De Peueraar 10, juni 1991

Auteur: Eric Krebbers


Oude Leidse sprokkels

Uit onverwachte hoek een stukje verleden van ons, de Leidse Peueraars. In de Cultuur Agenda van mei schreef Dirk Jaap Noordam onder het kopje "Oude Leidse Sprokkels" een pagina vol over de tegenmacht van de Peueraars rond 1748. Natuurlijk is dit stukje "links" verleden voor de redactie van de Cultuur Agenda slechts amusement. Folklore, hoe die armoedzaaiers vroeger voor zichzelf opkwamen, ha, ha, net slapstick. Er wordt heel wat afgesmeten en kapot gegooid.

Voor ons heeft het echter een heel andere betekenis. Het stuk plaatst onze huidige strijd tegen de uitbuiting, tegen de macht van de rijken, in een historisch perspectief. Het artikel naakt helaas wel duidelijk dat onze voorouders heel wat beter in staat waren hun leven collectief zelf te bepalen. Dit is in het kort de inhoud van het artikel:

"Op 20 juni 1748 trok een merkwaardige stoet mensen door de smalle straten van de Leidse binnenstad. Aan het hoofd liepen vrouwen die met tangen op koperen ketels sloegen. Achter de vrouwen liepen kinderen en in de achterhoede volgden ook nog vele mannen van wie de meesten waren voorzien van hamers, beitels of zagen. De stoet trok langzaam op naar één van de mooiste en grootste huizen van Leiden, gelegen aan de Nieuwe Rijn tussen de Hooigracht en de Middelstegracht. In de volksmond noemde men het pand dan ook 'Het Paleis van Venetië'. De eigenaar ervan, Cornelis van der Cock, had zijn woning goed beschermd door soldaten en de eerste aanval van de menigte mislukte. Maar toen bleek dat een van zij ingangen van de woning niet werd bewaakt, kon men toch naar binnen. Daarna begonnen de deelnemers systematisch en ordelijk het pand van binnen geheel te slopen. Het kapotgeslagen marmer gooide men in de Rijn en daar kwam ook de rest van de inboedel terecht. Na twee en een half uur waren de vertrekken totaal vernietigd.

De woede van de menigte richtte zich tegen de man omdat hij de belangrijkste pachter van de belastingen van Leiden was. Van der Cock had de bevolking meer opgelegd dan rechtvaardig was en zo zichzelf verrijkt. 'Het Paleis van Venetië' was dus betaald met het zweet en soms zelfs het bloed van de gewone Leidenaar. (=Peueraar, red.)

Van der Cock was niet de enige belastingpachter die zijn inboedel zo kwijt raakte. Al op 18 juni had een menigte huizen van enkele van zijn collega's grondig vernield. De pachters zaten in een lastig parket en enkelen van hen waren niet van plan hun huizen zonder slag of stoot te laten vernietigen. Behalve soldaten konden ook burgerwachten de woningen beschermen. Maar verschillende van deze schutters weigerden het bezit te verdedigen van mensen die hen hadden uitgebuit. Er was dus eigenlijk geen middel om het pachtersoproer te keren, behalve dan toe te geven aan de wensen van de bevolking. Op 21 juni gebeurde dat inderdaad en werd bekend dat het systeem van de verpachting van de belastingen was opgeheven. Voortaan zou de stad zelf de belastingen gaan. heffen." Tot zover de Cultuur Agenda.

Dit verslag is natuurlijk gebaseerd op schriftelijke overleveringen. Het waren dan ook slechts de rijken, de collega's van de pachters enzo, die hun visie op de gebeurtenissen nagelaten hebben. De armen konden niet schrijven.

De rijken toen der tijd hadden veel minder zicht op de organisatiestructuren van de armen die in verzet waren dan nu het geval is. Tussen de regels door lezend ontwaar je een beeld van een behoorlijk hecht georganiseerde volksmacht. De acties waren namelijk goed gecoördineerd, maar veel vind je daarvan dus niet terug in de historische bronnen. Wat er van te denken als Noordam schrijft: "Vaak nam men bepaalde voorzorgen om andere huizen niet te beschadigen. Zo hoorde Dominee Stresoo die in de smalle Pieterskerkkoorsteeg woonde dat men bij het bestormen van het huis van de belastingpachter die zijn buurman was, moest oppassen voor de woning van de predikant. Volgens sommigen verontschuldigde men zich later voor het lawaai en het ongemak dat de vernieling voor hem met zich had gebracht." Het lijken overigens de vrouwen te zijn die een grote rol speelden in deze organisaties; zij liepen immers voorop.

De Peueraars "waren tevreden met des te meer reden omdat zij ook niet terecht hoefden te staan voor hun acties." De toenmalige overheid had blijkbaar te weinig nacht om de collectiviteit van het volk te kunnen doorbreken. Het zou niet mogelijk zijn geweest de individuele daders te pakken zonder opnieuw de volkswoede op te roepen. Het was pas veel later dat de overheid in staat was het volk op te splitsen in goed te beheersen individuen, met ieder hun eigen strafblad, dossier, sofi-nummer, uitkering en straks: legitimatiebewijs.

(Meer over deze en andere vormen van volksverzet lees je in de boekjes van het Kronstad Kollektief: "Hongeropstanden" en "Zand in de machine", beide verkrijgbaar bij Manifest en ter inzage in de Invalshoek.)

Terug