De Peueraar 8, april 1991

Auteur: Harry Westerink


Thema-avonden over India

Woensdag 10 april en woensdag 17 april organiseert De Invalshoek 2 informatie-avonden over India. Deze avonden zijn de tweede en derde in een reeks van drie. Eerder al, op 23 maart, was er een avond over de textielindustrie in India.

Ontwikkelingshulp... voor wie?

Op 10 april komt de ontwikkelingshulp van de rijke landen, waaronder Nederland, aan India aan de orde. Over ontwikkelingshulp aan de zogenaamde Derde Wereld (ook wel ontwikkelingssamenwerking genoemd) is al heel wat gezegd en geschreven. Al tientallen jaren wordt er gepraat en getypt, gekeuveld en ruzie gemaakt over de armoede en de hongersnood in arme landen. Zo noemt het rijke Westen de landen in het zuiden van de wereld, landen die door datzelfde rijke Westen gedurende meer dan 500 jaar arm zijn gemaakt en gehouden...

In de loop van de tijd, sinds de opkomst van het besef van de schandalige Noord-Zuid (rijk-arm) verhoudingen, zijn de arme landen meer en meer voorzien van een afstandelijk etiketje: de Derde Wereld. Naast de Eerste Wereld (het Westen, met name de Verenigde Staten en West-Europa) en de Tweede Wereld (met name de Sovjet-Unie, Oost-Europa en Cuba) werd er een Derde Wereld geschapen. Drie werelden op één aardbol! Iedereen werd aldus ingedeeld in één van de drie werelden, kreeg zijn of haar plaats op aarde toegewezen, crepeerde van de honger of kocht zojuist zijn of haar CD-speler. Zolang de werelden maar niet met elkaar in aanraking kwamen... Pas veel later, in de tachtiger jaren, raakte de leus "één wereld of geen wereld" enigszins in gebruik.

In 1974 zei de toenmalige en ook huidige minister van Ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk: "Als er geen beleid wordt gevoerd dat de ongelijkheid in de wortel aantast en een werkelijke bijdrage levert aan het proces van dekolonisatie, dan moet je niet teveel nadruk leggen op ontwikkelingshulp, want in zo'n geval is ontwikkelingshulp niet meer dan een lapmiddel voor de gevolgen van een internationaal economisch proces dat zelf ongewijzigd blijft."

Ferme woorden, hoor, en dat van een minister! In gewoon Nederlands zou je het als volgt kunnen vertalen: de afschuwelijke verhoudingen tussen arm en rijk, de schrijnende ongelijke verdeling van welvaart en welzijn, moeten radicaal veranderen; dat betekent dat je niet moet blijven steken bij het schaamlapje van de ontwikkelingshulp (dat het Westerse geweten schoon poetst en de beerput van de ellende bedekt met de mantel der (naasten)liefde), maar dat je het huidige economische systeem, het kapitalisme, moet bestrijden. Het valt echter te vrezen dat "onze" minister het niet helemaal op die manier bedoeld heeft. In elk geval "knokt" dezelfde Pronk twintig jaar later voor het behoud van de laatste restjes en kruimels die na de talloze bezuinigingsoperaties, tussenbalansen, broekriemaanhalerijen, en dergelijke, nog overblijven.

Ondanks (of juist dankzij!) jarenlange ontwikkelingshulp is de kloof tussen arme en rijke landen intussen alleen maar vergroot. De Derde Wereld-beweging, de mensen die zich actief inzetten voor verbetering van de positie van de Derde Wereld (overigens vanuit diverse uiteenlopende achtergronden, ideologische onderbouwingen en motieven), staarde zich lange tijd blind op de hulp en niet op de veel belangrijkere en diep ingrijpende economische structuren en ontwikkelingen. Net als in veel andere sociale bewegingen (bijvoorbeeld de milieubeweging) werkte de Derde Wereld-beweging vooral aan de bestrijding van de gevolgen van het kapitalistische systeem. Men deed in verreweg de meeste gevallen aan symptoombestrijding, aan het bewust of onbewust onder laten sneeuwen van de oorzaken van al die trieste armoede, uitputting, rampen, doden. Dat was veel gemakkelijker, dat oogste veel meer waardering, dat gaf een hogere status dan het permanent en op alle fronten aanvallen van het grote, logge, kwaadaardige. kapitalistische monster. Even een girootje uitschrijven, even wat doneren (fiscaal aftrekbaar!) naar de NOVIB, even wat UNICEF-kaarten kopen, en ach, dan kwam het wel weer goed met de wereld, jij had je jaarlijkse goede daad gedaan, en echt, je dacht werkelijk dat het nog zoden aan de dijk zette ook. Stapje voor stapje zouden we de wereld verbeteren, ja, het ging moeizaam, maar we waren op de goede weg...

Ondertussen denderde de uitbuitingsmachine voort. De schuldenlast van de Derde Wereld steeg tot de gigantische hoogte van 3.000 miljard gulden. De rente die over deze schuld betaald moet worden, dreigt meer dan de helft van de wereldbevolking te verpletteren. Nieuwe schulden worden aangegaan om de rente van de oude schulden te kunnen betalen. Ziehier de volstrekte waanzin, de barbarij van het kapitalisme. Ziehier de reden waarom we massaal, radicaal, frontaal en zonder voorbehoud in verzet moeten komen tegen de oorzaken van uitbuiting en ontmenselijking.

Ook India, als één van de grootste Derde Wereld-landen, heeft te lijden onder de enorme schuldendruk, en dan vooral de armste bevolkingsklassen. Momenteel bedraagt die schuld ongeveer 130 miljard gulden. India is daarmee na Mexico en Brazilië het land met de grootste schuldenlast in de Derde Wereld. De afbetaling van rente en aflossingen kost India jaarlijks ongeveer 30 procent van haar inkomsten uit export. Volgens de Wereldbank zit een land met een percentage van 20 procent al in de gevarenzone (in die gevarenzone zit je als Derde Wereld-land natuurlijk altijd al, maar dat zegt de Wereldbank er niet bij). De Indiase schuld bestaat voor 65 procent uit "officiële" schulden aan overheden en internationale organisaties en voor de resterende 35 procent uit commerciële schulden aan banken en andere financiële instellingen. India heeft een schuld van ongeveer 2 miljard gulden aan Nederland. Daarover betaalt India jaarlijks een bedrag van 100 miljoen gulden aan rente en aflossing.

Elk jaar ontvangt India van Nederland een bedrag aan ontwikkelingshulp van ongeveer 300 miljoen gulden. Ruim 200 miljoen daarvan, de zogenaamde bilaterale hulp, gaat rechtstreeks van de Nederlandse naar de Indiase regering. Voor Nederland is India het land dat de meeste bilaterale hulp ontvangt. De resterende 100 miljoen wordt grotendeels besteed via internationale organisaties zoals de EG, de Wereldbank en organisaties van de Verenigde Naties. Daarnaast wordt ongeveer 30 miljoen per jaar uitgegeven via de medefinancieringsorganisaties NOVIB, CEBEMO, ICCO en HIVOS, die daarmee projecten van particuliere organisaties in India ondersteunen.

De Nederlandse bilaterale hulp bestaat voor ongeveer de helft uit leningen met een lage rente en voor de helft uit schenkingen. Naar schatting wordt de helft van de hulp in Nederland besteed (!), bijvoorbeeld aan kunstmest en baggerschepen. Het gaat daarbij voor een groot deel om "gebonden" hulp die India verplicht in Nederland moet uitgeven. Die binding leidt tot duurdere importen dan nodig zou zijn als India de vrije keuze zou hebben bij het besteden van de hulpgelden. Met andere woorden: een groot deel van de hulp is niet meer dan een verkapte subsidiëring van het Nederlandse bedrijfsleven. In plaats dat dergelijk subsidiegeld rechtstreeks overgemaakt wordt naar Nederlandse bedrijven, maakt dat geld de ingewikkelde omweg naar India en weer terug naar Nederland. En dat alles om de schijn van ontwikkelingshulp hoog te houden, en om grootschalige projecten in India te financieren, zoals stuwdammen en andere infrastructurele projecten, die in elk geval volstrekt niet het belang van de armsten dienen, veeleer juist een drastische verslechtering van hun positie ten gevolge hebben (verdrijving van hun landbouwgronden, milieuvernietiging op grote schaal, enzovoorts). Dergelijke projecten zijn dan ook met name bedoeld om het karwei van het maken van winst, het werk van multinationals, soepeler te laten verlopen.

De andere helft van de Nederlandse bilaterale hulp wordt aan lokale kosten - bijvoorbeeld voor goederen, diensten en het aantrekken van personeel - in India uitgegeven. Daardoor levert deze zogenaamde lokale kosten financiering extra werkgelegenheid in India op. Van de Nederlandse bilaterale hulp wordt ongeveer een kwart besteed aan kunstmestleveranties door Nederlandse bedrijven. Volgens officiële statistieken wordt driekwart van de kunstmest gebruikt door middelgrote en grote boeren. Kleine en vooral marginale boeren profiteren maar in zeer beperkte mate van deze hulp. Landlozen vanzelfsprekend al helemaal niet.

De Landelijke India Werkgroep wil dat de hulp juist wel ten goede komt aan de allerarmsten in de Indiase samenleving. Daarom is de LIW begonnen met de campagne "Werk tegen armoede". De LIW heeft een drietal actiepunten opgesteld:

Meer informatie zal op 10 april gegeven worden door Gerard Oonk, medewerker van de Landelijke India Werkgroep. Ook zullen er dia's vertoond worden

Vrouwen en vrouwenbeweging in India

Op 17 april komt de positie van de Indiase vrouw en de rol van de Indiase vrouwenbeweging ter sprake. Wereldwijd zie je de werking van het patriarchaat: mannen onderdrukken vrouwen, mannen hebben de macht van het geld en het geweld, vrouwen hebben de machteloosheid van de keuken en de verzorging en opvoeding van kinderen.

Ook in India zit het ideaal van de dienstbare vrouw diepgeworteld. Daar heet het "sewa", het ideaal van altijd klaar staan voor je man en kinderen, zonder mopperen, ze altijd omringen met liefde en aandacht, daarbij jezelf volkomen wegcijferen. "Sewa" betekent letterlijk "dienstbaarheid". "Sewa" is bijna een religie: vanaf hun kindertijd worden Indiase vrouwen ermee vertrouwd gemaakt en het bepaalt hun hele leven.

Daartegenover wordt mannen geleerd dat ze de baas in huis zijn en dat vrouwen onder hun gezag staan. Ze voelen zich verantwoordelijk voor deze "natuurlijke" orde. Vooral mannen zijn daarom geneigd zich te verzetten tegen alle veranderingen waardoor vrouwen meer in de melk te brokken krijgen. Vaak worden ze daarin gesteund door vrouwen omdat ze zich aangetast voelen in hun zekerheden en hun eigenwaarde.

De machtsverhouding tussen man en vrouw wordt gezien als een "natuurlijke", door de goden gewilde orde. Het verbreken van die orde is vragen om onheil en chaos. Mannen zijn bang dat hun vrouwen ongehoorzaam worden als ze meer weten dan zijzelf. Zij horen immers de belangrijkste leermeester te zijn van hun vrouw. Omgang met buitenstaanders vormt een bedreiging voor deze wereld en schaadt de eer van de familie, vindt men. Overigens moet je niet denken dat deze "natuurlijke" orde beperkt blijft tot India. Ook elders, ook in Nederland, is het de normaalste zaak van de wereld om overdag, doordeweeks, vrijwel alleen vrouwen aan te treffen in bijvoorbeeld supermarkten, consultatiebureaus, kindercrèches, en achter typemachines, kassa's en aanrechten. Ook in Nederland worden vrouwen achtergesteld, wordt aan vrouwen verantwoordelijkheid ontnomen (maar tegelijk gigantisch zwaar belastend werk opgelegd: de opvoeding van kinderen), ook in Nederland moeten vrouwen het zwaarste, vieste, minst gewaardeerde, slechtst betaalde werk opknappen. Ook in Nederland verrichten vrouwen dubbel werk: werk buitenshuis én huishoudelijk werk.

Voor deelname van Indiase vrouwen aan een (vrouwen)organisatie blijkt vaak dat goedkeuring van hun echtgenoten onmisbaar is. Dit verhindert natuurlijk het zich georganiseerd verzetten tegen patriarchale structuren. Als hun mannen overtuigd zijn is een belangrijke stap gezet. Wanneer zij het niet zien zitten is het heel moeilijk voor de vrouwen om naar bijvoorbeeld scholingsbijeenkomsten te komen. Als die gericht zijn op economische verbeteringen waar het hele gezin de vruchten van plukt is er nog weinig weerstand van mannen. Maar als de activiteiten ook duidelijk aandacht besteden aan bewustmaking en vrouwenemancipatie ligt dat een stuk moeilijker.

Het blijkt dat persoonlijke gesprekken van groot belang zijn om mannen te overtuigen. Op het Indiase platteland zijn de meesten van hen analfabeet en weten weinig van de veranderende wereld om hen heen. Zij hebben van hun ouders en grootouders allerlei gedragscodes geleerd en die dwingen hen zich te verzetten tegen vrouwenemancipatie. Volgens vrouwelijke organisatoren van bijeenkomsten blijkt dat wanneer redelijk met hen wordt gepraat, ze hun gevoelsmatige weerstanden overwinnen en ze veel positiever tegen vrouwenprojecten aan gaan kijken.

De ervaring leert dat de emancipatie van vrouwen alleen mogelijk is door gelijktijdig te werken aan een stevigere zelfstandige economische basis en aan een verandering van de mentaliteit. Economische vooruitgang komt de kwaliteit van het leven van vrouwen zeker ten goede en het helpt hen om zich onafhankelijker op te stellen en meer invloed te verwerven. Dat is echter niet alles. Er moet ook een verandering in het denken plaatsvinden. Vrouwen moeten leren dat de samenleving zoals die nu is, niet alleen wordt gemaakt door mannen, maar, ook door henzelf en dat zij dus ook een verantwoordelijkheid hebben voor het veranderen van die omgeving. Daarom is het belangrijk dat vrouwen (en mannen!) hun kinderen anders opvoeden en anders leren denken. Vrouwen moeten leren zichzelf serieus te nemen en vertrouwen te krijgen in hun eigen ideeën.

Op het Indiase platteland is een groot deel van de boeren en landarbeiders vrouw. Haar rol verschilt uiteraard per klasse, kaste en regio. Zo kan het zijn dat een rijke boerin in Noord-India niet op het veld werkt en alleen haar echtgenoot zijn lunch brengt als hij niet thuis kan komen eten. Ook binnenshuis hoeft zij waarschijnlijk niet veel te doen omdat vrouwen uit de armste families van het dorp bij haar het huis schoonmaken en kleren wassen. Vrouwen in arme huishoudens daarentegen werken bijna altijd mee op het eigen land, werken als landarbeidster bij anderen, of doen huishoudelijk werk bij de rijke families van het dorp. In sommige streken van India wordt het als een schande gezien als vrouwen buitenshuis werken. Arme vrouwen zitten in de onmogelijke positie te moeten schipperen tussen de noodzaak het hoofd boven water te houden door geld bij te verdienen, terwijl ze tegelijkertijd de familie-eer moeten bewaren. Dit levert een permanente spanning op. Ze moeten soms zelfs verbergen dat ze buitenshuis werken. In extreme gevallen betekent dit dat vrouwen overdag binnen blijven en 's nachts naar buiten gaan om bijvoorbeeld de tarwe te oogsten! Behalve zeer vermoeiend is dat zeker ook niet ongevaarlijk vanwege de grotere kans om slachtoffer te worden van seksueel geweld of wilde dieren.

Over het algemeen is de positie van arme vrouwen nog veel slechter dan die van hun echtgenoten. Hoewel de officiële minimumlonen van landarbeiders voor mannen en vrouwen gelijk zijn (ongeveer anderhalve gulden per dag), verdienen vrouwen gemiddeld driekwart van wat mannen verdienen. Vrouwen zijn zelden in vaste dienst en verliezen bij mechanisering (bijvoorbeeld de aanschaf van een tractor) vaak als eerste hun baan. Een ander probleem is dat mannen vaak het volledige loon van hun vrouwen opeisen. Hoewel vrouwen verantwoordelijk zijn voor de gezinsuitgaven, moeten zij meestal hun loon aan de man afstaan.

Het huishoudelijk werk, bijna uitsluitend door vrouwen gedaan, omvat in vergelijking met Europa meer en zwaardere taken, zoals brandhout sprokkelen en water halen. Vrouwen zijn in diverse opzichten tweederangs burgers. Zij eten bijvoorbeeld pas nadat man en zonen hebben gegeten. Als gevolg van modernisering van de landbouw, ontbossing en privatisering van de gemeenschappelijke weide- en bosgronden is het leven van veel vrouwen nog een stuk zwaarder geworden. Het vinden van brandhout om voedsel te koken is in streken als de Gangesvlakte in Noord-Oost India en het Deccaans plateau in Zuid- India een groot probleem geworden. Vrouwen moeten steeds verder van huis om brandhout te zoeken: een tijdrovende en zware klus. Vrouwen worden ook op andere manieren gediscrimineerd. Zij hebben veel minder kansen op een opleiding dan mannen. Van de mannen op het Indiase platteland kan 40 procent lezen en schrijven en van de vrouwen slechts 18 procent. In veel Indiase gezinnen zijn dochters minder welkom dan zonen. Dat hangt samen met het gebruik dat de familie van de bruid een hoge bruidsschat moet betalen. Vrouwen behoren na hun huwelijk bij de familie van de man. Dochters worden daardoor soms slechts als tijdelijke kostgangers gezien en krijgen minder aandacht, dan zonen. De kindersterfte onder meisjes is hoger dan onder jongens. India is een van de weinige landen waar de levensverwachting van vrouwen bij de geboorte lager is dan die van mannen.

In de steden is de situatie van vrouwen over het algemeen iets minder schrijnend dan op het platteland. In New Delhi bijvoorbeeld is er in 1981 een vrouwencentrum geopend, genaamd Saheli, dat betekent vriendin. Over het waarom van een vrouwencentrum zegt een vrouw van Saheli: "Wij voelden behoefte om een vrouwenhuis op te richten, om een plek te hebben waar we andere vrouwen kunnen ontmoeten, ervaringen uit kunnen wisselen en gezamenlijk oplossingen voor onze problemen kunnen uitwerken. Voor sommigen van ons is deze behoefte een harde noodzaak. Geslagen door echtgenoten, bedreigd door schoonfamilie, overwerkt als huissloof met geen enkele mogelijkheid om creatief werk te gaan doen en van elkaar geïsoleerd hebben we in stilte geleden. Er was niemand om naar toe te gaan, geen steun, geen toevluchtsoord. Onze enige mogelijkheid om eruit te stappen is door zelfmoord of prostitutie, of voor de meer gelukkigen onder ons is er de opvang van familieleden."

Het centrum is niet alleen een ontmoetingsplaats voor vrouwen, maar in en vanuit deze plek worden allerlei activiteiten op touw gezet. De meeste vrouwen van Saheli doen bijvoorbeeld mee aan acties en demonstraties tegen verkrachting, tegen het nog overal gepraktiseerde bruidsschatsysteem en tegen de veel voorkomende moorden op bruiden die "te weinig" geld en goederen hebben ingebracht. Het aantal bruidmoorden neemt de laatste jaren enorm toe. Er zijn schattingen dat er elke dag wel ergens in India zo'n moord, wordt begaan.

Meer informatie zal op 17 april gegeven worden door Esther Seijmonsbergen, medewerkster van de vrouwengroep van de Landelijke India Werkgroep. Ze heeft tijdens haar reizen in India veel met vrouwen gesproken en kennis gemaakt met de vrouwenbeweging. Aan de hand van dia's zal ze vertellen over het dagelijks leven van Indiase vrouwen, haar werk, en haar strijd.

Terug