De Peueraar 17, januari 1992

Auteur: Harry Westerink


(dwarsligger)

De hamer van de macht en de spijker van het wereldbeeld

Met schrik en beven stap ik in het nieuwe jaar. Het jaar 1992. Ik ben bang, en ik weet dat angst een slechte raadgever is. Ik ben kwetsbaar en onzeker, en zoveel kracht en volharding is nodig om door de woestijn van de wereld te sjokken. Het gevreesde jaar is begonnen, en alles zal door gaan, voorlopig. Alles zal kalm en rustig z'n gang gaan. De alledaagse dingen zonder vraagtekens, de supermarkt, het ochtendkrantje, de voetbalwedstrijd, het avondje uit, de tv-serie. Die gezapigheid, die het-zal-m'n-tijd-wel-duren lanterfanterigheid zal aanhouden. De werkelijkheid van miljoenen Nederlanders, gewend aan zoveel luxe binnen handbereik, zal zich blijven vernauwen, zal verwrongen worden tussen de politiek en de media. De hamer van de macht die de spijker van het wereldbeeld hard in de hoofden van de mensen slaat. Het bewustzijn zal zich baseren op wat er is, niet op wat er kan zijn. Wat er is: een dorre, droge, kale vlakte, en enkele roependen. Wat er kan zijn:, strand, zee en spelende mensen.

In 1992, in dit bij voorbaat beklemmende jaar, dient veel verborgen te blijven. Van de mensen wordt verwacht dat ze veel leugens slikken. Ze moeten zich in hun huiskamer opgesloten houden. Ze moeten zich koest houden met brood en spelen. Ieder voor zich, en God is dood. Ze draaien rond in de hen toebedeelde ruimte, en durven geen stap in de buitenwereld te zetten. Een blokje om met de hond, even sigaretten halen, van de voordeur van huis en haard naar de autodeur, van de autodeur naar de kantoorkolos, van de buitenwijk naar het winkelcentrum. Kijk strak voor je uit, vermijd buren en andere, vreemden, spreek niemand aan, duik weg achter je krant, laat iedereen zichzelf maar zien te redden in de jungle van de samenleving. Het einde-der-tijden-gevoel, de einde-van-de-eeuw-angst. Of is het iets anders?

Er staat veel te gebeuren. Steeds uitzinniger volgt het ene spektakel het andere op. Het belooft weinig goeds. De Europese eenwording. De viering van de "ontdekking" van Amerika door Columbus. De Olympische Spelen. De verheviging van de klassenstrijd, hier in het zo arme rijke Westen. De verscherping van de uitbuitingsverhouding tussen noord en zuid. De inlijving van het voormalige staatskapitalisme in Oost-Europa en de Sovjet-Unie bij het privé-kapitalisme in West-Europa. Al die dingen worden nauwelijks opgemerkt, verzwegen of van een ander, mooier klinkend naampje voorzien. Als je de opiniemakers aanhoort, dan lijkt alles grenzeloos fantastisch te worden: Europa, sport, welvaart en samenleving zonder grenzen. Gelukkig valt dit sprookje nog steeds door te prikken. De muur van de ideologie is nog steeds niet helemaal dichtgemetseld, en we kunnen, als we willen, met enige moeite door de muur heen een heel ander landschap waarnemen: vluchtende mensen, prikkeldraad, honger, bloed.

Door het bellenblazen en koekhappen van de massamedia wordt tweederde van de wereldbevolking figuurlijk en maar al te vaak ook letterlijk doodgepraat. Men predikt de schijn, de namaak, de in plastic verpakte gevoelens. De verpaupering, de controle, de repressie, de winsthonger, de gedrochten van de macht, allemaal begraven onder de ideologische offensieven die ingezet worden ten tijde van chronische economische depressie. En geen psychiater of econoom kan ons helpen. Onze wereld, ach, alles wat niet op tv wordt vertoond is nooit gebeurd. Is niet waar, is nooit geweest. We proberen hoog en droog te overleven in het fort Europa, en als de ellende naderbij komt, dan knallen we die gewoon neer. Liever nog laten we anderen die vervelende klusjes opknappen. Of we verwijderen de miljoenen stervende kinderen uit ons blikveld, geruisloos, beslist en onverbiddelijk. Een kwestie van een andere bril opzetten.

Er is stilte. Er is orde en rust. De regelmaat van de grafzerken op het kerkhof heerst. En wij zeggen: ze zijn dood, maar wat liggen ze er keurig hij. Onder het plaveisel ligt deze keer geen strand. Onder de grond liggen de lijken opgestapeld, en wij in het noorden tellen onze dagen van de leegte. Er is geen toekomst. De tijd lijkt te zijn stopgezet. Is 1992 het einde van de geschiedenis of de geschiedenis van het einde? Het gebrek aan politiek perspectief is recht evenredig aan de noodzaak van een uitzicht op een andere aarde, een gezonde en springlevende mensheid. Terwijl alles in beweging is (auto, vliegtuig, beeldscherm, lange jachtige werkweek, hup, hup, hup, zoef, zoef, zoef, een voortdurende ratrace van de wieg tot het graf), terwijl alles sneller en sneller gaat, verkrampt, stuiptrekt, verstart de aarde. De aarde verstilt. De tijd raast zo door dat de tijd is opgehouden te bestaan.

En wij, miljoenen mensen in het noorden, wij lijken het hoofd in de schoot te hebben gelegd. Wij luisteren niet meer naar onze harten, naar wat er nog zou kunnen opflakkeren aan hoop. Onze kaars is gedoofd. Voortaan smeren we stroop om de mond van witte, grijze, middelbare heren. Wij zijn slaafs.

Ik ben bedroefd, en ik moet vrij en strijdbaar en onvermoeibaar en vrolijk en dartel door het leven gaan. Als niemand mij, ons, zoveel mensen energie en levenslust kan geven, wat dan? Als we ons niet zelf aan onze haren uit het moeras kunnen trekken, wie doet het dan? Waar moeten we de moed vinden om door te gaan? Van wie kun je een houding van verzet, een gedrag van tegenstand aanleren? We zullen op zoek moeten gaan naar een alternatief, we zullen vrijplaatsen en vrije plaatsen moeten bevechten, maar vertel me, hoeveel jaren zal het duren voordat we voldoende tegenwicht hebben geboden, voldoende tegenmacht hebben gevormd om hier, in de westerse democratuur, fundamentele veranderingen te bewerkstelligen?

Terug