De Peueraar 15, november 1991

Auteur: Yvonne


Reactie op Wereldwinkelavondje

Hieronder plaatsen we een stuk van Yvonne die op ons verzoek haar bevindingen over een thema-avond over de textiel-industrie in India op papier gezet heeft.

Mij werd gevraagd een reactie te schrijven op het stuk "Gedachten over een Wereldwinkel-avondje" in Peueraar nr. 14. Toen ik het stuk gelezen had, aarzelde ik daar geen minuut over. Mijn brein begon te stormen en probeerde van mijn vragen en ideeën een geheel te maken. Achteraf viel dit niet mee. Ik vond het moeilijk mijn ideeën te verwoorden zonder dat me het gevoel bekroop dat het op een verdediging van het kapitalistische systeem ging lijken. Wat uiteraard niet mijn bedoeling is.

In dit stuk probeer ik uit te leggen en te begrijpen waarom de alternatieve textielcoöperaties in India voor de verkoop van hun producten uiteindelijk wel de wegen van dit systeem bewandelen. Waarom textielconsulente Irani Sen pleit voor professionalisering binnen de Westerse winkels waar de producten van de coöperaties verkocht worden.

Zelf heb ik ook zo'n wereldwinkelavondje bezocht in het Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking in Den Haag.

Mijn gedachten daarover plus de bij elkaar gegaarde informatie over de Indiase textielindustrie (waarvoor ik de tentoonstelling hierover in buurthuis 'de Rubenshoek' heb bezocht en gebruik heb gemaakt van twee paginagrote artikelen uit Regionaal Nieuwsblad 'Nu'), heb ik beschreven in het 0-nummer van het Haagse blaadje "Rapaille".

Ik was erg onder de indruk van de woorden en de kracht waarmee Irani Sen, textielconsulente uit Calcutta, die avond heeft gesproken. Ze was gedurende 2 weken in Nederland om voorlichting en informatie te geven over alternatieve textiel-coöperaties in India. Deze coöperaties worden gevormd door mensen die onder eerlijke (arbeids)-omstandigheden in de textielindustrie willen werken. Binnen een coöperatie is iedereen evenveel baas en evenveel werknemer. De winst, die door middel van handelvoering wordt gemaakt gaat dus niet naar 1 persoon maar naar de coöperatie. Dit geld wordt gebruikt voor het verder ontwikkelen van het productieproces, maar ook voor het garanderen van de arbeidersvoorwaarden (een minimumloon naast het stukloon, 8-urige werkdagen) en andere projecten binnen de coöperatie. Bijvoorbeeld scholing en voorlichtingsprojecten over de meest uiteenlopende onderwerpen als hygiëne en relatieproblemen.

Om al deze aspecten van de coöperaties in stand te houden moet er winst gemaakt worden en is de afzet van hun producten erg belangrijk.

Je begrijpt dat het voor de coöperaties een enorm gevecht is om binnen een land als India, waar de commerciële textielindustrie de goedkoopste producten levert, een markt te vinden voor hun dure producten (ook al gaat het om een eerlijke duurdere prijs). Op dit moment zouden er meer coöperaties van start willen gaan, maar hoe bitter-kapitalistisch dit ook klinkt, er is geen markt voor.

De taak van een textielconsulente is afzetmogelijkheden in het Westen te vinden om op die manier de markt te vergroten. Maar dan op een manier en volgens de voorwaarden die de coöperaties willen.

De coöperaties willen respect voor hun werk. De coöperaties willen hun producten verkopen omdat ze goed en mooi zijn, willen niet dat rijke westerlingen ze kopen omdat ze door echte Derde-Werelders gemaakt zijn. De coöperaties willen dat de winkels waar de producten worden verkocht die verantwoordelijkheid nemen. Dat de mensen die in die winkels werken ook tegen de commerciële markt vechten, laten zien dat ze er zijn, dat de producten goed en eerlijk zijn. Ze betwijfelen of dit mogelijk is met de vrijblijvende vrijwilligheid waarop de winkels hier draaien.

Dit zijn redenen dat Irani zo vurig pleit voor professionalisering binnen die verkoop, waarbij ze steeds benadrukt dat ze daarmee geen commercialisering bedoelt. Ze liet ons geen glimmende folder zien, vol met flutterige hebbedingetjes, maar in haar verhaal klonk wel door dat ze voorstandster is van een "aan de mens prijzend"-beleid is. Het aanprijzen moet dan berusten op het feit dat de producten goed en eerlijk zijn, en niet omdat ze door 'arme sloebers' zijn vervaardigd en dat zowel de verkoper als de koper toch wel een erg goed hart hebben door die sloebers op die manier te 'helpen'.

Om het door de werknemers opgeëiste respect duidelijker te illustreren, citeer ik de tekst die boven de ingang van vrouwen-textielcoöperatie Ankurkala in Calcutta hangt: "Wij geloven dat handwerk en dorps-industrie de enige alternatieven zijn wil er een decentralisatie-economie, werkgelegenheid en economische opleving komen. Ze zijn een daad tegen de sociale onrechtvaardigheid. Wij handelswerklieden vechten hiervoor en duizenden anderen zoals wij vragen u solidariteit en vriendschap. Geen medelijden, want medelijden vernedert. Uw betrokkenheid met onze strijd is uw voorrecht, geen vrijblijvende keus".

Zoals ik al schreef ben ik onder de indruk van de manier waarop Irani uitleg en toelichting over deze dingen gaf. Bij het lezen van het artikel in De Peueraar vroeg ik me af of ze op die avond überhaupt wel iets heeft kunnen zeggen. Was Paul van de Harst zo dominant dat zij geen kans meer kreeg? Was er ook niemand van de aanwezigen die het nodig vond om in te grijpen omdat men door zijn vlotte babbel was overbluft?

Voor mij was het ook opmerkelijk en teleurstellend om te lezen dat het beestje niet bij zijn naam is genoemd. Er werd, zo las ik, gezwegen over kapitalisme, multinationals en C&A. Van de kritische toeschouwer zou je toch mogen verwachten dat hij daar vragen over zou stellen. En dan aan Irani in plaats van aan Paul.

Zelf had Irani de namen van commerciële uitbuitende bedrijven al laten vallen en toelichting gegeven over het tussenhandelsysteem van de commerciële textielindustrie.

Ze ging er uitgebreider op in toen ik haar vroeg hoe ze tegenover de hier gevoerde acties bij C&A-filialen staat. Ze zei dat de solidariteit en het bewust zijn van de problemen erg te waarderen, maar wees er tegelijkertijd op dat veel mensen in India erg afhankelijk zijn van zo'n bedrijf. Dat ze alleen daar hun (weliswaar kale) brood kunnen verdienen. Consumenten oproepen tot een totale boycot zou, volgens haar, negatief uitpakken. Ze zou liever zien dat de energie gestoken wordt in het scheppen van verkoopmogelijkheden van eerlijke producten, zodat ook de mensen die nu afhankelijk zijn (gemaakt) van bedrijven als C&A in coöperaties kunnen gaan werken. Het lijkt er op neer te komen dat coöperaties de commerciële industrie via het kapitalistische systeem weg zouden kunnen concurreren.

Dit klinkt eng. Het kapitalistische systeem is helaas het enige systeem dat van tel is in de handelswereld. Wat zij willen is door gebruik ervan het systeem eerlijker en rechtvaardiger maken. Voorwaarde 1 blijft dan eerlijke handel en eerlijke arbeid.

Tot slot wil ik opmerken dat ik er zelf nog niet helemaal uit ben hoe ik daar tegenover sta. Gebruik maken van kapitalistische wegen blijft gebruik maken van een systeem waar je niet achter staat. Toch denk ik dat het voor ons erg makkelijk is om met deze redenatie onze afkeuring te geven. Wij kunnen het ons permitteren ons zoveel mogelijk van het systeem te distantiëren. Er ligt tenslotte toch elke dag weer een belegde boterham op ons bord!


Een reactie van Eric Krebbers en Bram

Terug