De Peueraar 16, december 1991

Auteur: Eric Krebbers e.a.


Bio-science Park, Leidens trots? De gemeente (deel6)

In deze aflevering proberen we duidelijk te maken, hoe de gemeente Leiden er toe komt om een Bio-science Park op haar grondgebied te ontwikkelen. Hiervoor hielden we onder andere een interview met Jan Laurier, actief in GroenLinks Leiden, werkzaam aan de universiteit bij de vakgroep sociologie en uitvoerder van enkele onderzoeken naar het Bio-science Park met betrekking tot werkgelegenheid.

Eind jaren 70 begint de gemeente Leiden met het ontwikkelen van een nieuw economisch beleid. Ingegeven door de crisis die flinke slagen toebrengt aan de regionale economie en de daaruit voortvloeiende werkloosheid, stapelen de beleidsnota's zich op die het succes van Leiden moeten gaan verzekeren.

Uiteindelijk worden er een aantal hoofdlijnen geformuleerd waarop het economische beleid wordt gegrondvest: het werven van kantoren, het bevorderen van initiatieven voor een eigen bedrijf en het werven van hi-tech-, in het bijzonder nieuw biotechnologische-, bedrijven. Begin 1982 komt het bestemmingsplan van de Leeuwenhoek ter discussie in de gemeenteraad wat uiteindelijk in 1984 resulteert in het startsein voor het Bio-science Park op dit terrein

Laurier: "De eigenlijke ontwikkeling is die, waar een aantal zaken gelijk vallen: Gedachtevorming binnen de gemeente, gedachtevorming binnen de universiteit die begin 80 commerciëler ging denken, en onder andere een onderzoek van het Nederlands Economisch Instituut uit Rotterdam dat keek naar de sterke en zwakke punten van de regio. Die drie dingen komen op een gegeven moment bij elkaar en dat leidt dan tot het idee dat er een Bio-science Park moet komen. Als je kijkt naar het park dan zie je dat er voor een dubbele optiek is gekozen. Men heeft het niet gewild of aangedurfd om alleen voor bio-technologie te kiezen. Ook andere high-tech bedrijven hebben er zich gevestigd."

Waarom is biotechnologie wel als speerpunt gekozen?

Laurier: "Ik denk dat dat veel te maken heeft met het technologie-beleid zoals dat gevoerd wordt. Begin jaren 80 komt men tot de conclusie dat om economische impulsen te krijgen, de ontwikkeling van technologie erg belangrijk gevonden wordt. Nederland formuleert op basis daarvan een beleid op vijf speerpunten en bio-technologie is daar een van, dus in die zin is het niet geheel onlogisch als je, laat ik zeggen strikt de economische redeneringen volgt bij het kiezen van een van die speerpunten, aansluiting zoekt bij de universiteit."

In hoeverre heeft die keuze voor een Bio-science Park in bijvoorbeeld de gemeenteraad ter discussie gestaan?

Laurier: "Uiteraard is er discussie geweest, maar ik moet daarbij zeggen dat dat voor mijn tijd is geweest. Ik weet dat de discussie zich met name heeft toegespitst op de bestemming van de Leeuwenhoek, die oorspronkelijk gedeeltelijk een woonbestemming had. Met name daarover is feitelijk de discussie gevoerd en in veel mindere mate in hoeverre je daar nou een Bio-science Park zou moeten oprichten."

Kun je wat meer vertellen over de samenwerking tussen gemeente en universiteit?

Laurier: "Dat is voornamelijk in het begin geweest, bij het realiseren van de bestemming, het verkrijgen van subsidies en het doen van investeringen. Daarnaast heb je het Academisch Bedrijven Centrum: een bedrijfsverzamelgebouw voor beginnende high-tech bedrijfjes, dat een gezamenlijk project is van universiteit, gemeente en Kamer van Koophandel. En verder is het natuurlijk zo dat als er nieuwe bedrijven komen of ontstaan, ieder zijn eigen rol heeft. Bedrijven zullen of hun contacten hebben in de universiteit of daarnaar informeren, en een taak van de gemeente ligt natuurlijk in de voorwaardenscheppende sfeer: onderhandelen over gronduitgifte, het soort gebouw dat er wordt neergezet, hinderwetvergunningen et cetera."

Wat zijn de gunstige voorwaarden die Leiden biedt om biotechnologische bedrijven in haar park te lokken?

Laurier: "Ik heb daar zelf wel eens naar geïnformeerd, maar mij is niet zo duidelijk wat voor specifieke bijzondere voorwaarden dat zijn. Je moet dan toch een vergelijking maken met andere stedelijke centra waar men zich probeert te concentreren op biotechnologie. Dat zijn er in de loop van de tijd toch best een hoop geweest, en je ziet dat een aantal eigenlijk stilzwijgend zijn verdwenen. Wageningen, Amsterdam en Leiden zijn eigenlijk overgebleven. Als het dan gaat om deze gunstige voorwaarden, dan is dat veel meer in de sfeer van de beschikbaarheid van het terrein en het helpen met het snel doorlopen van procedures. Daar is Leiden blijkbaar nogal goed in geweest. Lagere grondkosten zijn er niet, het Bio-science park is zelfs relatief duur en er worden ook geen bijzondere faciliteiten gegeven. Iets wat in Leiden waarschijnlijk heeft meegespeeld is dat ze, relatief, vroeg is geweest met het park, en als je eenmaal een paar grote namen in je park hebt heeft dat grote aantrekkingskracht. Verder kun je stellen dat Leiden uitstekende contacten heeft gehad met het ministerie van Economische Zaken. Dat zou wel eens van doorslaggevender belang kunnen zijn geweest voor de vestiging van een aantal Amerikaanse bedrijven. Maar dat is een veel mistiger gebied met meer netwerk-achtige structuren."

Je hebt onderzoek gedaan naar de "ontwikkeling van de werkgelegenheid in de nieuwe biotechnologie, toegespitst op het Leidse Bio-science Park". We vonden je onderzoek nogal geïsoleerd en los staan van andere aspecten van biotechnologie, zoals wij die bijvoorbeeld in de Peueraar hebben beschreven.

Laurier: "Nee kijk, biotechnologie bestaat uit een groot aantal technieken, technologieën en disciplines. Ik vindt dat als je discussieert, nadenkt of praat over biotechnologie, dat je de verschillende perspectieven moet bekijken. Wat ik met het onderzoek heb geprobeerd te doen is zeggen van goed, er zijn een aantal prachtige verhalen (en ik ben er trouwens met de nodige scepsis aan begonnen) van het is economisch gunstig, technologieën leveren van alles op en het is belangrijk voor de werkgelegenheid. Ik heb gewoon de simpele vraag gesteld van "is dat nou zo". En in die zin heb ik het meer als een exemplarisch voorbeeld gebruikt om te kijken of een deel van de hypotheses over hoe nieuwe technologieën leiden tot nieuwe werkgelegenheid ook kloppen. Dat sloot ook aan bij een vraag uit de vakbeweging. Tegelijkertijd heb ik me ook de vraag gesteld voor wie die werkgelegenheid dan is. En daar kom je dan tot de conclusie dat dat om heel andere categorieën gaat dan die er nu werkzoekend zijn. Daarnaast constateer ik ook een ontwikkeling op langere termijn waarbij die discrepantie wat minder wordt. Ik vind dat ook een van de aspecten van de maatschappelijke context van biotechnologie, evenals de ethische kant of een door Ruivenkamp geschetste herstructurering van de agrarische industrie. Mijn onderzoek maakt ook deel uit van een breder onderzoek door de Wetenschapswinkel die verschillende vragen op verschillende plekken heeft neergelegd. Naast werkgelegenheid is er ook nog een meer algemene verkenning en een onderzoek naar de milieu kant. Verder ben ik nu bezig met onderzoek naar de meer netwerk achtige structuren rond biotechnologie, die ik al eerder noemde, en de daarmee samenhangende vraag naar controleerbaarheid en beheersbaarheid. Je zou me dus onrecht aandoen door te zeggen dat ik me alleen met de werkgelegenheid zou bezig houden."

Maar wat we niet begrijpen is hoe je de ene vraag kunt beantwoorden zonder de andere daarin mee te nemen. Aan de ene kant haal je ergens in twee zinnen aan dat Paulussen en Wierema in een onderzoek signaleren dat nieuwe biotechnologie in de zaadveredeling eerder een toename van de ongelijke ontwikkeling betekent tussen de rijke industriële en arme, sterk op landbouw georiënteerde landen. Aan de andere kant eindig je je onderzoek met een aantal aanbevelingen voor de gemeente Leiden over hoe ze biotechnologische bedrijven kunnen vasthouden en laten bijdragen aan vermindering van de werkloosheid. Dat kun je dan toch niet doen?

Laurier: "Nee kijk, de ontwikkeling in Leiden heeft plaatsgehad en anno 1990 kijken we naar die ontwikkeling en zeggen: wat ligt daar nou. Tegelijkertijd probeer ik aan te geven van, kijk ik kan een verhaal houden over werkgelegenheid, maar denk niet dat je daarmee biotechnologie positie of negatief kunt beoordelen, er zijn ook andere maatschappelijke consequenties. Als ik dat soort dingen erbij zet heeft het veel meer een waarschuwende werking van: staar je niet blind op werkgelegenheidscijfers maar probeer ook over andere dingen te blijven nadenken. Daarbij komt dat die kritiek ook maar deels opgaat voor bedrijven in het Bio-science Park. Voor Centocor gelden weer heel andere zaken dan voor de zaadveredeling die voor een deel meer geconcentreerd is rond Wageningen."

Maar de kans is toch redelijk groot te noemen dat zo'n onderzoek gebruikt wordt op basis van de conclusies en dat beleidsmakers alleen gebruiken wat hen goed uitkomt en niet lang stil zullen staan bij die twee waarschuwende zinnen.

Laurier: "Ja, dat is altijd een moeilijke afweging. Dat risico zit er zeker in. Ik heb daar altijd iets in van: doe het toch maar want je bent er altijd nog zelf bij om te zeggen van luister eens, dat is maar de helft van het verhaal. Het heeft daarnaast ook geen zin om te doen alsof je geen oog hebt voor de belangen van de andere kant. Ik heb heel bewust gekozen voor de werkgelegenheidsvraag, überhaupt om te kijken of die pretenties wel klopten. Kwantitatief maken ze die waar, maar ik had ook kunnen concluderen dat dat niet het geval was, en ik ben er dan niet de persoon naar om dan niet te publiceren."

Je kunt je natuurlijk ook afvragen of hier wel spraken is van wenselijke werkgelegenheid. Die vraag wordt nooit gesteld.

Laurier: "Nee dat is waar, dat is waar. Maar je nodigt uit tot een tegenvraag: wat is wenselijke werkgelegenheid. En wat voor criteria leg je daarvoor aan?"

Maar vind je dat daar nu democratische beslissingen in worden genomen? De discussie over biotechnologie is amper gevoerd, laat staan of het ook tot wenselijke werkgelegenheid leidt.

Laurier: "Ja, dat is überhaupt iets maatschappelijks. Pas als een aantal consequenties duidelijk worden gaan mensen zich eens achter hun oren krabben. Het is ook een ingewikkeld probleem, er zijn zowel ontwikkelingen waarvan je zegt: wat is daar nou in feite aan de hand en wat voor consequenties heeft dat nou. En tegelijkertijd zie je ook een aantal ontwikkelingen waarvan je zegt, nou ja, dat maakt het moeilijk om tot een eensluidend oordeel te komen. Bijvoorbeeld Centoxin, waarbij bepaalde vergiftigingsverschijnselen kunnen worden tegengegaan, beoordeel je toch op een andere wijze dan De Boers experimenten met genetisch gemanipuleerde kalveren. Bij democratische controle gaat het in feite om een tweetal aspecten namelijk, wat voor onderzoeken doe je en hoe ver ga je daar in. Ik vind wel dat daar meer mensen bij betrokken moeten zijn dan alleen biotechnologen en wetenschappers.. En dan is er nog een ander aspect, wat jullie vooral benoemen: wil je de gecommercialiseerde vormen in je omgeving, en in hoeverre is daar democratisch over beslist. Ik heb het idee dat dit laatste proces opener is dan die eerste twee, bouwvergunningen worden bekend gemaakt en je kunt bezwaar aantekenen. Bij de eerste twee geldt natuurlijk dat onderzoeken en experimenten moeten worden aangemeld, hoewel ik niet erg optimistisch ben over die controle."

De gemeente Leiden, en daarmee GroenLinks, waar je ook voor werkt, doet hard haar best om zoveel mogelijk bedrijven binnen haar gebied te krijgen, net als iedere andere stad. GroenLinks Leiden concurreert erop los om, bij wijze van spreken, van GroenLinks Wageningen dat ene bedrijf af te pikken. Dat heeft volgens ons weinig meer met solidariteit te maken. Bedrijven hebben de positie verworven om steden en regio's op wereldschaal tegen elkaar uit te spelen.

Laurier: "Dat klopt, als je niet oppast verkoop je je uit aan de minst biedende. Maar ja, er is wel werkloosheid, daar kom je niet onderuit, en de mensen verwachten dat je daar wat aan doet. Je kunt wel grenzen stellen. In Leiden hebben we altijd aan het principe vast gehouden dat grond in gemeenschapshanden moet zijn. Daarom is de erfpacht ingesteld, en ondanks alle druk, een dijk van een economische crisis en allerlei verhalen, zijn we niet overstag gegaan. Verder stellen we eisen aan bedrijven op het gebied van de hoeveelheid werkgelegenheid die ze mee brengen."

Maar we horen niets over een strategie om de problemen echt aan te pakken. Contacten leggen met andere gemeenten bijvoorbeeld, om er gezamenlijk iets tegenover te stellen.

Laurier: ""Er is wel een overleg tussen verschillende gemeenten uit de regio, zoals Oegstgeest, Zoeterwoude et cetera. Maar vergis je niet hoe problematisch dat is. Samenwerking is een moeizaam proces."

Het interview liep langzamerhand over in een discussie over de inhoud van het onderzoek van Jan Laurier, waarin beide partijen lichtelijk geïrriteerd raakten. Onbegrip doordat je vanuit verschillende posities en analyses praat. Het verschil tussen, binnen de kaders van het systeem hier en daar een kritische noot willen plaatsen, of die kaders van dat systeem fundamenteel ter discussie te willen stellen. Werkgelegenheid als doel op zich, zonder je af te vragen wat die werkgelegenheid dan inhoud, leidt tot vreemde zaken wat ons betreft. Biotechnologie los zien van de huidige machtsverhoudingen waarin het is ontwikkeld, kan wat ons betreft ook niet. Technologieën dragen in sterke mate de code in zich van de verhoudingen waaronder ze zijn ontworpen en geproduceerd. Het Bio-science Park wordt hier uit de grond gestampt in het kader van een economische strijd. De gemeente Leiden voert die strijd met andere gemeenten. Nederland voert die strijd op wereldschaal. Om die strijd te winnen zullen machtsverhoudingen zich verscherpen en technologie-ontwikkeling is een van de middelen daartoe. Multinationale ondernemingen wordt de vrije hand gegeven de ontwikkelingen te sturen en te initiëren. De verliezers tekenen zich al af. Zinnige werkgelegenheid?


Jan Laurier heeft ons twee van zijn onderzoeken rond biotechnologie gegeven. Heel in het kort zullen we die hieronder bespreken.

1. "Werkgeversorganisaties en vakbonden in hoogtechnologische bedrijfstakken: het voorbeeld van biotechnologie in Nederland" (door de Peueraar uit Engels vertaald). Na een lofzang van 2 pagina's over de mogelijkheden van biotechnologie (waarin hij bijvoorbeeld de extreem-rechtse Toffler als een soort kroongetuige aanhaalt), beschrijft hij de hoeveelheid 'man-years' die er in biotechnologische bedrijven in Nederland gewerkt wordt. Media 1991 werken er in het Bio-science Park 450 mensen, de universiteit niet meegerekend. Vervolgens geeft hij een overzicht van Nederlandse bedrijven die in biotechnologie investeren, (onder andere de Rabobank, Shell-pensioenfonds), en laat hij zien hoe sterk verweven de universiteit en het bedrijfsleven eigenlijk wel niet zijn. Een door de overheid gesubsidieerde werkgeversorganisatie op het gebied van biotechnologie (NIABA) behartigt de belangen van de ondernemers. Er is ook een organisatie (COGEM) die de minister adviseert inzake risico' s voor mens en milieu met betrekking tot biotechnologie. De vakbonden worden daar buiten gehouden. De vakbonden hebben sowieso weinig invloed: werknemers in de biotechnologie zijn voornamelijk hoog opgeleiden en die regelen hun zaakjes traditioneel meer zelf. Jan Laurier deed dit onderzoek voor de FNV.

2. "Nieuwe biotechnologie en werkgelegenheid". Ook in dit artikel veel informatie over werkgelegenheid: hoeveel en voor wie. De lofzang' met betrekking tot de "tot de verbeelding sprekende mogelijkheden" van biotechnologie wordt hier enigszins genuanceerd door een paar kanttekeningen. De vraag hoe wenselijk verdere ontwikkeling van nieuwe biotechnologie is uit ethische- of milieu-overwegingen, dan wel met het oog op de Derde Wereld, laat hij buiten beschouwing. Zo kan het dus gebeuren dat hij, ondanks de heel kort aangestipte aanzienlijke keerzijden van biotechnologie, het onderzoek net zo makkelijk kan besluiten met enige aanbevelingen over: hoe biotechnologie in Leiden te stimuleren. Dit onderzoek werd gefinancierd door de Leidse Wetenschapswinkel.

Net als bij biotechnologie zelf zien we dat ook bij deze onderzoeken getracht wordt een deeltje uit de complexe maatschappelijke werkelijkheid te isoleren, (DNA, werkgelegenheid) en daarover een uitspraak te doen met enige geldigheid zonder de rest van het geheel daarin mee te nemen. Deze vorm van wetenschap staat in een reeds honderden jaren oude traditie.

Terug