Enige contouren en uitgangspunten over wat politiek links onderscheidt van politiek rechts

Toren van Babel.
Toren van Babel.

Ligt het nou aan mij, omdat ik ondanks al mijn praktische werkzaamheden ook wel een oudere linkse ivoren toren-denker ben? Of komt het door velen om mij heen? Hoe dan ook, ik krijg steeds meer het idee dat steeds meer mensen in mijn omgeving, die er vroeger nog wel juiste emancipatorische standpunten op nahielden waarbij het onrecht in de wereld aan de kaak werd gesteld, politiek-rationeel steeds meer de weg kwijtraken. Het gevolg is een soort babylonische spraakverwarring, waarbij links plotseling rechts is en omgekeerd, en waarbij de samenzweringstheorieën, in een hopeloze poging om toch nog maar iets te kunnen verklaren, je om de oren vliegen.

Meindert Fennema

Neem nou zo’n Meindert Fennema. In de tachtiger jaren schrijver van leuke marxistische boekjes over de macht van de multinationals. En we hadden toen de racist Hans Janmaat, die we toentertijd met succes te vuur en te zwaard bestreden. En nu noemt Fennema Janmaat in het discussieprogramma Buitenhof een “visionair”. Thierry Baudet, tot ergens in 2013 columnist van NRC Handelsblad en auteur van het boek “De natiestaat”, die bovendien nauw samenwerkt met PvdA-er Paul Scheffer, noemt de PVV van Geert Wilders “een avant-garde partij” die de weg wijst en zijn tijd ver vooruit is. Daarbij wordt de onvermijdelijkheid van de overwinningen van die partij benadrukt. Weldra, zegt Baudet, zal bijna iedereen zo denken als de PVV, dat is onvermijdelijk, en dat is goed. Hij verdedigt “de nationale cultuur”, die door “de politieke elites” bewust verdund zou worden door de massa-immigratie te bevorderen. De “elites” zouden aan “oikofobie” lijden, het tegenovergestelde van xenofobie, dus een ziekelijke afkeer van de eigen cultuur.

Er zijn meer voorbeelden te noemen van rechtse columnisten bij de reguliere media in de dan weer progressief en dan weer conservatief denkende morele traditie van GeenStijl, columnisten die breed de ruimte krijgen om verwarring zaaiende teksten te schrijven en een soort stuurloosheid bij de lezer te bewerkstelligen. In de media lijkt een duidelijk onderscheid tussen progressief-emancipatorische posities en conservatief-hiërarchische posities niet meer te bestaan. Het gaat nu vooral om een steeds meer over elkaar heen buitelende aaneenrijging van schandalen en provocaties. En er worden voortdurend kunstmatige schijntegenstellingen gecreëerd in de strijd om de aandacht van de lezer, die dan verontwaardigd een pro- of contra-standpunt bij al die schijntegenstellingen inneemt. Wat me erg steekt, is dat journalisten van De Volkskrant en zo, zeg maar dat wat zich beschouwt als “genuanceerd weldenkend Nederland”, zich vrolijk maken over al die stuurloosheid en spraakverwarringen op sociale media. Ik vind het verschrikkelijk, want het betekent dat er in Nederland geen linkse georganiseerde groepering meer is die voor een werkelijk alternatief iets in de melk te brokkelen heeft, en die ook ideologisch een perspectief kan bieden. Ik vind het vreselijk dat mensen als passieve consumenten onmiddellijk reageren op wat dagelijks in de mainstream-media in het nieuws is, dat nieuws eindeloos herkauwen, en meer dan ooit zijn overgeleverd aan het neo-liberale mediageweld waarin zelfstandig denken wordt geëlimineerd. En waarbij inzichten over hoe mens en maatschappij functioneren en hoe van daaruit oplossingen kunnen worden aangedragen, steeds meer uit beeld verdwijnen.

Economisch model

Bekijk bijvoorbeeld ook eens de handreiking van de Partij voor de Dieren aan de nationalisten van GeenStijl en De Telegraaf in verband met het referendum over de toetreding van de Oekraïne tot de EU. De door partijleidster Marianne Thieme gebruikte argumenten lijken verder te gaan dan alleen een steun voor het referendum. Ze schreef een artikel voor Joop.nl. Wat ik daar uit haal, is dat haar kritiek luidt dat “wij” op nationaal of Europees niveau niet meer onze eigen boontjes kunnen doppen door de komst van het vrijhandelsverdrag TTIP. Vervolgens stelt ze voorwaarden aan de nationale of Europese productie op het gebied van milieuvriendelijkheid. Maar ze rept met geen woord over de essentie van het vrijhandelsverdrag. Namelijk het punt dat de kapitalistische markteconomie die aan dat verdrag ten grondslag ligt, nationaal en internationaal altijd leidt tot grote tegenstellingen tussen arm en rijk, tot monopolievorming van machtige multinationals en tot concentratie van kapitaal in handen van weinigen, ook mondiaal gezien. Dat is de essentie van vrijhandel, die in de praktijk nooit vrijhandel is, maar het recht van de sterkste. De denkwereld achter TTIP is een economisch model dat het desastreuze kapitalisme rigoureus doorvoert. In het verleden en ook nu heeft het kapitalisme altijd geleid tot grote tegenstellingen tussen arm en rijk, ook op lokaal en nationaal niveau. Er is daarbij altijd een betrekkelijk kleine bovenlaag geweest die in onmetelijke rijkdom kon leven. Men kan er dan wel voor gaan pleiten om voorwaarden te gaan stellen aan de productie van die kapitalistische ondernemingen, die zich daar overigens met hand en tand via hun machtige lobbynetwerken tegen zullen verzetten. Maar als die voorwaarden ook maar voor een klein gedeelte zullen worden ingevoerd via een compromispolitiek, dan zullen de schandalen over de overtredingen van die voorwaarden door de bedrijven zich mondiaal aaneenrijgen. Dat hoort immers bij de aard van het beestje, het kapitalisme. Uiteindelijk gaat het om niets ontziend concurreren, machtig en rijk worden of ten onder gaan.

Verwarring

Steeds meer verdwijnt uit de discussie hoe het model van de zogenaamde vrije markteconomie in wezen werkt. Steeds meer verdwijnt uit beeld dat het bij graaiende bankiers en andere machthebbers niet gaat om een elite die achter de schermen aan de touwtjes zou trekken en een soort nieuwe wereldorde aan het voorbereiden zou zijn, zoals allerlei samenzweringstheoretici ons willen doen geloven, maar dat het erom gaat dat het hele kapitalistische systeem fout is. Dat hangt samen met het eveneens uit het zicht verdwenen inzicht dat de mens weliswaar erfelijke eigenschappen heeft, en instincten, maar dat de mens ook wordt beïnvloed door zijn omgeving en door de omstandigheden waarin hij of zij leeft en waarin hij of zij is opgevoed en opgegroeid. Dat betekent dat bij gedrag dat als verkeerd en immoreel wordt beoordeeld, ook de leefomstandigheden van de betrokken personen en de noodzaak van verandering van dat gedrag in de beschouwing moeten worden betrokken. De essentie is dan niet dat bankiers moreel te veroordelen graaiers zijn die een nieuwe wereldorde voorbereiden, waarbij zij als volkomen verdorven mensen over alle anderen zullen heersen.

Eindeloos worden in de media steeds nieuwe schandalen over graaiende slechterikken onthuld. Op Facebook worden die verhalen aan de lopende band herhaald door verontwaardigde burgers, die dat dan verbinden met hun eigen armoede en andere ellende. Maar de bankiers en andere kapitaalbezitters vertonen in grote lijnen steeds hetzelfde gedrag, ook al vindt er onderling maar in beperkte mate overleg tussen hen plaats. Ze zitten nu eenmaal in een bepaalde positie in de kapitalistische ratrace waar we allemaal in gevangen zitten. Het is volstrekt zinloos om steeds maar weer nieuwe schandalen te onthullen en daarover maar voort te kankeren. Zoals het ook zinloos is om de graaiende bankiers te vervangen door anderen, die weldra ook graaiende bankiers zullen zijn. Het zijn dus in mijn ogen de omstandigheden waarin die mensen leven die ter discussie moeten worden gesteld en die moeten worden veranderd. Dat zijn de omstandigheden en de structuren van het kapitalistische productiesysteem. Het kapitalisme moet op zijn minst worden hervormd en ingeperkt door middel van collectieve democratische arrangementen. Ik kom daar nog op terug.

Een coalitie met rechtse nationalisten?

Dat er een soort “sociaal kapitalisme” van vrije ondernemingsgewijze productie mogelijk zou zijn, gaat voorbij aan de essentie van het kapitalisme: als ondernemer geld verdienen aan de arbeid van anderen om je eigen bedrijf overeind te houden in concurrentie met anderen, zodat je steeds lagere lonen moet betalen of ten onder moet gaan. Ben je winnaar in het uitbuiten van anderen, dan word je zeer rijk en machtig. In de discussie over het artikel van Thieme zag ik het argument van een SP-er voorbijkomen dat die populistische rechts-nationalisten toch maar mooi voor lokale zelfstandige productie zijn, waarbij we onze eigen sociale standaarden en milieustandaarden kunnen stellen. Daar zijn wij voor, aldus de SP-er, die strijd voeren we dan wel samen met rechts, maar dat is mooi meegenomen, want zo kun je dan een sterke beweging op gang brengen tegen vrijhandelsverdragen als TIPP en tegen multinationals die het beleid bepalen. Tot zover de SP-er. Zoals uit de analyse van het artikel van Thieme blijkt, wordt principiële kritiek op het kapitalisme voor het gemak maar even buiten beschouwing gelaten. Daarmee is de angel uit de discussie gehaald in het kader van “de haalbaarheid” van het verzet tegen TTIP.

Ook een figuur als Paul Cliteur is in dit verband nauwelijks meer te plaatsen. Hij was curator van de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD, en hij is ook zeer actief geweest in het Humanistisch Verbond. Hij was columnist in Trouw en voor het tv-programma Buitenhof. Hij is een fervent verdediger van het liberalisme, bij wie we een principiële kritiek op het kapitalisme niet hoeven te zoeken. Hij uit zich in felle bewoordingen over de islam, en hij is ook verdediger van dierenrechten. Daarom was hij in 2004 en 2014 lijstduwer bij de Europese verkiezingen van de Partij voor de Dieren. En hij schreef een bijdrage in Thiemes boek “De eeuw van het dier”. Ook bij de Tweede Kamer-verkiezingen heeft hij de Partij voor de Dieren gesteund. In feite is hij als verstokt liberaal voorstander van een soort moreel reveil, dat we verderop in dit artikel ook terug zullen vinden bij de PVV. Zo wordt de verwarring over wat links en rechts is, en wat de analyse kan zijn van de maatschappij, compleet. Oftewel: we zijn met dit soort mensen op weg naar het droombeeld van een nationalistisch kapitalisme, met nog steeds extreme armoede en grote tegenstellingen tussen arm en rijk, en de hoop op een beetje milieuvriendelijkheid. De coalitiepolitiek van sommige linkse politici met dergelijke figuren leidt tot een babylonische spraakverwarring over de manier waarop de samenleving in elkaar zit, met als resultaat een stuurloosheid van links waarbij rechtse argumenten links worden en omgekeerd, en mensen gedesoriënteerd raken.

Systeemkritiek en omgeving

Zoals gezegd, systeemkritiek en het inzicht dat de mens behalve door zijn of haar erfelijke eigenschappen in zijn denken en doen sterk beïnvloed wordt door zijn omgeving, verdwijnen steeds meer uit beeld. Dat moet worden gewijzigd, als we tenminste een keer een verandering ten goede willen bewerkstelligen. Anders blijven de graaiende bankiers graaiende bankiers, welke moraal je er ook tegenover stelt. Waarmee ik geen aanhanger ben van een soort mechanistisch materialisme, waarbij wordt verondersteld dat als de omstandigheden veranderen, de mens automatisch en masse een ‘goed’ gedrag zal gaan vertonen. Ik betoog slechts dat de omstandigheden en de wijze waarop wij de productie van goederen en diensten organiseren, een factor is die invloed heeft en dat dit dus ter discussie moet staan. Maar dat wordt in de huidige dominante neo-liberale maatschappij systematisch geëlimineerd.

De verdedigers van de zogenaamde vrije ondernemingsgewijze productie stellen elke vorm van systeemkritiek op het kapitalisme in een kwaad daglicht. Soms doorspekt met racisme. Mensen die in armoede leven en die een verband proberen te leggen tussen hoe ze in deze persoonlijke omstandigheden terecht zijn gekomen aan de ene kant en de algemene ontwikkelingen en omstandigheden in de maatschappij aan de andere kant, die dus het bovenstaande inzicht onder woorden proberen te brengen, krijgen naar hun hoofd geslingerd dat ze leven in “de slachtoffercultuur van de doorgeschoten welvaartsstaat” of “de slachtoffercultuur van migranten”. En dat wordt dan verbonden met de winnaarsideologie van het neo-liberalisme. Bah, dat klagen, bah, wees geen slachtoffer, bah, wees een winnaar, je kunt het, jij kunt ook een winnaar worden, als je maar wilt. Maar je wilt niet, dus ben je een loser. Wij hebben wel een empowerment-cursus voor je, zodat je je wat beter gaat gedragen, wat meer voor jezelf opkomt en je ellebogen leert gebruiken. Aldus de neo-liberale propagandapraatjes. Maar dat soort peptalk-cursussen vallen niet mee, gezien de schuldgevoelens die velen de armen proberen aan te praten. En als de armen dan vanwege die schuldgevoelens (“Het ligt allemaal aan jezelf”) in hun schulp kruipen, dan is dat mooi meegenomen, gezien de structurele armoede en massawerkloosheid die binnen het kapitalistische systeem onoplosbaar is. Zo verdwijnt met de door mij genoemde inzichten over het verband tussen de mens en zijn omgeving ook de empathie van mensen voor elkaar langzaam uit beeld. Daardoor worden ze op zichzelf teruggeworpen. Dat komt de machthebbers goed uit. Want het is niet de bedoeling van de heersers dat mensen allerlei kritische inzichten gaan gebruiken om in onderlinge solidariteit en samenwerking in opstand te komen.

De PVV

De PVV maakt handig gebruik van het verdwijnen van systeemkritiek en de verwarring die daarbij ontstaat. De PVV-ers omarmen “het vrije Westen”, waarmee ze het kapitalisme bedoelen. Een systeemkritiek op dat kapitalisme, of het inzicht dat de moraal van de mens en zijn daarop gebaseerd gedrag door de omstandigheden wordt beïnvloed, is ook bij deze extreem-rechtse partij afwezig. De PVV weet de bankencrisis handig om te buigen tot een discussie over de euro, waarbij het erom zou gaan dat “wij” van “onze” belastingcenten zouden moeten betalen voor de onterecht klagende klaplopers uit Zuid- en Oost-Europese landen. In het kader van de verwarring wordt de PVV soms wel linkse standpunten toebedeeld. De partij zou toch maar mooi tegen de huidige Participatiewet hebben gestemd en adequate kritiek hebben geuit die ook door organisaties van uitkeringsgerechtigden naar voren wordt gebracht.

En dan komt de PVV met het valse argument dat bijstandsgerechtigden in armoede moeten leven, terwijl vluchtelingen onze sociale huurwoningen zouden afpakken en 250 euro zakgeld per maand zouden krijgen, naast kost en inwoning. En de bijstandsgerechtigden krijgen niets en moeten onder het regime van de Participatiewet leven. Bij de PVV zijn de belangen van baanloze uitkeringsgerechtigden in goede handen, zo komt het dan op nogal wat mensen over. Maar de partij is economisch gezien liberaal en onderscheidt zich wat betreft de opvattingen over de inrichting van de samenleving niet of nauwelijks van de op bijstandsgerechtigden hakkende VVD. Geen wonder dus dat in de teksten van de PVV instemmend VVD-ideoloog Frits Bolkestein wordt geciteerd. De kritiek van de PVV op de VVD heeft alleen betrekking op de “culturele” component die in het liberalisme van de VVD zou zijn vergeten. In het verlengde daarvan ligt de islamkritiek, zoals dat ook het geval is bij Cliteur en Baudet. De PVV gaat uit van een abstracte moraal over goed en kwaad die van bovenaf moet worden opgelegd aan de bevolking, als oplossing voor de tegenstellingen en de ellende die zit ingebakken in het kapitalistische systeem waar de partij zo’n voorstander van is. Iedereen moet zich in het kapitalisme moreel goed gedragen, ook de graaiende bankiers. Aanhangers van samenzweringstheorieën, en theorieën over geheime onderhandelingen van een mondiale elite, die ook de goede moraal stellen tegenover de slechterikken aan de macht, zijn dan ook een gemakkelijke prooi voor de PVV. Ook bij complotdenkers blijft systeemkritiek buiten beschouwing.

Paul Scheffer

De abstracte moraal die de liberalen van bovenaf willen opleggen met voorbijgaan aan het structurele onrecht dat in het kapitalisme zit ingebakken, is verbonden met theorieën over “de nationale cultuur”. Aan die “cultuur” worden exclusief de veronderstelde goede eigenschappen van de mens verbonden, die we allen zouden moeten nastreven. Het concept van “de nationale cultuur” en het nationalisme is echter een door de negentiende eeuwse liberale elite van bovenaf opgelegde kunstmatige constructie, gebaseerd op geschiedvervalsing. Tot in de vijftiger jaren van de vorige eeuw, toen de oude plattelandsbeschaving in Nederland definitief verdween, was er een lappendeken aan regionale culturen, die soms sterk van elkaar verschilden. Er bestaat niet zoiets als een historisch gegroeide “nationale eenheidscultuur” van onderop. Wie de suggestie wekt dat dat wel het geval zou zijn, vervalst de geschiedenis, bedoeld of onbedoeld.

Een voorbeeld daarvan is de analyticus Paul Scheffer. Hij verklaart de voorkeur van veel Nederlanders voor het overleg- of poldermodel vanuit de geschiedenis. Nederlanders zouden in de strijd tegen het water genoodzaakt zijn geweest om nauw samen te werken in waterschappen. En van daaruit zouden zich nationale culturele elementen hebben ontwikkeld. Dat is ronduit onzin. De samenwerking tussen boeren en de oprichting van waterschappen kwam pas in de negentiende eeuw op grotere schaal op gang, en werd van bovenaf door de overheid opgelegd, omdat de boeren op de hoger gelegen gronden in de loop der eeuwen nooit wilden meebetalen aan het onderhoud van de dijken. Er waren ook in die regionale culturen conflicten, tegenstellingen tussen arm en rijk, en juist ook, gezien de chronische verwaarlozing van de infrastructuur in de loop der eeuwen, tegenstellingen tussen diverse belangengroepen die het bestuur verlamden en waarbij verbeteringen uitbleven. Het doel van de liberalen bij het nastreven van een soort moreel reveil is om de boel in het ellende en tegenstellingen producerende kapitalisme nog een beetje bij elkaar te houden. Het kapitalisme staat als systeem bij hen niet ter discussie.

Participatiemaatschappij

Maar er zijn niet alleen maar mensen die geloven in de PVV of in samenzweringstheorieën. Er is altijd veel verzet geweest tegen het kapitalisme. De historicus Tine de Moor heeft de opkomst van bewegingen van mensen geanalyseerd die in de loop van de geschiedenis in crisisperioden het heft in eigen handen namen en de productie van goederen en diensten zelf gingen organiseren, omdat de markt faalde in de voorziening daarvan. In de Middeleeuwen bestonden er gilden en gemeenschappelijk bezit en productie op het platteland. Aan het einde van de negentiende eeuw kwam met het steeds mondialer opererend kapitalisme de coöperatieve gedachte op. Vandaag de dag is er een nieuwe golf van initiatieven in dat opzicht, iets dat ook wel “de participatiemaatschappij” wordt genoemd. Dat is geen uitvinding van de regering, maar betreft een reële reactie van grote delen van de bevolking op het falende neo-liberalisme waar het gaat om de productie van goederen en diensten voor allen. Het is dus niet zo dat de mensen passief blijven en zijn murw geslagen door het neo-liberale geweld, wat sommige linkse analytici beweren als ze aangeven dat niemand meer de straat zou opgaan voor sociale rechten. Het is anders. Deze op het milieu en op sociale rechten gerichte beweging heeft nu nog geen gemeenschappelijke politieke stem. Maar wel komen overal ondernemingen op die milieuvriendelijk willen produceren. De beweging is weliswaar gedecentraliseerd en verbrokkeld, maar toch zeer sterk.

Ik ben me ervan bewust dat dit soort bewegingen het “sociaal kapitalisme” kunnen versterken, waarbij rechtse stromingen dankbaar gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om de discussie over de essentie van het kapitalisme te omzeilen en zo uiteindelijk mee te helpen om het kapitalisme te handhaven, met alle nadelen van dien. Zij hebben belang bij de huidige babylonische spraakverwarring over het wezen van het kapitalisme. De wijze les van de opkomst van de coöperatieve gedachte in de negentiende eeuw en haar ondergang is dat “sociaal kapitalisme” in essentie als een onmogelijkheid moet worden beschouwd. Dat valt ook af te leiden uit de ontwikkelingen rond de RABO-bank en Friesland Campina, die zich in de loop der tijd door fusies van lokale coöperaties, schaalvergroting en afbraak van zeggenschap van lokale producenten hebben ontwikkeld tot machtige multinationals, die zich in niets meer onderscheiden van andere. Een “sociale” kapitalistische onderneming kan tijdelijk worden opgebouwd in een niche van de markt, bijvoorbeeld met overheidssubsidies. Maar op den duur komen ook dit soort bedrijven voor de keuze te staan om mee te gaan in de wetmatigheden van het asociale kapitalisme, dat wil zeggen: zelf ten onder gaan of andere bedrijven kapot concurreren.

Zonder structurele hervormingen van de maatschappij gaat het niet. Het gaat er dus om in welke richting een eventuele toekomstige stem van de nieuwe participatiemaatschappij zich zal ontwikkelen. Die stem zal vorm moeten geven aan de strijd om een omvangrijkere “derde sector” van de participatiemaatschappij tussen staat en markt te creëren, waarin het wel mogelijk is om duurzame alternatieven voor de kapitalistische productie tussen staat en markt te ontwikkelen. De strijd daarover zal gaan over de mate waarin en de wijze waarop staat en markt voorwaarden zullen stellen aan initiatieven van onderop, waarbij die al dan niet worden ingeperkt door of ondergeschikt worden gemaakt aan de wetten van staat en markt. Daarover moet links een visie ontwikkelen, die aansluit bij de vele initiatieven die vanuit de bevolking worden ondernomen. Velen zien de hierboven genoemde nadelen van het kapitalisme, maar het oude alternatief – meer staatsingrijpen, een grote publieke sector – is door de ervaringen met de oude verzorgingsstaat en de ervaringen in Oost-Europa eveneens in diskrediet gebracht. Toch moeten we de kansen die zich nu voordoen, niet laten liggen en niet slechts voortgaan op het pad van de klassieke eisen en acties. Rechts zou niet de strijd om de agenda van een nieuwe sociale beweging moeten winnen omdat links faalde om een alternatief voor de neo-liberale politiek te ontwikkelen dat aansluit bij initiatieven vanuit de bevolking om hun leven zodanig vorm te geven dat het kan gaan dienen als alternatief voor staatsbureaucratie en menselijkheid vernietigend kapitalisme. Figuren als Cliteur, Baudet en vele andere salonfähig gemaakte rechts-conservatieve en racistische columnisten in de reguliere media zijn met de verwarring die ze zaaien en met hun niet empirisch gefundeerde fantasietheorieën over “een nationale cultuur” de wegbereiders van het streven naar die rechtse overwinning. En dat zou een ramp zijn. Want veertig jaar neo-liberalisme heeft diepe sporen in de samenleving achtergelaten en de empathie van mensen voor elkaar flink vernietigd. Dat dreigt alleen maar erger worden als de PVV nog meer macht zou krijgen en als andere partijen meer PVV-standpunten zouden gaan overnemen.

Piet van der Lende