De Peueraar 6, februari 1991

Auteur:


Oeverloos

Ouder de naam Oeverloos vonden en vinden er in het LVC een aantal debatten plaats over een viertal Leidse kwesties. Het eerste debat in de reeks: Minerva contra de Leidenaren...

Op 9 januari begaf ik mij naar het LVC alwaar een 'Leidse burger' verbaal in de clinch zou gaan met een bestuurslid van Minerva. (Of was het nou andersom ?) Het normaliter armoedige en kale zaaltje was voor deze gelegenheid omgetoverd tot een heus 'grand café' met boven het tafeltje van de 'bekvechters' en discussieleider een enorme vlag met daarop het wapen van Leiden. Verder stonden er wat tafeltjes met daaraan of Minervanen of 'andere' mensen. Let wel: of, want integratie van of contact tussen de twee groepen bleek al bij voorbaat onmogelijk. Nu heb ik zelf altijd een beetje medelijden met die Minervanen, zeker nadat ik al die arme 'nullen' eens gezamenlijk gras zag eten tijdens een tribunaal op de Burcht. Aan de andere kant ben ik me er echter ook van bewust dat deze mensen of in ieder geval een groot aantal ervan later terecht zou komen op beleidsbepalende posities of op belangrijke posities bij grote bedrijven. Maar waarom het doorgaans a-politieke publiek van LVC nou zo'n hekel had aan hun toekomstige 'bazen' was me een raadsel. Dit raadsel werd echter snel opgelost. "In Leiden kunnen we al sinds lange tijd een groep marsmannetjes onderscheiden die een andere taal spreken, zich schuldig maken aan bizar gedrag, en zich al het ware op wolkjes bevinden van waaraf ze uit de hoogte naar beneden spreken tot de 'normale' burger" aldus Willem van Leeuwen, al 16 jaar woonachtig in Leiden, ex-student Nederlands.

"Dit kankergezwel in de Leidse samenleving dient dan ook zo snel mogelijk te worden verwijderd naar bijvoorbeeld Wassenaar, Blaricum, Aerdenhout of Haren." Willem was het dus duidelijk eens met stelling 1: "Uit oogpunt van de leefsfeer in de stad en een goede verstandhouding tussen studenten en andere Leidenaren is het noodzakelijk dat Minerva uit de stadsgrenzen wordt verwijderd."

Edmond Fokker, student en bestuurslid van Minerva, was het logischerwijs niet eens met de stelling, maar: "Het is wel een goede stelling, om dat hij aantoont hoe snel men generaliseert." Dit was volgens hem ook wel weer logisch aangezien men het beestje nu eenmaal graag bij de naam placht te noemen. "Maar", zo stelt hij: "Dit generaliseren is ook erg gevaarlijk omdat het merendeel van de Minervanen zich goed blijkt te kunnen mengen met de Leidse bevolking. De slechte verstandhouding tussen Minervanen en Leidse burgers is dan ook een erfenis van vroeger tijden." Vervolgens brabbelt Fokker wat Latijn, realiseert zich plotseling voor 'gewone' burgers te zitten en zegt: "Natuurlijk zijn er binnen Minerva ook kwalijke elementen. Doch dit komt wel degelijk ter discussie. Ook misstanden van vroeger (gloeiende koperen centen), dingen die je moet afkeuren zijn veranderd. Binnen Minerva is er nu zelfs een divisie die zich wijdt aan burgerzaken".

"Dit bedoel ik nou", briest Van Leeuwen "Dit drukt het hele cultuurverschil uit". Van Leeuwen is zichtbaar boos als hij vervolgt: "Stelling 1 is een echte haatstelling. Hoe komt die haat? Minerva vertegenwoordigt de speeltuin van elitair Nederland, en wij zitten met die zooi." Volgens Fokker is er echter al lang geen sprake meer van een elite. "Vroeger kon je spreken van een elite, nu wordt men gewoon lid om een hoop lol te maken. En mede daarom hebben wij, omdat we ons ervan bewust zijn ons op een precair punt in de Breestraat te bevinden, onlangs nog voor 3 of 4 ton isolatie tegen de muur gegooid."

Volgens Willem is er echter niets structureels veranderd de afgelopen jaren. Minerva huisvest zo'n 3000 arrogante studenten die het voor de andere studenten verpesten. Verder is Minerva volgens hem nog steeds bevoorrecht binnen Leiden omdat het 'goede vriendjes' is met het clubje van notabelen (waaronder burgemeester Goekoop, ex-Minervaan). "Een andere club zou allang gesloten zijn na al de geluidsoverlast die jullie hebben veroorzaakt", stelt van Leeuwen. "Maar jullie krijgen alles voor elkaar. De Leidse burger ziet dit en vandaar ook die haat."

"Ik begrijp dat er anti-gevoelens zijn maar ik wil er toch ook vooral op wijzen dat een feest als 3 oktober onder andere door ons wordt gefinancierd", reageert Fokker. "Bah, jullie zitten op een ivoren toren en werpen centen naar het volk", zegt van Leeuwen nu. "Maar we leven in een verzorgingsstaat en er is dus niemand afhankelijk van liefdadigheid."

En zo ging het maar door. Van Leeuwen werd bozer en bozer. En Fokker zat te draaikonten als een volleerd politicus. "Natuurlijk... ,enerzijds. ... ,maar toch meen ik te kunnen stellen dat. Bla bla. Bijna viel ik in slaap. Totdat iemand uit de zaal (toevallig ook een Peueraar) zich tot Fokker richtte met de woorden: "Jullie vertegenwoordigen de (kans-)rijken en wij de (kans-)armen." En toen was het pauze. (Misschien mocht het niet te politiek worden.)

Stelling 2 luidt: "De houding van de Leidse bevolking jegens Minerva, is het gevolg van pure onwetendheid. Deze onwetendheid is niet verwonderlijk, met een lokale bevolking die er prat op gaat dat Leiden, ondanks haar universiteit, het laagste IQ-gemiddelde van Nederland heeft."

Fokker: "Omdat Minerva nu eenmaal geen open café is, is er dus ook een bepaalde mystiek aanwezig. Men weet niet wat er gebeurt binnen in het gebouw. Toch vormt men zich een beeld van weelde, en zo ontstaat de Calimero-optiek: 'ik is klein en hij is groot'". Van Leeuwen: "Ik liep onlangs op straat toen ik plots 2 Minerva-leden op me af zag komen. Toen ik ze voorbij liep zei de een tegen de ander: "Kijk ze hebben de riolen weer open getrokken. Moet ik dan tolerant zijn?"

"Dat is toevallig een van die kwalijke gevallen, ja, maar wij proberen er alles aan te doen dit te voorkomen".

Het koppel lijkt ook over de tweede stelling goed te kunnen bekvechten maar hier ben ik toch verdorie niet voor gekomen. Dat die lui 'ballerig' zouden zijn interesseert me niet. Gelukkig blijkt iemand anders het ook zat te zijn. "Jullie zijn kansrijk en de meeste andere Leidse burgers dus kansarmer. Daarom is er een slechte verstandhouding, zegt iemand uit de zaal. Op het moment dat Fokker wil antwoorden springt er echter al een Minervaan uit de zaal naar de microfoon. "Carrière maak je niet door lid te worden van Minerva, maar door karakter", zegt hij oprecht. Aan zijn stem te horen weet ik dat hij gelooft in wat hij zegt. Het is dezelfde jongen die ik in de pauze in de WC had gesproken. Ik vroeg hem toen of hij het leuk vond om 'nul' te zijn. "Het is een spelletje", antwoordde hij. "Over een paar jaar doen anderen dingen voor mij." Toen ik zei dat het "trappen naar onderen en likken naar boven"-spelletje geen spelletje voor mij was, maar oefening voor de carrière zei hij: "Je ziet het te somber", volgens mij. "Het is gewoon een hoop lol en carrière maak je door karakter." "Dan hoop ik dat je meer karakter hebt dan intelligentie", dacht ik bij mezelf. Meer zal ik over de avond niet zeggen. Zucht...

Het tweede debat in de serie Oeverloos had als titel: "Hoe zit het met het Leidse cultuurbeleid?"

Na de teleurstelling van de vorige keer was ik toch weer naar dit tweede debat toegegaan. De spreker en spreekster op deze avond waren Alex Milberg, filmmaker en een van de initiatiefnemers van de Droomfabriek, en Yvonne van Baarle, hoofd van de directie Cultuur en de belangrijkste vormgeefster van het beleid gevoerd ten opzichte van kunst en cultuur. Ik zal niet de moeite nemen veel woorden te verspillen aan deze avond. Ik laat het bij wat uitspraken die wat mij betreft voor zichzelf spreken.

Zaal: "Er wordt niets gezegd over kleine initiatieven die geen of te weinig subsidie krijgen...

Van Baarle: "Alles wordt afgewezen met argumenten."

Zaal: "Kunst is vermogen van een kunstenaar om de geest of het gemoed te beroeren."

Van Baarle: "Daar ben ik het mee eens."

Later zei Van Baarle: "Kunst is een complexe aangelegenheid. Toch dient het zo efficiënt mogelijk te worden geëxploiteerd. We moeten bedrijfsmatig naar instellingen kijken. Soms is het moeilijk keuzes te maken tussen bepaalde stukken in de Schouwburg. Toch moet een moeilijk stuk af en toe kunnen. We moeten dan toch proberen een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Ik ben een beleidsfiguur en bekijk kunst en cultuur pragmatisch."

Zaal: "Wie heeft het recht te bepalen wat goede kunst is?"

Van Baarlev: "De deskundigen. In de kunstwereld draait alles om kwaliteit en die wordt bepaald door de deskundigen. Deze mensen bekijken het pragmatisch en lopen alles af".

Enzovoorts

Terug