De Peueraar 14, oktober 1991

Auteur: Eric Krebbers en Ellen de Waard


De jeugd: het stiefkind van de wereld

Op twintig november is het 32 jaar geleden dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Verklaring van de rechten van het kind aanvaardde. Hoewel de rechten dus algemeen erkend zijn is er geen land dat zich eraan houdt. Uit het feit dat zo'n verklaring blijkbaar nodig is bleek trouwens al dat er iets goed mis is. Pure hypocrisie. Zo'n verklaring wordt gebruikt om de mensen het idee te geven dat er aan veranderingen gewerkt wordt, zodat ze de huidige situatie accepteren. Die is immers nog maar tijdelijk. Niet dus! De positie van kinderen in de wereld verslechtert nog dagelijks. Hun onmacht neemt verder toe, en daaraan parallel hun economische uitbuiting ook.

In dit artikel willen we ingaan op de positie van kinderen in de wereld. Eerst wordt gekeken hoe hier in het Westen tegen de jeugd aangekeken wordt, nu en in het verleden. Daarna geven we (schokkende) cijfers over het misbruik en de uitbuiting in de wereld. Tot slot worden een aantal aspecten belicht die van belang zijn voor Nederlandse jongeren.

Kind zijn door de eeuwen heen

De manier waarop we naar kinderen kijken is niet altijd het zelfde geweest. In de loop der eeuwen is het beeld over hoe kinderen zijn en zouden moeten zijn constant veranderd.

In de Westerse samenleving waren kinderen tot ongeveer 1750 goedkope arbeidskrachten voor hun ouders of hun baas. Om een vak te leren moesten kinderen vaak werken van 5 uur 's morgens tot 10 uur 's avonds. Tot ongeveer hun zesde levensjaar wordt het mensje in ontwikkeling als een wezen dat kwalitatief anders is beschouwd. Daarna neemt de kleine volwassene op alle mogelijke manieren deel aan het openbare leven en is er van bescherming geen sprake.

Zo rond 1900 is een beschermde kindertijd in het Westen een steeds algemener verschijnsel geworden. Het jeugdland met zijn eigen belevingswereld raakt steeds verder los van het continent van de volwassenheid. De leerplicht die rond de eeuwwisseling in steeds meer Westerse landen wordt ingevoerd betekent een grote verandering in het leven van kinderen. In Nederland gebeurde dat in 1901. De invoering van de leerplicht was enerzijds een antwoord op de strijd van socialistische en burgerlijke emancipatiebewegingen voor spreiding van kennis, anderzijds is de leerplicht een reactie op de ontwikkelingen in de industrie. De tweede industriële revolutie bracht technische omwentelingen met zich mee die nieuwe eisen aan de kwalificatie van de arbeidskracht stellen. Rekenen, lezen en schrijven is noodzakelijk om instructies te begrijpen voor het bedienen van machines. De leerplicht leidt en leidde dus zeer zeker ook kinderen op om ze naadloos in het kapitalistische systeem te laten passen.

Vanaf ongeveer 1750 kwam hier voor een aantal kinderen verandering in. De rijkdom steeg in de hogere kringen en meer mensen werden vrijgesteld van het arbeidsproces. Onder invloed van de Verlichting worden allerlei nieuwe idealen over de opvoeding geformuleerd. De ontwikkeling naar een langdurige en veilige kindertijd begint zich af te tekenen. Beschaafde dames en heren maken zich zorgen over de te grote belasting van de kwetsbare kinderziel. Kinderen zouden de tijd moeten krijgen om aan het harde leven te wennen. Hun onschuld moest onbedorven blijven. In de achttiende eeuw zien we kinderen dan ook vaak afgebeeld in de natuur en met dieren: het romantische ideaal van onbedorvenheid en onschuld.

In de twintiger jaren van deze eeuw wordt de institutionalisering van de zorg voor het kind en de jeugd voortvarend ter hand genomen. Ook de overheid heeft hier een belangrijke rol in. Theorieën en ideeën wisselen elkaar af: eerst zijn kinderen onschuldige wezens, dan weer moeten ze met ijzeren hand tucht bijgebracht worden, dan weer moeten ze zich spelenderwijs ontwikkelen.

De consumptiemaatschappij krijgt gestalte en jongeren worden interessant als potentiële consumenten. De opvoeding wordt liberaler maar de zogenaamde bandeloosheid van de Rock en Roll-generatie leidt tot een reactie van de gezagsdragers, opvoeders en overheid. Er wordt naarstig gezocht naar verklaringen voor de maatschappelijke problemen van de jeugd: criminaliteit, alcoholisme en allerlei soorten randgroepjongeren. Met name de ondermijning van de gezagsverhoudingen baart hen grote zorgen.

Het is duidelijk dat kinderen en jongeren in hun jeugd buiten de realiteit gehouden worden. Door middel van hun eigen voorzieningen, eigen tv-programma's en op school wordt hun een wereldbeeld opgedrongen dat niets met het echte leven te maken heeft. Hun zorgvuldig bewaarde onschuld komt keihard in botsing met de wereld van volwassenen, een wereld waar ze als jongere nauwelijks serieus aan deel mogen nemen. Er wordt gezegd dat kinderen in de leeftijd van ongeveer 12 tot 18 jaar in de beruchte pubertijd verkeren. Maar de puberteit is een verschijnsel bepaald door klasse, cultuur en tijd, en zeker geen natuurlijk gegeven. Dwarsliggende pubers zijn door de maatschappij gecreëerd en het direct gevolg van het feit dat kinderen in een rotmaatschappij deel moeten gaan nemen. En alhoewel kinderen steeds jonger geconfronteerd worden met de harde buitenwereld door bijvoorbeeld het jeugdjournaal en allerlei zware maatschappelijke thema's op school, kan er toch gesteld worden dat ze nog steeds afgeschermd worden van de realiteit. Veel ellende van de wereld gaat hen niet direct aan. Dit in tegenstelling tot kinderen in de zogenaamde Derde Wereld; deze worden van kleins af aan geconfronteerd met de strijd om het bestaan en er bestaat dus vaak geen beschermde kindertijd voor hen, behalve voor de rijken.

Maar alle mooie praatjes over een beschermde kindertijd en verbeterde omstandigheden voor kinderen ten spijt, de cijfers geven een totaal ander beeld (ontleend aan VN-rapporten).

De jeugd heeft de toekomst... niet

Overal ter wereld worden kinderen mishandeld. Psychisch, lichamelijk, seksueel. In de Westerse wereld circuleren cijfers van 1 op de 7 meisjes die het slachtoffer worden van seksuele kindermishandeling. Hoe die cijfers in de rest van de wereld liggen is niet duidelijk, maar het zal wel niet veel beter gesteld zijn. De cijfers voor psychisch en lichamelijk geweld zijn ook ongelofelijk hoog, en hiervan zijn overigens net als bij seksueel geweld zowel jongetjes als meisjes het slachtoffer.

Er zijn in de wereld in totaal 100 miljoen zwerf ofwel straatkinderen, waarvan 10 miljoen in de Westerse wereld. In de Filippijnen zijn dat er alleen al 1,2 miljoen, en van de inwoners van Mexico-stad is 10 procent straatkind. De kinderen stelen vaak voor hun levensonderhoud, en dat vinden veel middenstanders niet leuk. In Brazilië heeft dit al geleid tot doodseskaders die in opdracht van winkeliers straatkinderen vermoorden. Om aan al deze ellende te ontkomen zijn de kinderen vaak aan de drugs.

250 miljoen kinderen vanaf 4 jaar werken, vaak 12 uur per dag, en hun aantal groeit snel. Zij werken in fabrieken, op het land en in het huishouden als hulp. Onderzoekers spreken van slavernij. Terwijl veel arme kinderen overal ter wereld onder erbarmelijke toestanden werken, zitten de kinderen die tot de hogere klassen in de Derde Wereld behoren of die in de Eerste Wereld wonen op school opgesloten, gedwongen tot het ondergaan van een hersenspoeling die hen moet overtuigen van de normen, waarden en waarheden van het kapitalistische systeem. Ze worden gedisciplineerd en klaargestoomd voor de consumptiemaatschappij.

Je ziet het: twee soorten kinderen, elk voor hun eigen deel van de klassenmaatschappij op wereldschaal opgeleid. De een als arbeider, de andere als heerser met een mooi ideologisch verhaal dat hem soms meer dan 20 jaar is ingepompt. De kinderen van de armere soort zijn het slachtoffer van heel veel misbruik. Om er maar een paar die we gevonden hebben te noemen: er bestaat een handel in organen van Derde Wereld-kinderen (die zijn dus vermoord!) ten behoeve van rijke blanke volwassenen. Er zijn zo n 200.000 kinderen soldaat, en die worden dan vooral gebruikt om mijnenvelden onschadelijk te maken zoals tijdens de oorlog tussen Iran en Irak. Overigens maken kinderen het overgrote deel uit van de 64 miljoen burgerslachtoffers van de 150 gevoerde oorlogen na 1945. Ook de mensen die op de vlucht slaan voor oorlogsgeweld zijn grotendeels kinderen. Alleen al in Afrika leven 7 miljoen kinderen in vluchtelingenkampen. En als gevolg van de economische wereldoorlog tussen Noord en Zuid die al sinds 1945 (of 1492) woedt sterven jaarlijks 15 tot 20 miljoen kinderen van de honger. Van alle kinderen in de Derde Wereld leeft ongeveer de helft in totale armoede, volgens de VN.

In veel landen zitten heel jonge kinderen in de prostitutie. Bekende voorbeelden hiervan zijn de Filippijnen en Thailand. Er zijn prostituees van jonger dan 8 jaar in de Filippijnen. In Bangkok (de hoofdstad van Thailand) zijn 30.000 prostituees jonger dan 16 jaar, die door 5 tot 10 klanten per dag misbruikt worden en die ploegendiensten van 12 uur op en 12 uur af draaien. Een Thaise mensenrechtencommissie sprak van slavernij. Alom wordt het verband gelegd tussen deze waanzinnige uitbuiting en de aanwezigheid van Amerikaanse toeristen, dan wel militaire bases! Dit soort uitwassen vind je globaal gezien meer in kapitalistische landen dan in landen die een meer onafhankelijke koers volgen.

De kinderen in de rijkere groepen in de Westerse democratieën hebben geen stemrecht voordat ze de verplichte hersenspoeling ondergaan hebben. Een ander probleem voor kinderen in de rijke wereld (maar ook steeds meer in de armere landen) vormt de consumptiemaatschappij. De milieuvernietiging op enorme schaal die er het gevolg van is zal met name de mensen van de toekomst het leven onmogelijk maken. We leven nu op kosten van onze kinderen wat dit aspect betreft. Ook het verkeer, zeg maar de autoterreur, kiest haar slachtoffers bij voorkeur uit de kinderen. In de Westerse wereld worden jaarlijks tien- en zo niet honderdduizenden kinderen vermoord door autodebielisten.

In opstand

Kinderen ondergaan dit alles niet passief. Veel kinderen in de Derde Wereld vluchten en worden straatkinderen en beleven de daarbij behorende armoede vaak als minder erg dan de totale onmacht in het (een-ouder) gezin. Veel arme kinderen verkiezen het uitgebuit worden door een baas boven de arbeid in het gezin, omdat ze daar helemaal niets voor zichzelf aan overhouden.

Ook in het rijke Nederland ervaren veel kinderen onmacht. Velen worden geslagen of verwaarloosd. Ze lopen weg, spijbelen van school, raken aan de drugs of komen in de prostitutie. Dit soort dwarsliggende kinderen belandt vaak in een circuit van hulpverlening en wordt opgesloten in allerlei instellingen. Dat is hoe de volwassenen reageren als hun macht tegengewerkt wordt.

En de Nederlandse jongeren?

Om het dichter bij huis te houden zal er nu heel kort ingegaan worden op de specifieke situatie van Nederlandse jongeren. Waar lopen zij tegenaan? Waar komen zij tegen in verzet?

Arbeid. Volgens cijfers van 1988 is ongeveer 19 procent van de 18 tot 24 jarigen onvrijwillig werkloos (12 procent van 25 tot 64 jaar). Ook is 58 procent van de werkloze jongeren langer dan een half jaar werkeloos. Het gaat bij deze cijfers met name om meiden, buitenlandse jongeren en mensen met een lage opleiding. Die werkloosheid is vaak (mede) het gevolg van discriminatie en vooroordelen. Zoals bijvoorbeeld dat meiden niet voor typische mannenberoepen aangenomen worden, ondanks de juiste opleiding.

De schatting is dat het percentage jeugdige werklozen sinds 1979 verdrievoudigd is. Veel werkloze jongeren zijn niet geregistreerd omdat ze in deeltijd werken, afroepkracht zijn of onbetaald werken.

Inkomen. Uit deze slechte positie op de arbeidsmarkt volgt haast automatisch dat de inkomenspositie van jongeren ook slecht zal zijn. Vele jongeren zijn dus afhankelijk van een uitkering bij gebrek aan betaalde arbeid. De afgelopen 10 jaar zijn vele rechten van werkloze jongeren teruggedraaid. De uitkeringen zijn afhankelijk gemaakt van leeftijd, arbeidsverleden, en de wachttijd is verlengd. En natuurlijk enorme kortingen. Sinds 1 januari 1990 heeft iedereen geleidelijk vanaf 18 jaar recht op een individuele werkloosheidsuitkering. Maar ook dan een plicht om naar werk te zoeken, behalve als je kinderen onder de 12 jaar te verzorgen hebt. Leuk denk je misschien, maar de uitkering is zo laag dat je haast gedwongen wordt om bij je ouders te blijven wonen waardoor je afhankelijk van ze blijft.

Jongeren met werk hebben recht op een minimumjeugdloon (15 tot 23 jaar). Maar er is hier sprake van discriminatie. Voor gelijk werk krijgen jongeren minder betaald. Bovendien worden vrouwen over het algemeen lager betaald dan mannen voor het zelfde werk. Sinds 1979 is het minimumjeugdloon met 35 procent verlaagd. Dit onder het mom dat lagere lonen meer banen zou scheppen. Dit is onzin gebleken. Jongeren worden gewoon als goedkope arbeidskrachten misbruikt.

Onderwijs. Veel jongeren ervaren school als levensvreemd: het heeft geen praktische waarde en staat ver af van hun belevingswereld en interesses. De lessen zijn saai en betekenisloos, er wordt verwacht dat je passief luistert. De onvrede van jongeren uit zich dan in vroegtijdig school verlaten, spijbelen, ordeverstoringen en een hoog ziekteverzuim. De school stoomt je klaar voor de arbeidsmarkt en om je als een braaf lid van de samenleving te laten worden door een systeem van beloning en bestraffing. De relatie leerkracht-leerling is er een van baas en leerling. Ondanks leerlingenraden hebben jongeren geen structurele mogelijkheden om les-inhouden te bepalen, boeken te kiezen en slechte leerkrachten weg te krijgen. Ook hier weer zien we dat meiden en buitenlandse jongeren een bijzondere positie innemen. Meiden volgen over het algemeen een opleiding beneden hun mogelijkheden. Buitenlandse jongeren hebben taal- en aanpassingsmogelijkheden.

Huisvesting. Vanaf 18 jaar hebben jongeren recht op zelfstandige woonruimte maar bij gebrek aan financiële middelen en specifieke huisvesting voor hen (1- en 2-persoonshuishoudens) komt hier weinig van terecht. Werkende jongeren blijven meestal langer thuis wonen dan studerende jongeren. Bij gebrek aan geld is kraken voor velen een oplossing. Een ander probleem is dat de huisvesting vooral gericht is op het gezinsdenken.

Strafrecht. Voor kinderen en jongeren bestaat er een speciaal strafrecht. Onder de 12 jaar worden kinderen niet vervolgd. Van 12 tot 16 jaar geldt het kinder-strafrecht (meestal een tuchthuis of alternatieve straf). Vanaf 21 jaar geldt het volwassenstrafrecht. Tussen 18 en 21 jaar wordt er gekeken naar het misdrijf en de persoon.

Ondanks Indianenverhalen in de media is de jeugdcriminaliteit tussen 1983 en 1988 niet gestegen. Vanaf 1988 is er een lichte stijging met name in diefstallen. In de kleine criminaliteit, diefstal, vandalisme en dergelijke is het aandeel van jongeren sterk stijgend. Het betreft met name laag-opgeleide, werkloze en buitenlandse jongeren. 95 Procent daarvan is jongen. Meiden worden met name voor diefstal veroordeeld. Meiden zijn vaker slachtoffer van misdrijven dan jongens. Het betreft hier met name seksueel geweldsmisdrijven.

Thuissituatie. Van de naar schatting 25.000 jongeren van onder de 18 jaar die weglopen is het merendeel meisje. Waarschijnlijk komt dit doordat ze thuis minder bewegingsvrijheid hebben dan jongens. Jongeren lopen weg om een einde te maken aan een onhoudbare situatie, zoals bij mishandeling, seksueel geweld, verslaving van ouders, echtscheiding, klein gehouden worden, en dergelijke. Velen van hen komen terecht bij het JAC of een wegloophuis.

Bronnen:

Terug