Euthanasie, “voltooid leven” en de menselijke autonomie

Alexander Pechtold.
Alexander Pechtold.

Met de kabinetsformatie op de achtergrond is de laatste maanden een discussie op gang gekomen over euthanasie. Preciezer: D66 probeert het recht op een zelfgekozen dood op de agenda te krijgen, niet alleen bij wat “ondraaglijk en uitzichtloos lijden” wordt genoemd, maar ook als er sprake zou zijn van “voltooid leven” in de ogen van degene die aan het eigen leven een eind gemaakt wil zien. Potentiële coalitiepartner ChristenUnie wil die kant niet op. De SGP heeft nog wat olie op het vuur gegooid met een stuk in de Wall Street Journal waarvan minstens de kop suggereerde dat dokters in Nederland vrij losjes mensen de dood in spuiten. Radicaal-links beweegt zich in deze materie met enig ongemak. Dat is maar goed ook, want het is ongemakkelijke materie.

Het traditionele links-liberale standpunt is eenvoudig. Mensen komt individuele autonomie toe, niet alleen waar het gaat om persoonlijke invulling van het leven, maar ook waar het levensbeëindiging betreft. Als ik wil leven, mag niemand mij dat leven afpakken. Als ik dood wil, mag niemand mij daar uiteindelijk in beletten, want mijn doodsverlangen is mijn autonome keus. Helder. Even helder is het standpunt van ChristenUnie en SGP: het leven is van God gegeven, het is niet aan mensen zelf om dat te beëindigen. Niet bij een ander, niet bij zichzelf. En je mag zéker geen ander medeplichtig maken om aan je eigen leven een eind te helpen maken.

Dat is de discussie, zoals die doorgaans gevoerd wordt. Er zit ruis in, het conservatief-christelijke kamp komt ook met zaken die linkse mensen (horen) aan (te) spreken: de zorg voor kwetsbare mensen. Als mensen dood willen, moeten we die wens niet honoreren, maar de wens oppikken als roep om extra zorgzaamheid. Maar de inzet van SGP en CU is niet een extra zorgzame samenleving. Doel van die partijen is een maatschappij waar God de meester is van leven en dood. Over het begin ervan – geen abortus! Over de invulling daarvan – seksualiteit ingebed in heteroseksuele huwelijkstrouw en gericht op voortplanting, bijvoorbeeld. En over het eind – geen zelfgekozen dood, en zeker niet met assistentie van anderen.

De kern van dat rechts-christelijke verhaal valt op geen enkele manier te onderschrijven. Het is een verhaal van opgelegde autoriteit die mensen hun vrijheid ontneemt, en die een groep ideologische experts die namens God menen te mogen spreken tot machthebbers verheft. Dit slag christendom is bovendien hypocriet, waar het vaak de doodstraf wel onderschrijft, en groen licht geeft voor wat dan “rechtvaardige oorlogen” heet, want “de overheid draagt het zwaard niet tevergeefs”, zoals het dan heet. De gepropageerde heiligheid van het leven blijkt in deze kring dus nogal betrekkelijk.

Maar de bezorgdheid voor kwetsbare mensen, die misschien aangeven liever dood te willen maar dat wellicht doen onder impliciete druk, omdat ze niemand meer tot last willen zijn, en omdat hun leven in een kariger wordende verzorgingsstaat er bepaald niet kleurrijker op wordt… die bezorgdheid is door links-radicale mensen wat minder makkelijk terzijde te schuiven. Dat SGP en CU deze zorg erbij slepen, in een op Gods oppermacht georiënteerd verhaal, betekent nog niet dat die zorg – los van misbruik door rechtse politici – op zichzelf onzinnig is. En een maatschappij waarin je, als je levensmoe bent, daar al te laagdrempelig hulp krijgt om “uit het leven te stappen”, ik ben absoluut niet de enige radicaal die zich daar hoogst ongemakkelijk bij voelt. De organisatie Doorbraak laat geregeld een kritisch geluid van waakzaamheid op dit front horen. Dat geluid is welkom en noodzakelijk.

Laten we, terwijl we het rechtse God-is-de-baas-verhaal resoluut afwijzen, het links-liberale autonomie-verhaal dus bepaald niet zonder meer omarmen. Er is een beter verhaal nodig, waarin het begrip “autonomie” – absoluut wezenlijk in deze discussie – van extra diepte maar ook breedte wordt voorzien. Tegelijk zijn er drie andere begrippen onmisbaar in deze discussie. Wederkerigheid. Zorgzaamheid. Compassie. Alleen dán wordt autonomie een sociaal en anarchistisch waardevol concept, geen bruggetje naar neo-liberaal individualisme, zoals dat in D66-handen zo makkelijk gebeurt.

Autonomie dus. Zelf (auto) de wet (nomos) stellen voor jezelf. Ik bepaal hoe ik leef, en wat er met mijn leven gebeurt. Het is een onontkoombaar uitgangspunt. Het alternatief is namelijk dat een ánder dat bepaalt. God in de theorie van de conservatieve christenen, maar in de praktijk altijd andere ménsen en hun instrumenten, een overheid, een staatsgezag, “de evolutie”, de werking van de markt. Dat aanvaarden is de essentie aanvaarden van wat linkse en radicale mensen niet kunnen en willen aanvaarden: machten boven mij, machten die mij onderwerpen, uitbuiten, onderdrukken, kunstmatig de dood in kunnen sturen en – kunstmatig in leven kunnen houden. Ik zeg het Max Stirner graag na: “Voor mijzelf gaat niets boven mijzelf”.(1) Daar hoort natuurlijk, in alle wederkerigheid a la Kropotkin, uiteraard bij: voor jouzelf gaat niets boven jouzelf. Het betreft hier een moreel uitgangspunt met universele geldigheid, niet iets dat voor sommigen geldt en voor anderen niet.

Maar wat is die autonome mens eigenlijk? De liberale versie gaat hier uit van bewustzijn en wil. Ik denk, dus ik besta, a la Descartes. Ik wil, dus ik beslis, a la Pechtold. Het is een hele karige, kale persoonlijkheid die hier spreekt. Onder het bewustzijn zit onderbewustzijn dat in dromenland en lustbeleving zo graag zijn eigen autonome gang gaat, slechts met de grootste moeite in de hand gehouden door het commandocentrum, de wil. En rond die wil als besluitvormingscentrum zitten dan ook nog de autonome levensprocessen zelf, de ademhaling, de spijsvertering, de bloedsomloop. De autonome mens is dat alles tezamen, niet alleen de bewuste wil. Autonomie nastreven is de bloei van de mens als geïntegreerd samenspel tussen al die functies en strevingen nastreven. Niet enkel ‘kunnen doen wat ik wil’, ongeacht wat dat hele organisme doet, nastreeft, ‘wil’.

Juist in vragen van leven en dood is dat relevant. Je kunt dood ‘willen’, heel bewust, heel vastbesloten. Maar wil daarmee heel de mens, namens wie de wil spreekt, wel dood? Probeer het maar eens uit. Hou je adem maar eens in, omdat je wilt flauwvallen en je bewustzijn wilt verliezen. Dat lukt enkele tientallen seconden, misschien langer. De druk om toch te gaan ademen groeit echter. De wil gaat die aanvechting echter te lijf… tot je het gevoel hebt dat je hoofd zowat knapt. Daarna neemt de ademhaling de zaak over, schuift de wil aan de kant en komt op gang, waarmee flauwvallen en erger wordt voorkomen. Er zijn krachten ín de mens die de bewuste wil soms weerstreven en soms sterker zijn ook. Je kunt jezelf wel dood willen. Maar een groot deel van jezelf is het daar zelden spontaan mee eens en vécht, door tóch de ademhaling, de spijsvertering, de hartslag gaande proberen te houden. Daarom is bijvoorbeeld hongerstaking tot de dood erop volgt zo’n zwaar gevecht: het lichaam wíl helemaal niet dood, maar wilskracht en bewustzijn beslissen anders. Onvrijwillige dood is daarom altijd doodsstrijd, en gezien vanuit het organisme als geheel is bewuste zelfdoding een vorm van ónvrijwillige dood. De wil bepaalt weliswaar, maar zet daarmee een groot deel van de mens buitenspel. Een deel van de mens bepaalt voor het geheel, tegen dat geheel in.

Niet alleen komt met de dood aan elke vorm van menselijke autonomie sowieso een eind: dode mensen hebben niks meer te willen. De keus voor de eigen dood, door de bewuste wil gemaakt, is ook nog eens een inbreuk op de autonome levensprocessen, een inbreuk die wordt gedaan door hooguit een déél van de autonome mens. Door een ander de dood in gejaagd worden, is een complete inbreuk op de menselijke autonomie. Door jezelf de dood ingejaagd worden is minstens een gedeeltelijke inbreuk op die autonomie. Door een ander tegen je wil in leven gehouden worden is óók een gedeeltelijke inbreuk op die autonomie, een inbreuk op die bewuste wil, een soort van inmenging in de burgeroorlog tussen bewuste wil en autonome lichaamsfuncties. Doen alsof met een ‘recht op euthanasie’ de menselijke autonomie wordt beschermd en gegarandeerd, gaat aan deze complexiteit totaal voorbij. ‘Jij’ wilt misschien dood. Maar je ademhaling, spijsvertering en bloedsomloop zijn het daar zelden mee eens. Wie geeft hen een stem?

Dit is geen woordenspel. Mensen met depressies zullen het volgende wellicht herkennen (been there, done that). Je bent depressief. Je ziet het niet meer zitten, alles is kleurloos en grauw, apathie regeert, er kan amper een lachje af. Je functioneert, maar je leeft niet echt. Dat duurt, dat wordt erger, het kan een doodsverlangen oproepen ook. Dagen worden weken, weken worden maanden. En dan, bijna zonder dat je het in de gaten hebt… smaakt het eten plotseling weer iets lekkerder. Schiet je in de lach bij een absurd nieuwsbericht. Hoor je een vogeltje fluiten en voel je je even iets blijer. De lichaamsfuncties worden levendiger, de zintuiglijke waarneming scherper. Voordat de bewuste wil dit alles vertaalt met: depressie voorbij, ik heb weer zin in het leven! heeft het organisme zelf die conclusie helpen trekken, gewoon door prettiger te gaan functioneren. Het zijn die autonome levensprocessen die de impasse doorbreken, processen die aanvankelijk haaks staan op het bewustzijn dat het memo “depressie voorbij!” nog niet heeft geregistreerd.

Elke discussie over zelfgekozen dood hoort recht te doen, niet alleen aan de in somberheid gevangen wil, maar aan die mens als geheel die zichzelf op vaak wonderbaarlijke wijze weet te regenereren, with a little help of your and my friends. Het idee “je hebt er geen zin meer in, dan moet je er een eind aan kunnen maken” is veel te kort door de bocht. Je kunt niet zeker weten wat jouw hele organisme wil, vandaag, maar ook morgen en overmorgen. De dood forceren is dat autonome levensproces blokkeren. Zolang de levensfuncties werken, is het leven kennelijk niet “voltooid”, en je kunt principieel niet weten of ook het bewustzijn en de wil zich vroeg of laat niet weer gaan realiseren dat er wel degelijk nog iets te leven valt. Voltooid is een leven pas als de dood daadwerkelijk en onomkeerbaar is ingetreden, en geen seconde eerder.

Wat betekent dit voor de euthanasiediscussie? Niet dat SGP en CU gelijk hebben! Mensen dwingen te blijven leven, omdat God dat zou eisen, is de menselijke autonomie doodleuk terzijde schuiven, en dat is onaanvaardbaar. Mijn verzet tegen “euthanasie” als concept wortelt nu juist in die autonomie.

De dood is een bruut ding, haar kant kiezen is de autonomie opgeven. Ik geloof dat, in een vrije en solidaire maatschappij en op weg daarheen, de norm wel degelijk hoort te zijn: van het leven blijf je af, wie een leven neemt, breekt in op de menselijke autonomie en moet daar wel zeer gegronde redenen voor hebben (ik erken het recht op gewapend verzet, maar dat is een discussie die ik hier laat rusten). De norm ‘van het leven blijf je af’ hoort in elk geval het concept “medisch handelen” te blijven doortrekken. Medisch handelen is gericht op preventie van ziekten, op genezing van ziekten en verwondingen en, als dat echt niet gaat, dan voornamelijk op het minimaliseren van leed en pijn. Iemand dood maken is, per definitie, geen medisch handelen en dient daar niet door slimme wetgeving in te worden ondergebracht. Het begrip “euthanasie” – goede dood – dient wat mij betreft ook uit deze discussie te verdwijnen. De dood is in medische sferen nooit ‘goed’, hooguit een iets minder erg kwaad dan uitzichtloos lijden.

Betekent dit nu dat mensen die een ander helpen om te sterven, dus de cel in moeten? Alsjeblieft niet! Mijn punt ligt niet in de strafbaarheid van dit en dat. Ik geloof helemaal niet in strafrecht: gevangenissen moeten worden gesloopt, niet worden gevuld. Ik geloof wel in een onderliggend normatief stelsel dat zegt dat bepaalde handelingen verkeerd zijn omdat ze mensen ernstig beschadigen, het onderling vertrouwen schaden, menselijk samenleven ernstig bemoeilijken. En ik denk dat menselijk samenleven die handelingen dient tegen te gaan. In dat stelsel is het doden van een ander – niet uit zelfverdediging of iets dergelijks, maar, laten we zeggen ‘in vredestijd’ – verkeerd. Dood-op-verzoek uit het strafrecht halen is daarom gevaarlijk, niet wegens dat strafrecht zelf, maar omdat het een normverschuiving uitstraalt: “iemand welbewust doden is niet vanzelfsprekend verkeerd”. Ik vind die normverschuiving niet goed. Daarom – en niet omdat ik mensen die helpen bij zelfdoding graag in de cel wil hebben – ben ik tegen verruiming van de euthanasiewetgeving, een wetgeving die ik sowieso al problematisch vind.

Het doden van iemand op diens verzoek kan echter zijn ingegeven door compassie en respect, door een compassie die respect verdient. De ander wíl echt dood, de ander heeft geen mogelijkheden om de eigen dood tot stand te brengen en vraagt daarom hulp, de ander lijdt vreselijk – wat kun je als zorgverlener en/of dierbare anders dan helpen, en iemands dood daarmee dichterbij brengen? Ik snap dat een familielid zo’n beslissing neemt, ik snap dat een arts daarbij helpt. Ik zou het absurd vinden om zulke mensen dan wegens moord de cel in te gooien. Maar moord – in de zin van “iemand met voorbedachte rade doden” – is het strikt genomen wèl. Zolang we niets beters hebben weten te organiseren dan de wanstaltigheid die ‘strafrecht’ heet, zou ik in zulke situaties dus liever zeggen: behandel zo’n dood-op-verzoek als een moord, en luister heel goed naar alle betrokkenen. En laat het oordeel dan zijn, als de dood werkelijk op nadrukkelijk verzoek is bespoedigd, uit compassie met ondraaglijk leed: ja, het was moord in juridische zin, maar gezien motieven en context is van strafoplegging geen sprake. Geen rechtbank die ik dat zorgvuldige oordeel zou toevertrouwen, maar dat nu even terzijde. De neiging echter om doden-op-verzoek te verhullen met eufemismen over “de goede dood” en “respect voor autonomie”, die neiging bevalt me allerminst. Het is die normalisering van het doden van mensen die wel degelijk beangstigend is.

Daarbij zijn, naast de kernwaarde “autonomie”, die andere woorden van belang: wederkerigheid, compassie, zorgzaamheid. Wederkerigheid: nu wil jij dood, en je vraagt mijn hulp. Wat als ik dood wil, laat je mij dan zomaar gaan, met assistentie en al? Nu vraag je mijn hulp om jou dood te maken. Zou je mij diezelfde hulp geven? Of zou je, samen met mij, op zoek gaan naar iets dat het leven draaglijker maakt, waard om voor in leven te blijven? En is dat wat we willen: een wereld waarin we elkaar op verzoek de dood in helpen?

Is trouwens het idee dat iemand die dood wil en daar recht op hulp daarbij claimt, niet ergens ook een inbreuk op de autonomie van hulpverleners? Moet een arts iemand de dood in helpen, omdat wet en protocol zeggen dat de patiënt daar recht op heeft? Ook als de autonome wil van die arts zich daar ten diepste tegen verzet? Hier is minstens van twee botsende autonomieën sprake, en niet van één autonoom persoon wier keus vanzelfsprekend gehonoreerd zou moeten worden. Mag ik gedwongen worden om te blijven leven, als ik mij daar met hand en tand tegen verzet? Nee. Mag ik gedwongen worden om iemand te doden die me daarom vraagt, en daartoe wettelijk door Pechtold is gemachtigd, ook als ik me daartegen met hand en tand verzet? Nee. Natuurlijk, een arts die niet wil helpen bij zelfdoding kan de hete aardappel doorschuiven. Maar daarmee verschuift slechts het probleem. Welke uitkomst dit dilemma ook heeft, er is áltijd sprake van minstens een gedeeltelijke inbreuk op menselijke autonomie. Hier is geen ‘goede’ oplossing voor, alleen een minst slechte, van geval tot geval met grote zorgvuldigheid te bekijken.

Daar komt het volgende begrip bij: compassie. Ja, als iemand vreselijk lijdt, kan medelijden iemand ertoe brengen om aan dat lijden een eind te maken (niet eens altijd op verzoek!). Maar diezelfde compassie zal zich hopelijk ook uitgedaagd voelen: kan ik deze mens in nood niet zodanig ondersteunen dat de wil om te sterven minder wordt en verdwijnt? Zegt de compassie: “Jij wilt dood, hoe kan ik je het leven uit helpen?”. Zegt de compassie niet minstens zozeer: “Jij wilt dood, hoe kan ik helpen de wanhoop die je drijft te helpen verdrijven zodat je niet meer dood wilt?”. Ik voel me prettiger en veiliger in een maatschappij waarin die tweede houding, compassie gecombineerd met zorgzaamheid, de maatschappelijke norm is. D66 maakt de eerste houding veel te vanzelfsprekend. Geef mij maar zorgzaamheid, een wereld waarin mensen niet alleen kijken naar de bewuste en noodzakelijkerwijze beperkte wil van een mens in nood, maar naar die héle mens. “Do not go gentle in that good light… Rage, rage against the dying of the light”. Die dichtregels van Dylan Thomas hebben wat mij betreft een nieuwe, oeroude geldigheid.

Er is de vraag: en wat in het geval van dementie? Een wilsbeschikking in de trant van: als ik dementeer, maak mij dan dood? De gedachte doet me net zo huiveren als het vooruitzicht van dementie zelf. Zolang je niet dement bent, kun je zoiets bedenken. Eenmaal een flink eind aan het dementeren, is die wil echter verdampt, of onherkenbaar veranderd. Ik mag hopen dat niemand ter dood gebracht gaat worden op basis van een verzoek van acht jaar eerder van die persoon zelf. Je weet niet, en je kunt niet weten, of de huidige verregaand veranderde persoon nog achter dat besluit van destijds staat. De autonomie respecteren van iemand van acht jaar terug – iemand die feitelijk is verdwenen? Ten koste van de autonomie van de persoon van nu, die misschien wel, maar misschien ook wel helemaal niet levensmoe is? Die misschien wel maar misschien ook wel helemaal niet ernstig lijdt? Die verregaand in de war is, maar nu en dan wellicht ook onbedaarlijk plezier heeft?

Bij al die onzekerheden geldt: je hebt een kwetsbaar mens die zorg en respect verdient. Bij die zorg en dat respect hoort hopelijk niet: we maken u dood want dat wilde u acht jaar geleden, ook al snapt u vandaag helemaal niet meer waarom u dat destijds bedacht. Ik hoop nooit te dementeren. Ik hoop ook dat, als ik een wilsbeschikking maak om mijn leven te beëindigen als ik dement word, dat die nooit ten uitvoer wordt gelegd, in de papierversnipperaar verdwijnt of hooguit als aandenken in een plakboek verdwijnt, om daar nooit meer uit te komen. De ‘ik’ van nu heeft het recht om zichzelf van kant te brengen, ook al is ook dát een gedeeltelijke inbreuk op de eigen autonomie. Niemand heeft uiteindelijk het recht om mij tegen te houden als ik per sé wil en niemand medeplichtig maak. Iets anders zou een volledige inbreuk op mijn autonomie zijn. Maar de ‘ik’ van nu heeft niet het recht om de ‘ik’ van over acht jaar voorwaardelijk ter dood te veroordelen wegens dementie. Dementie heft de autonomie van de persoon niet op, maar behoeft juist extra aandacht en ondersteuning onder steeds moeizamer omstandigheden.

Er is over de hele zaak veel meer te zeggen. Dood willen is niet iets louter individueels, om nog maar eens iets wezenlijks te noemen. De wil komt vaak niet louter uit persoonlijke pijn voort. Preciezer: die pijn heeft wortels en een context. De heilige markteconomie werpt mensen terug op de van overheidswege gepropageerde zelfredzaamheid. Die kun je “autonomie” noemen, maar het is precies het dictaat van de markt die werkelijke autonomie van vrije mensen onderwerpt, uitholt en onmogelijk maakt.

In een wereld waar enerzijds oudere mensen vereenzamen, zieke mensen op kosten gejaagd worden, waarin we te horen krijgen hoe duur de zorg aan het worden is, en waarin anderzijds mensen tot steeds hogere productiviteit gedreven worden, met overwerk dat de overlijdenskansen verhoogt en zo meer… in zo’n maatschappij kan de keus voor de eigen dood maar al te makkelijk worden ingegeven door een gevoel van onvolkomenheid: ik doe niet meer mee, ik doe er niet meer toe, ik ben anderen maar tot last, maak mij maar dood.

Ik zeg niet dat Pechtold die kant op wil, al stelt het snoeiharde neo-liberalisme van D66 allesbehalve gerust. Ik zeg wèl dat, in deze wereld van markt en rendement en verplicht meedoen, al te losjes praten over “voltooid leven” dat op verzoek wel beëindigd kan worden een verontrustend symptoom is van een verontrustend productiviteitsdenken dat al veel te veel menselijke autonome levens de vernieling inhelpt.

Peter Storm
(Dit artikel verscheen eerder bij Konfrontatie. Wij hebben er twee links aan toegevoegd: over Doorbraak en D66.)

Noot
(1) Max Stirner, ‘De enige en zijn eigendom’, vertaling 2012, pag.30