietraject verloopt en hoe de werklozen hun gedwongen werk gaandeweg die periode beleven.

Na melding bij de receptionisten, die vaak nogal chagrijnig reageerden op onze komst, liepen we door naar de bedrijfskantine van de sociale werkplaats DZB op de eerste etage. Daar kunnen de werkende werklozen tussen 11:30 en 12:30 uur iets nuttigen. Meestal namen we plaats aan een tafeltje bij de ingang. Soms kwamen bekenden bij ons zitten, andere keren schoven we aan bij mensen die we nog niet kenden, maar waarvan we vermoedden dat het ook dwangarbeiders waren. Vaak gadeslagen door een of twee van de vijf aanwezige leden van de bedrijfsbeveiliging. Halverwege de pauze gingen we vaak naar buiten, waar gerookt werd en waar we in een vrijere sfeer verder spraken.

Fijne gesprekken

Omdat een aantal van ons er zelf ook al gezeten had – in de voorganger Het Werkatelier – of er binnenkort nog naar toe moet, was het contact leggen met de dwangarbeiders uiterst makkelijk. We waren geen buitenstaanders. Zonder uitzondering was het voor iedereen daar meteen duidelijk dat wij niet bij de leiding hoorden en dat ze met ons vrijuit konden praten. Een bijdrage daaraan leverde zeer zeker ook onze open houding en ons normale recht-voor-z’n-raap taalgebruik, waarin geen plaats is voor de eufemismen die bij de leiding zo geliefd zijn: zoals “begeleiders” in plaats van “bewakers”, en “motiveren” in plaats van “dwingen”. Daarbij kwam het regelmatig voor dat dwangarbeiders ons op de een of andere manier al kenden. We zijn al heel lang actief in de stad, en een aantal van ons werkt ook bij De Fabel van de illegaal. Veel van de aanwezige “allochtone” dwangarbeiders waren zelf ooit illegaal, of hebben familie of vrienden waarmee ze op het kantoor van De Fabel zijn geweest. Vaak wezen ze ook al snel collega-dwangarbeiders aan met wie we eveneens konden gaan praten. De meesten vonden het overduidelijk fijn om even vrijuit te kunnen praten, en ook voor onszelf was dat prettig. Niet in de laatste plaats omdat we zo beter zicht kregen op wat ons persoonlijk te wachten staat, en dat leidt er op de een of andere manier toe dat je er minder tegenop gaat zien, waarschijnlijk omdat je er meer grip op lijkt te hebben.

We hadden met de meeste dwangarbeiders goede gesprekken, en een flink aantal wilde maar al te graag ons onderzoek steunen. Ze gaven namen door van de bedrijven waarvoor ze gratis werkten, en smokkelden zelfs een en ander (verpakkingsmateriaal en stickers met bedrijfsnamen) mee naar buiten, wat ze ongezien voor de bedrijfsbewaking aan ons gaven. We hebben zelf stiekem flyers uitgedeeld met onze contactgegevens voor wie steun wil, informatie wil doorspelen of samen wil strijden tegen de dwangarbeid. Soms vroegen mensen ons of we wat wilden doen. “Jullie moeten niet alleen komen praten, maar echt protesteren”, zeiden ze dan. Maar het is erg moeilijk om daadwerkelijk van buitenaf mensen te organiseren die in zo’n centrum werken, vooral gezien de grote doorstroming. De meesten zijn binnen zes weken weer verdwenen. Maar dat kan veranderen wanneer we straks meerdere activisten binnen hebben, en de doorstroming mogelijk stokt wegens het groeiende gebrek aan beschikbare participatieplaatsen buiten het centrum. Het regeringsbeleid is er momenteel op gericht om werklozen gratis aan het werk te zetten en onder controle te houden, en ze niet meer zoals in de jaren 80 vrij te laten rondlopen (waardoor ze konden gaan protesteren, kraken en een tegencultuur konden opbouwen). Maar het bij elkaar brengen van werklozen in dit soort centra kan juist weer nieuwe mogelijkheden van organisatie en verzet doen ontstaan.

Intimidatie

Naarmate de leiding van het Participatiecentrum meer argwaan kreeg, werden dwangarbeiders die met ons spraken steeds vaker na de pauze terug op de werkvloer intimiderend aangesproken door hun bewakers. Die wilden dan bijvoorbeeld weten waar we het over hadden. Opvallend was dat geen van de dwangarbeiders hen verteld lijkt te hebben dat we ze allemaal uitgenodigd hadden voor ons 1 mei-feestje voor de deur van het centrum. We hadden nadrukkelijk gevraagd om andere dwangarbeiders erover te vertellen, maar het voor de leiding stil te houden. De intimidatie leidde er helaas wel toe dat sommigen liever niet meer binnen met ons gezien wilden worden, uit angst voor problemen. Dan gaven ze bij het voorbijlopen een knipoog, of van een afstandje een ander veelbetekend gebaar.

Hoofdbewaker op de werkvloer Emiel Gommans sprak ons eens aan met het verhaal dat wij hem zouden tegenwerken. Zijn taak was het om mensen te “motiveren”, vertelde hij, en wanneer ze na een pauzegesprek met ons terugkeerden, dan kon hij weer overnieuw beginnen. Wij zouden hen negatief maken en opstoken met onze verhalen. Ze zouden opstandig worden. Maar dat was toch wat teveel eer, zo kregen we toch wat teveel macht toegedicht. Wij hebben ons namelijk meestal beperkt tot luisteren naar de boze verhalen van de dwangarbeiders zelf. Hun boosheid werd hen niet door ons aangepraat, maar veroorzaakt door Gommans eigen regime.

Informatie

We zijn sowieso regelmatig vermanend toegesproken door directeur Bas van Drooge, adjunct-directeur Rob van Rijn en een paar van de bewakers op de werkvloer. Ze wisten niet precies wat ze aan ons hadden, en vroegen regelmatig of we actie aan het voeren waren. Wij waren vrienden aan het bezoeken, antwoordden we altijd, en dat was ook zo. Maar ze hadden ons in november natuurlijk ook gezien bij het protest tegen de opening van het centrum. En ze wilden nadrukkelijk geen pottenkijkers en “onrust” onder het personeel. Een enkele keer ging het er wat agressiever aan toe. “Heb je niets beters te doen?”, “Moet je niet werken?” en “Heb je geen vrienden, dat je hier contacten zoekt?”, zei een van de werkvloerbewakers eens.

Om goed controle te kunnen houden over de dwangarbeiders wil de leiding vanzelfsprekend graag weten wat er onder hen leeft. Zo draaide de directeur een keer een ochtend mee, sponzen inpakken met de dwangarbeiders. De sfeer was goed, en het werk is ook goed te doen, dus jullie hoeven je geen zorgen te maken, vertelde hij, toen hij ons een keer vermanend aansprak. Het is inderdaad hoogstwaarschijnlijk goed te doen om een ochtendje saai werk te verrichten als je de macht hebt, en bovendien de bestaanszekerheid geniet van een directeurssalaris. De mensen zouden best open en eerlijk met hem durven praten, voegde hij toe, want hij zou hetzelfde voorstaan als wij. Zo ontkende hij niet alleen de intimiderende sfeer van wie-niet-gehoorzaamt-die-verliest-zijn-uitkering, maar ook het gedwongen karakter van het werk, want zonder uitkering kunnen werklozen immers niet leven.

Ondanks dat ze bezworen dat alles in orde was, vroegen Van Drooge en zijn adjunct elk een keer aan ons wat de mensen ons dan wel niet vertelden. Maar vanzelfsprekend vingen ze bij ons bot. Wel vroegen we hen op onze beurt wat het personeel er precies van vond om na het begeleiden van WSW-ers nu dwangarbeiders te moeten bewaken. Was er onvrede? Maar dan werd het gesprek prompt beëindigd. Om hun informatiehonger te stillen heeft de gemeente ook studenten ingehuurd die de dwangarbeiders met vragenlijsten bestoken. Het is niet helemaal duidelijk wat er precies gevraagd wordt. Informatie is macht, en net zoals de politici buiten willen ook de bobo’s binnen alles precies weten, zodat ze het dwangarbeidsysteem verder kunnen perfectioneren.

Weigering

Eind april werd ons definitief de toegang geweigerd. Van Drooge, Van Rijn en Gommans maakten ons duidelijk dat we er door bedrijfsbewakers uitgegooid zouden worden als we nog binnen met mensen zouden spreken. Kennelijk vormt onze aanwezigheid een te groot risico voor de dagelijkse voortgang van de uitbuiting van de werklozen. Gelukkig hebben we juist door de gesprekken met de dwangarbeiders een hele reeks aanknopingspunten gevonden voor toekomstige actie tegen de Leidse dwangarbeid.

Eric Krebbers