De Peueraar 9, mei 1991

Auteur: Eric Krebbers


(boekrecensie)

Hoe zit het nou met wit?

Dit boek wordt voortdurend in allerlei publicaties van de BOA aangeprezen. Zo heeft de BOA het de politieke partijen in Leiden aangeraden. Om er te zijner tijd een gezamenlijke discussie over te voeren. Ook de Peueraar doet dus mee, zij het slechts met een recensie.

Dit boek over racisme beslaat 6 hoofdstukken die hier stuk voor stuk de revue zullen passeren. "De verdwenen geschiedenis" heet het eerste. Daarin laat Van den Broek zien dat Afrika de bakermat van de Westerse beschaving is. De Egyptische beschaving (zwart en Afrikaans!) heeft via de Griekse en de Romeinse de onze sterk beïnvloed. Afrika en haar beschavingen hebben in de oudheid en daarna dan ook altijd hoog in aanzien gestaan. Pas tijdens de grote veroveringstochten (ook wel racistisch "ontdekkingstochten" genoemd) veranderde dit. Na de grote uitroeiing van de rijke beschavingen in met name Oost-Afrika werden deze in het Westen met opzet vergeten. Afrikanen werden vervolgens beschouwd als onbeschaafde, arme mensen, hetgeen door het racisme inderdaad ook wel deels bewaarheid is.

De grote veroveringsreizen waren het begin van het kapitalisme en van 500 jaar kolonialisme. De toen begonnen economische uitbuitingsrelatie tussen Noord en Zuid, tussen Wit en Zwart heeft altijd racistische argumenten nodig gehad om haar bestaan te rechtvaardigen. Vroeger ging het vaak om religieuze argumenten die geleverd werden door de kerk. Zo werd de zwarte slavernij, en de superioriteit van westerse mensen gerechtvaardigd door te verwijzen naar het bijbelverhaal over Cham.

Het tweede deel behandelt vele vormen van maatschappelijke onderdrukking, zoals klassisme, racisme, anti-semitisme, bodyisme (gehandicapten), seksisme, heteroseksisme, agisme (ouderen), en adultisme (jongeren). Al deze vormen vallen volgens Van den Broek onder de definitie: "Onderdrukking bestaat uit maatschappelijk erkend gedrag en maatschappelijk erkende ideeën die geïnstitutionaliseerd zijn en door wetten werden bekrachtigd." Discriminatie is volgens haar pas onderdrukking als het vast ligt in de structuur van de samenleving.

Ze laat zien dat iedere onderdrukte groep bestaat uit personen die ook behoren tot andere groepen, die op hun beurt weer onderdrukken of onderdrukt worden. Vrouwen worden als groep onderdrukt, maar witte vrouwen onderdrukken de zwarte, en gehandicapten worden onderdrukt door de niet-gehandicapten. Je kan dus nooit een eenvoudig schema van onderdrukte/onderdrukker tekenen. Vrijwel iedereen is onderdrukte en onderdrukker.

Wat wel duidelijk is, schrijft Van den Broek, is dat alle vormen van onderdrukking kapitalisch gebruikt worden. "Het kapitalisme is gebaseerd op onderdrukking en racisme is daar een onderdeel van." Het gaat het kapitalisme er om de mensheid te verdelen in enerzijds productieve en waardevolle mensen, en anderzijds niet-productieve en daarmee overbodige en dure mensen. Beide groepen worden onderdrukt, ofschoon de waardevolle en productieve groepen wel enorme materiële voordelen genieten voor zover zij binnen de heersende klassen vallen.

Deze onderdrukking vormt de mensen ook. Zwarte mensen gaan zo in hun minderwaardigheid geloven, witte in hun superioriteit. Toch gaat dit slechts om de voor het kapitalisme bruikbare buitenkant van de mens, "in de kern van mensen, in wat mensen wezenlijk zijn, zit de revolutionaire kracht tot verandering. Deze revolutionaire potentie is altijd en bij iedereen aanwezig."

Hoofdstuk drie behandelt de individuele onderdrukking. Kinderen worden van jongs af aan onderdrukt, en dat heet adultisme. Ondanks het "mogen meepraten" zijn kinderen rechteloos en financieel machteloos. Knderen zijn dan ook erg makkelijk "bewust" te maken van bun maatschappelijke positie door ouders en tv. Het geloof in de witte superioriteit wordt zo van generatie op generatie opgedrongen. Ook de inferioriteit van vrouwen, gehandicapten en ouderen wordt op deze wijze doorgegeven.

Het vierde hoofdstuk geeft meer gedetailleerd de racisme-socialisatie (=opvoeding) weer. Het staat vol met kinderliedjes, gebeurtenissen op straat en indirect racisme in schoolboeken, zoals de bewering in aardrijkskundeboeken dat niet-westerse volken een achterstand zouden hebben. Vanaf onze vroege jeugd worden we verkeerd ingelicht, vaak door onze ouders die ook niet beter weten. De eerste ontmoeting met zwarte mensen vindt voor witte mensen vaak plaats in een emotionele sfeer, denk aan de angst voor zwarte Piet. Of aan het witte kind dat haar verbazing niet mag tonen als voor het eerst een zwart mens ziet.

Op latere leeftijd worden, volgens van den Broek, alle ervaringen die dit foute beeld bevestigen onthouden, en ervaringen die niet kloppen met het beeld vergeten. Dit selectief vergeten bevestigt het beeld keer op keer, en daarmee het racisme. Het doorbreken van dit proces kan een emotioneel proces zijn doordat je je moet realiseren dat bepaalde zekerheden wegvallen. Ouders blijken toch niet alles te weten, je bent niet meer beter dan zwarte mensen, je hele wereldbeeld moet in de revisie.

Op dezelfde manier moeten zwarte mensen leren dat witte niet superieur zijn, het zogenaamde ingeslikte racisme. Van den Broek beweert dat beide groepen hier voordeel bij zullen hebben. Beide groepen, wit en zwart, worden door het racisme ontmenselijkt en vastgepind op hun huidskleur en de daarbij toegestane gedragingen. Nooit mag echter vergeten worden dat de voordelen voor wit enorm zijn, materieel gezien. Er is voor zwart in eerste instantie dus veel meer aanleiding om in verzet te komen.

Het voorlaatste hoofdstuk. Van den Broek pleit voor een andere kijk op racisme, en de strijd ertegen. Nu is het zo dat grote groepen mensen worden afgeschreven als bondgenoten. Dat zijn dan de mensen waar tegen gestreden moet worden, die zijn te racistisch, d'r is niet mee te praten. Van den Broek ziet racisme als overlevingsstrategie. Een voorbeeld: veel CP-stemmers stemmen uit machteloosheid. Het moet volgens Van den Broek nu mogelijk zijn deze mensen te overtuigen dat de zwarten niet de oorzaak van hun machteloosheid zijn. In trainingen wil zij de objectieve oorzaak van de machteloosheid, het kapitalisme, scheiden van de projectie ervan op de buitenlanders. Het is de bedoeling hen duidelijk te maken dat de buitenlanders in feite bondgenoten zijn, op haar minst potentieel. Veel CP-stemmers schoppen naar beneden, naar de zwarte, om het geloof in zichzelf te behouden.

Vervolgens gaat het Van den Broek er niet om iedereen met een schuldgevoel op te zadelen. Het gaat er meer om aan te tonen dat de racistische gedachten aangeleerd zijn, en dat men de verantwoordelijkheid dient te nemen ze weer af te leren.

Tenslotte hoofdstuk 6. De tweede feministische golf in jaren 60 en 70 had, volgens Van den Broek nooit kunnen ontstaan zonder de bewustwordingsgroepen voor vrouwen. Op dezelfde manier wil ze nu anti-racisme-trainingen grootscheeps ingang doen vinden om zo een anti-racistische golf te stimuleren. Bewust worden gaat vooraf aan politieke actie, zo stelt zij, en de rest van het boek staat dan ook vol met trainingsmethoden.

Hoe zit het nu met wit is een boek geschreven in de anarchistisch-feministische traditie. Het verwerpt een hele reeks van machtsvormen en laat zien dat bij al die vormen van macht gelijksoortige principes een rol spelen. Ook geeft Van den Broek, geheel volgens deze traditie, aan dat de bestrijding van racisme op maatschappelijk en op individueel niveau zal moeten plaats vinden.

Het is dan ook spijtig om te zien dat naarmate het boek vordert de maatschappelijke veranderingen uit het oog verloren dreigen te worden. De tweede helft van het boek concentreert zich volledig op individuele bewustwording in de vorm van therapie of training. Nu is het een bekend gegeven dat bewustwordingstrainingen of -weekeinden vaak een soort roes veroorzaken van "nu weet ik hoe het zit", maar dat zo snel als deze roes uitgewerkt is de deelnemer er weer alleen voor staat en zich realiseert dat het veranderen van gedrag verre van eenvoudig is. Laat staan maatschappijverandering. De individuele ex-deelnemer vindt zich geplaatst tegenover en kapitalistische (over)macht, en ervaart alom onwil. De duizenden trainingen en therapieën die in de jaren 60 en 70 uitgedacht werden, zijn vaak niet meer geweest dan brengers van 'instant' snelle kicks, geplastificeerd bewustzijn.

Wil bewust-zijn zin hebben dan moet het gepaard gaan aan een praktijk naar buiten. Voor dit boek betekent het dat ook de mensen die direct belang hebben bij het voortduren van de huidige situatie genoemd moeten worden. Van den Broek noemt het kapitalisme, maar wie besturen dat dan?

Af en toe wekt Van den Broek de indruk dat er met deze mensen gepraat kan worden, dat zij ook revolutionaire potenties hebben. Theoretisch gezien is dat inderdaad ook zo, ook zij worden door het kapitalisme ontmenselijkt. Het lijkt me echter niet slim om dit tot leidraad voor je politieke strijd te maken, want de voor hen geschikte trainingen bestaan niet. Het gaat namelijk niet zozeer om het praten op zich maar om de wil er toe. De wil om aan een training deel te nemen is natuurlijk grotendeels klassebepaald. De kip of het ei: ze zouden eerst een training moeten krijgen om de zin van een training in te zien. Onzin dus. Toch al met al een belangrijk boek, misschien wordt de racistische opvoeding die we allemaal krijgen in anti-racistische kringen te vaak over het hoofd gezien. Van den Broek legt er echter wat mij betreft weer wat teveel nadruk op, ten koste van de meer maatschappelijke aspecten van racisme.

Hoe zit liet nou met wit?, Lida van den Broek. Uitgeverij: An Dekker.

Terug