De Peueraar 20, april 1992

Auteur: Harry Westerink


November 1918: het gebeurde ook in Leiden

In 1918 heerste er ook in Leiden een revolutionaire stemming onder arbeiders en soldaten. Gedurende de Eerste Wereldoorlog was de sociaal-economische situatie van veel Leidenaars danig verslechterd. Uit onvrede met de Leidse afdeling van de Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij (SDAP) en met de sociaal-democratische Leidse BestuurdersBond (LBB, de voorloper van de NVV, nu FNV) werd er in november 1917 een samenwerkingsverband tussen uiteenlopende revolutionaire organisaties opgericht. Dat werd het Revolutionair-Socialistisch Comité tegen den oorlog en zijn gevolgen (RSC) genoemd. Er was ook een vrouwenafdeling actief, het Revolutionair-Socialistisch Vrouwen Comité (RSVC). Beide organisaties namen krachtig stelling tegen de oorlog, de honger en de armoede, in tegenstelling tot de sociaal-democraten, die landelijk en plaatselijk een zwalkende koers voeren. In zijn artikel in het Leids Jaarboekje 1988, getiteld "November 1918: revolutie of contrarevolutie?", beschrijft Jaak Slangen de houding van de Leidse afdeling van de SDAP: "Troelstra's koketterie met revolutie medio november kwam de Leidse SDAP zeer ongelegen. Dat vloekte niet alleen met het principiële pacifisme van de afdeling, maar dreigde ook haar na lange jaren en met zoveel moeite verkregen vertrouwen onder de arbeiders in een klap te verspelen. Juist toen de SDAP in Leiden zich opmaakte om haar winst op legale wijze te verzilveren, eiste Troelstra zijn aandeel op om ermee te speculeren in een riskant avontuur. Dat was teveel gevraagd."

Eind oktober 1918 richtten ongeveer 20 soldaten van het Leidse garnizoen in navolging van de gebeurtenissen in Duitsland een soldatenraad op. Een raad als vorm van buitenparlementaire en basisdemocratische maatschappijstructuur van de toekomst, een "sovjet" in Leiden! De soldaten waren de ongemakken van de mobilisatie beu en wilden het heft in eigen hand nemen, nu de tijd rijp was. Midden november was de revolutionaire spanning en verwachting ook in Leiden ten top gestegen. Zeer waarschijnlijk hebben enkelen binnen het RSC toen in besloten kring zeer serieus de kansen afgewogen om in Leiden een greep naar de macht te doen. Johan Knuttel, voorzitter van het RSC en de eerste communist in de Leidse gemeenteraad, zegt hierover in zij n autobiografische "Levensloop": 'Op een gedenkwaardige vergadering (vermoedelijk op 12 november 1918, aldus Jaak Slangen, red. Peueraar), na de rede van Troelstra, werd in alle ernst het voorstel gedaan de revolutie uit te roepen. Jaap de Bruin, leider van een soldatenraad (de hierboven genoemde soldatenraad, red. Peueraar) achtte zich in staat met zijn compagnie machinegeweren de Breestraat aan weerszijden van het Stadhuis af te zetten en van wie hadden wij dan tegenstand te verwachten? Zeker niet van het garnizoen. De Bruin was nogal een wildeman, maar iemand van wie een merkwaardige suggestieve kracht uitging. Dat zijn soldaten zouden marcheren was heus niet zo'n gekke verwachting en het gezag was aardig ontredderd. Zekere eisen voor een revolutionaire situatie waren wel aanwezig. Alleen de voornaamste niet: de georganiseerde revolutionaire macht van het proletariaat. De Bruins voorstel maakte indruk, ook op mijzelf. Terwijl hij sprak woog ik alles tegen elkaar af. Eerst een revolutionair comité oprichten en dan terugkrabbelen als je voor mogelijkheden werd geplaatst, dat ging niet. Maar gesteld dat het lukte het stadhuis te bezetten, gesteld dat het garnizoen zich bij ons aansloot, hadden wij dan de mensen voor leiding der zaken? Ontmoedigen mocht ik in geen geval. Gelukkig vond ik het juiste antwoord: alleen waren wij niet sterk genoeg, even wachten wat Amsterdam zou doen. De Bruin en nog een paar sputterden tegen: het moet toch ergens beginnen, maar de meesten waren het met mij eens."

Het bleef bij afwachten, wachten op elkaar. De Leidse sociaal-democraten bleven zich angstvallig op de vlakte houden, en staken geen poot uit voor de revolutie, bevreesd als ze waren om hun eigen machtiger geworden positie te ondergraven. Leidse communisten, zoals Knuttel, propageerden weliswaar de revolutie, maar het bleef bij woorden en goede bedoelingen. Toen het moment daar was, toen durfden ze het waagstuk niet aan.

Na een week van verwachtingen bleef er voor radicaal-links op 17 november slechts een katerstemming over, en een hoop gekanker op de zig-zag-koers van de SDAP: "Men schaamt zich tegenwoordig, als men sociaal-democraat genoemd wordt. Het is geen eerenaam, maar een aanduiding dat men renegaat (afvallige, red. Peueraar) is." Terwijl Knuttel op plaatselijk niveau weigerde actief mee te werken aan het begin van revolutionaire omwentelingen, was hij later in nationaal verband toch ontevreden over de gang van zaken in november 1918 en de rol van de arbeidersklasse hierbij: "In deze dagen heeft de Nederlandse arbeidersklasse een kans verspeeld, zoals de geschiedenis wel niet opnieuw zal aanbieden: de bourgeoisie was volkomen op een onvermijdelijke capitulatie voorbereid. Intussen staat wel vast dat de Nederlandse arbeidersklasse, bij haar politieke onrijpheid, nog minder dan de Duitse in staat geweest zou zijn haar macht te gebruiken."

Wat merkwaardig, dat je een kans kan verspelen en tegelijk politiek onrijp bent! Zouden mensen niet in staat zijn om hun eigen rijpheid te bepalen? Om zichzelf te besturen en niet te wachten totdat ze het groene licht van de leiders hebben ontvangen? Misschien was het gepaster geweest als Knuttel de hand wat meer in eigen boezem had gestoken, en kritischer was geweest over zijn eigen bijdrage. Het lijkt erop dat de Nederlandse (en Duitse) arbeidersklasse in 1918 niet een kans heeft verspeeld, maar geen behoorlijke kans heeft gekregen. De arbeiders en soldaten werden tegengewerkt door de leiders van de gevestigde linkse partijen, met name de SDAP. En wat te denken van de rol van de intellectuele voorhoede van de communisten? Misschien hadden ook de voormannen van het RSC bij een eventuele revolutie meer te verliezen dan te winnen. Zo was Knuttel een bedaarde Neerlandicus die betrokken was bij het Woordenboek der Nederlandse Taal. Zo'n baantje zou na een geslaagde revolutie misschien wel op de tocht zijn gaan staan. Zou hij afstand hebben kunnen doen van de voorrechten die het bourgeoisleventje hem gaf?

Na 1918 hebben de sociaal-democratische partijen (eerst de SDAP, later de PvdA) de arbeiders meer en meer geïntegreerd in het heersende systeem. Er werd overgestapt van klassenstrijd naar corporatistische samenwerking en verzoening met de bazen van Nederland. Dat heeft geresulteerd in de huidige PvdA die zich de laatste jaren steeds openlijker heeft ontpopt tot een verklaard tegenstander van de zwaksten en laagstbetaalden in de samenleving (denk aan de afbraak van de WAO en andere sociale voorzieningen, aan bezuinigingen in de welzijns- en gezondheidssector, aan de deportatie van en klopjacht op vluchtelingen en illegalen, en vele andere beleidsmaatregelen). Deze regentenpartij breekt vandaag de dag af wat in de eerste helft van deze eeuw met veel pijn en moeite is opgebouwd. Hoed u voor de klassenvijand!

Bronnen:

Terug