Flextensie ontduikt iedere cao die maar voorhanden is

Mensen in de bijstand kunnen via arbeidsbemiddelaar Flextensie wat bijverdienen. Dat heeft er baat bij, net als gemeenten. Er is ook kritiek. Voor circa 12 euro per uur kunnen ondernemers via het bedrijf Flextensie ontvangers van bijstand inhuren voor tijdelijke of flexibele klussen in bijvoorbeeld horeca, schoonmaak of detailhandel. Deze werknemer ontvangt dan 2 euro per uur bovenop de uitkering. Flextensie, die deze constructie heeft bedacht, deelt de overige 10 euro met de gemeente. “Iedereen tevreden”, zegt oprichter Guus Bludel. Al vijftig gemeenten doen zaken met het nieuwe bedrijf uit Den Haag. Maar er komt steeds meer kritiek op. “Dwangarbeid”, zegt actiegroep Dang uit Groningen. “Wij worden geacht te werken zonder loon, zonder arbeidsrechten, zonder cao of baangarantie om zo onze uitkering te bekostigen.” Op internetfora voor bijstandsgerechtigden wordt opgeroepen niet te werken ‘voor de Flextensie-uitbuiters’. Op haar website noemt Flextensie zich een sociale onderneming zonder winstoogmerk. “Als Flextensie winst maakt, word dit grotendeels weer geïnvesteerd in projecten met een maatschappelijk doel”, meldt het bedrijf online. Die projecten vallen binnen het eigen bedrijf. De winst wordt in de onderneming gestopt om de dienstverlening te verbeteren, zegt Bludel desgevraagd. Wat precies wordt bedoeld met sociaal ondernemen? “Dat winst niet ons primaire doel is. Wij hebben een sociaal probleem vastgesteld en we gaan dat bedrijfsmatig aanpakken.” Al duizenden mensen in de bijstand hebben zich geregistreerd bij Flextensie. Gemeenten stimuleren dat ook. Ze benadrukken dat de uitkeringsgerechtigde zo werkervaring kan opdoen waardoor de kans op een betaalde baan groter wordt. En voor de gemeenten is het financieel aantrekkelijk, want zij krijgen een deel van het salaris. “Die premie is hopelijk een stimulans om veel uitkeringsgerechtigden aan te dragen. Hoe meer mensen er worden geplaatst, hoe groter het aandeel van de opbrengst voor de gemeente is”, legt Bludel uit. “We moeten natuurlijk ook wat te verkopen hebben.” Bij Flextensie werken zeven mensen. Het is geen uitzendbureau. De bijstandsgerechtigden blijven klant bij de gemeente. Het is ook geen reïntegratiebureau, want het begeleidt mensen niet naar de arbeidsmarkt. Flextensie is een soort tussenpersoon die de administratie doet en adviseert. De gemeenten bepalen de spelregels. Zij beslissen hoeveel een uitkeringsgerechtigde krijgt, hoe lang hij ergens gaat werken, et cetera. In Hoorn protesteerde eerder dit jaar de lokale partij HOP tegen de samenwerking met Flextensie. Ze is bang dat echte banen verloren gaan. HOP-fractievoorzitter Robert Vinkenborg noemt de constructie “het vermalen en vermorzelen van uitkeringsgerechtigden”. Hij krijgt bijval van Déjo Overdijk van de FNV die over Flextensie zegt: “Er wordt flink verdiend aan het uitbuiten van mensen en het ontduiken van iedere cao die maar voorhanden is.” Bludel begrijpt de kritiek niet. “Politiek geraaskal”, zegt hij. “Wij hebben alleen maar goede bedoelingen. De gemeenten ook. En circa 25 procent van de deelnemers stroomt uit de bijstand. Zij mogen werken bij het bedrijf waar wij ze hebben geplaatst. Zij zijn zeer tevreden.” Daarbij betaalt de werkgever loon, waardoor de bijstandsgerechtigden er – ook al is het weinig – financieel op vooruit gaan. Bludel: “Vergelijk het eens met de proefplaatsing, die veel gemeenten inzetten; dan verdient een uitkeringsgerechtigde een maand lang helemaal niets en betaalt een ondernemer ook niets.” Flextensie heeft in 2014 maandenlang overleg gehad met het ministerie van Sociale Zaken. Daarin zijn de regels opgesteld waarbinnen gemeenten de Flextensie-methode kunnen toepassen. Wat Flextensie doet, mag van de wet waardoor gemeenten zich niet belemmerd voelen met dit bedrijf in zee te gaan. Belangrijk voor Flextensie is dat de bijstandsgerechtigden vrijwillig meedoen. Maar wat is vrijwillig als de gemeente het aanbiedt? Bijstandsgerechtigden mogen nauwelijks werk weigeren. Bludel: “Ik zit niet bij de gesprekken die gemeenten voeren met hun klanten, maar ik ga er vanuit dat niemand het tegen zijn zin in doet.”

Ingrid Weel in Niet iedereen blij met baan plus bijstand (Trouw)