De Peueraar 22, juni 1992

Auteur: Harry Westerink en Gerrit de Wit


De mokerslagen van de grootheidswaan

In dit artikel willen we een overzicht geven van ontwikkelingen op het gebied van de Leidse stadsvernieuwing, ook wel city-vorming genoemd. Dit doen we aan de hand van een bespreking van de onlangs verschenen nota "Op zoek naar speelruimte" en van recente gebeurtenissen op het slagveld van de city-vorming. We nemen een viertal stadsvernielingsprojecten onder de loep, namelijk het Stationsgebied, het Leeuwenhoekgebied, het Breestraatgebied, en het Groenoord- en Maredijkgebied.

Inleiding

De stadsvernieuwing in Leiden is de laatste maanden op drift geraakt. Bijna dagelijks is er nieuws te melden over het ene prestigeproject na het andere. In een razend tempo wordt de stad omgebouwd tot een mega-city met kantoorkolossen, luxueuze winkels, know how-centra, parkeergarages, dure culturele voorzieningen, en wat al niet meer. Onze stad wordt opgestuwd in de (kapitalistische) vaart der volkeren. Er is geen tijd te verliezen, er moet een gunstige concurrentie-positie geschapen worden in de economische oorlog met andere grote(re) steden in Europa.

In april van dit jaar is door de stuurgroep structuurplan Leiden de nota "Op zoek naar speelruimte" uitgebracht. Deze nota gaat niet over peuterspeelzalen of pretparken, maar over de harde werkelijkheid van de Leidse stadsvernieuwing. De nota is een discussiestuk, "een verkenningstocht ter voorbereiding van een structuurplan voor de gemeente Leiden". De nota moet een discussie op gang brengen over de vraag in welke richting Leiden zich de komende decennia (tot 2015) dient te ontwikkelen. Een nota dus die van het grootste belang is voor de hele stad, voor iedereen die in Leiden woont, en voor degenen die de stad graag leefbaar houden of maken.

De nota is een aanzet tot een structuurplan. In zo'n plan worden de hoofdlijnen van toekomstig Leiden vastgelegd. Vragen als meer of minder huizen, groen, werk, milieuvervuiling, en dergelijke worden hierin globaal beantwoord. Bovendien wordt er een rangorde vastgesteld van belangen en wenselijkheden, bijvoorbeeld: meer werk en minder sociale woningbouw of meer auto's en minder groen. Een structuurplan is juridisch niet bindend, dat wil zeggen dater geen rechten aan ontleend kunnen worden. Niettemin geeft zo'n plan de doorslag bij het opstellen van gedetailleerdere bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen zijn wel bindend, gelden voor een kleiner gebied in de stad en worden uitgewerkt op basis van het bestaande structuurplan. Heb je geen bezwaren gemaakt tegen de hoofdlijnen van het beleid zoals dat in het structuurplan is komen vast te liggen, dan kun je deze kritiek niet meer inbrengen in een procedure ter vaststelling van een bestemmingsplan. Dan ben je te laat!

Twee economische pijlers: binnenstad en universiteit

Een nota als "Op zoek naar speelruimte" lijkt de burger in eerste instantie behoorlijk wat inspraak- en discussiemogelijkheden te geven. Er zitten echter een aantal levensgrote adders onder het gras. Veel beslissingen zijn al genomen, veel keuzen zijn al gemaakt. Er wordt vooral voortgeborduurd op wat er al is. Ingrijpende en fundamentele wijzigingen hoef je niet te verwachten. Er kan alleen gediscussieerd worden binnen de kaders van het kapitalistisch systeem van het recht van de sterkste en rijkste, en binnen de hiërarchie die eigen is aan het staatsapparaat. Het kapitaal van grote bedrijven bepaalt wat door wie waar gaat gebeuren. Dit hangt af van de winstverwachtingen. De gemeentebesturen, met handen en voeten gebonden aan de rijksoverheid, doen alle mogelijke moeite om het grote geld aan te trekken. Dat geld levert werk en welvaart op, met name voor de witte mannen-middenklasse en -elite van de stad. De gemeenteraad neemt als machteloze praatclub een marginale positie in, oefent dan ook zeer geringe invloed uit, en loopt eigenlijk voortdurend achter de door het kapitaal gedicteerde feiten aan. De burger, tenslotte, ervaart "de" politiek in het algemeen als een ver-van-zijn-of-haar-bed-show, en heeft weinig vertrouwen in plannetjes- en mannetjesmakers. Langs deze lijnen verlopen de besluitvormingsprocessen in een zogenaamd democratische rechtsstaat als Nederland. Liever gezegd: zo zijn de spelregels van het door de parlementaire kermis jagen van min of meer vaststaande plannen en nauwelijks meer terug te draaien beleidsvoornemens. Deze gang van zaken treffen we ook aan in en rond de nota "Op zoek naar speelruimte". De nota gaat uit van het dictaat van de economie. Economische groei moet, zo luidt het dogma. En de gemeente Leiden is er alles aan gelegen om deze groei veilig te stellen. In twee opzichten is Leiden, zo stelt de nota, een bijzondere stad. Er bevindt zich een van de grootste oude binnensteden van Nederland, met een rijk cultuur-historisch erfgoed. En, ten tweede, Leiden bezit een grote en breed georiënteerde universiteit met een eeuwenoude traditie en een belangrijke dynamiek voor de stad en de regio. "De nabijheid van grote steden, de kust, watersportgebieden en de bollenvelden, en de aanwezigheid van veel hoogstaande musea en van een goed ontwikkelde horeca leveren samen met het monumentale stadsgezicht economische argumenten om de binnenstad in zijn historische gedaante te exploiteren voor toerisme en recreatie". Aldus de nota. De binnenstad als koe die zo intensief mogelijk uitgemolken moet worden: dat is de eerste pijler van het economische fundament van de stad.

De Leidse universiteit is de grootste werkgever van Leiden en omgeving. Het aantal instellingen dat een relatie heeft met de universiteit is groot. De stad moet het vooral hebben van dienstverlenende en kennisintensieve bedrijven en instellingen. De nota stelt dan ook: "de kenniscentra universiteit, HBO, AZL, TNO, de musea en het nabije Estec vormen de motor van de Leidse economie. Zo'n concentratie van know-how is uniek in Nederland. Uitbuiting van deze kwaliteit van Leiden moet voorop staan. De wisselwerking tussen universiteit en bedrijfsleven is enerzijds van belangvoor de universiteit vanwege de zogenaamde derde geldstroom (bedrijfsopdrachten) en vanwege de maatschappelijke relevantie van haar eigen onderzoek, en anderzijds voor de bedrijven die profiteren van de bij de universiteit verzamelde kennis, opgeleiden en opleidingen." De universiteit als druk baasje, als manusje-van-alles in dienst van het bedrijfsleven om de weg naar groei en winst zo glad mogelijk te plaveien: dat is de tweede pijler van het economische fundament van Leiden.

Stations- en Leeuwenhoekgebied: de soep wordt heet opgediend

In Peueraar 20 is al uitvoerig aandacht besteed aan het Leiden Centraal Project, het definitief vastgestelde prestigeplan voor de stationsomgeving. Toen schreven we dat de gemeente Leiden met smart zat te wachten op een forse subsidie van de rijksoverheid. Als dat geld (het waanzinnige bedrag van 148 miljoen gulden) eenmaal in de gemeentekas zou zijn gestort, dan zou het plan uitgevoerd kunnen worden.

Er is inmiddels nieuws aan het subsidiefront. Onlangs maakte minister Maij-Weggen van verkeer en waterstaat bekend dat zij een bijdrage van de rijksoverheid van ongeveer 150 miljoen gulden te hoog vindt. Maij-Weggen juicht het project op zich wel toe, maar er is volgens haar onvoldoende geld beschikbaar. Ze heeft de gemeente gevraagd om op zoek te gaan maar goedkopere oplossingen. Om die oplossingen te onderzoeken heeft ze 100.000 gulden toegezegd. Ook heeft ze laten weten dat de subsidie, hoog of laag, pas in 1994 in de grijpgrage handen van de gemeente Leiden zal komen.

Een fikse tegenvaller voor de gemeente Leiden dus, en met name voor de wethouders Van Rij (ruimtelijke ordening en volkshuisvesting) en Walenkamp (economische zaken en verkeer). Zij hadden het allemaal zo mooi geregeld. Eind vorig jaar schatten ze de kans op een bijdrage van het rijk op 75 procent. Daarbij baseerden ze zich op gesprekken met Haagse ambtenaren die naar alle tevredenheid verliepen. Dat blijkt nu anders uit te pakken.

In een eerste gespierde reactie op het teleurstellende nieuws verklaarde Van Rij dat het project niet op losse schroeven komt te staan. Hij houdt de moed erin. Niettemin volgt een paar dagen later, op 22 mei, een lange jammerklacht van beide heren. Ze vragen zich af hoe het heeft kunnen gebeuren, waar het aan heeft gelegen. Is de presentatie soms niet goed geweest? Was de babbel niet vlot genoeg? Zijn eerdere, veel goedkopere plannen te snel uitgelekt en hebben die plannen teveel invloed gehad in het achterhoofd van Maij-Weggen? De heren piekeren zich suf en houden voorlopig voet bij stuk: ze willen geen ander plan voor het stationsgebied. De Leidse gemeenteraadsleden zijn ook flink geschrokken van de weigering, en delen het (waarschijnlijk opgeklopte) optimisme van Van Rij in het geheel niet. Is er dan nog hoop voor de wethouders? Ja! Uit onverwachte hoek is morele steun opgedoken: de CDA- en PvdA-fracties in de Tweede Kamer vinden dat de bouw van de twee tunnels, het hoofdbestanddeel van het plan, moet doorgaan. De financieel specialist van de PvdA, W. Vermeend, heeft zo zijn eigen redenen om Van Rij en Walenkamp een steuntje in de rug te geven. Hij is clubgenoot van Van Rij (beiden PvdA-ers) en hij woont in Leiden (!). Zoals in dergelijke gevallen gebruikelijk is denkt de volksvertegenwoordiger eerst aan zijn eigen belangen en aan die van een stad, en daarna pas aan die van de rest van Nederland. Daarom heeft hij voorgesteld om een deel van de 500 miljoen gulden aan extra aardgasbaten die dit jaar op landelijk niveau beschikbaar komen, te pompen in het Leiden Centraal Project. Aardgasbaten trouwens die vooral bedoeld waren voor andere prestigeprojecten, zoals de TGV, de hoge-snelheidslijn naar Parijs, en het samenwerkingsverband van biotechnologie-projecten van de Leidse en Delftse universiteit. Ach, wat maakt het ook uit, van het ene prestigeproject naar het andere, van de regen in de drup. Of dacht je dat die aardgasbaten ten goede zouden komen aan, bijvoorbeeld, de welzijns- en gezondheidssector? Ben je gek, dit zijn de jaren negentig!

Afgezien van financiële beslommeringen rond het project heeft de gemeente ook te kampen met andere problemen. Een van die problemen betreft "onze" heilige koe, de auto. De stationsplannen zijn onder andere opgesteld met het oog op de goede bereikbaarheid van het openbaar vervoer. De drie kantoortorens die in het plan zijn opgenomen moesten zo dicht mogelijk in de buurt van trein en bus komen. Dan zouden, zo hoopte men, de werknemers van de in het stationsgebied gevestigde bedrijven meer gebruik gaan maken van het openbaar vervoer. De schoen wringt echter; G. Aletrino, hoofd van de directie verkeer en vervoer van de gemeente Leiden, brengt dat als volgt onder woorden: "De situatie is uit de hand gelopen aan de Stations- en Schipholweg. Vlakbij het station en toch rijzen de parkeerproblemen de pan uit." De gemeente wil dan ook de werknemers van grote bedrijven in de stationsomgeving uit de auto en in de bus krijgen. Tsja, technocratische oplossingen voor welvaartsziekten, luxe en overconsumptie blijken vaak averechts uit te pakken. En toch weten de beleidsmakers niets beters te bedenken dan zoveel mogelijk kantoorkolossen zo dicht mogelijk tegen het station te proppen.

Misschien heeft wonderdokter Van Rij de oplossing in huis? "Het heeft geen enkele zin om mensen te dwingen hun auto te laten staan. Dan gaan ze alleen maar mopperen en bereik je niets. Het gaat er om dat er een cultuuromslag plaats vindt waarbij automobilisten gaan beseffen dat het milieu voor gaat." Aldus een wethouder met kopzorgen. Een cultuuromslag? Hm, ja, dat klinkt goed. Maar geen enkele overheid, ook of juist de gemeente Leiden niet, is tot nu toe in staat gebleken om dat zelf in gang te zetten of uit te bouwen. Gelukkig niet! Een omslag in onze cultuur, in ons denken, een mentaliteitsverandering, dat moet nog altijd van onderop komen. Dat is een autonoom en niet van bovenaf opgelegd proces. Een proces dat, als het gaat om het behoud van het milieu, op alle mogelijke manieren wordt tegengewerkt. Denk maar eens aan de auto-industrie en auto-lobby, de status van de heilige koe, de in vergelijking met de auto dure alternatieven van bus en trein, de vaak grote afstanden tussen woonplaats en werkplek, en dergelijke. We leven in een auto-vriendelijke samenleving, en daar verandert de gemeente Leiden in haar eentje niets aan.

Het is duidelijk dat het milieu-imago dat kleeft aan het Leiden Centraal Project rake klappen heeft opgelopen. Je mag je afvragen of je een van de twee hoofddoelstellingen van het plan, "stimulering van het openbaar vervoer waardoor de automobiliteit wordt teruggedrongen", nog serieus moet nemen. Die begint meer en meer een lachertje te worden.

De gemeente Leiden zit langzamerhand met de handen in het haar en met het stationsplan in de maag. Het plan moet doorgang vinden, want het Leeuwenhoekgebied moet ontsloten worden door middel van het kunstmatig oprekken van het centrum van Leiden, tot ver achter het station. Het Leeuwenhoekgebied is een terrein met veel zogenaamd hoogwaardige technologie. Het is het economisch wingewest van de toekomst en de motor van de Leidse economie, zoals ook al bleek uit de nota "Op zoek naar speelruimte". Voor de gemeente is het dus van levensbelang om het troetelkindje Leeuwenhoekgebied flink te verwennen. Het stationsplan zal koste wat het kost doorgedrukt gaan worden, want het Stations/Leeuwenhoekgebied is de economische kurk waarop Leiden drijft.

Breestraatgebied: een vette kluif

Zoals in de inleiding ook al genoemd, worden in de nota "Op zoek naar speelruimte" een aantal ontwikkelingslocaties genoemd. Een van die locaties is de binnenstad. De nota zegt hierover:"De belangrijkste ontwikkelingslocatie, maar dan in conserverende zin, blijft de binnenstad." Wij vonden het heel prettig om te lezen dat als er iets met de binnenstad gebeurt, dat dan rekening gehouden wordt met het monumentale karakter daarvan.

Maar dit zijn maar woorden. Schijnheilige woorden die de eigenlijke praktijken van de gemeente verdoezelen. Dit wordt wel duidelijk als je nagaat dat de gemeente Leiden bezig is met het "Sleutelhofproject". Het project waarbij monumentale en gezichtsbepalende panden op zouden moeten rotten om plaats te maken voor een luxueus winkelproject met de zogenaamde S (Sjiek & Speciaal) winkels.

Dit is nog maar een voorbeeld dat duidelijk tegengesteld is aan hetgeen de nota suggereert. In dezelfde nota komt ook het volgende citaat voor. "In Nederland zijn een paar ontwikkelingen te zien in de detailhandel: een concentratie in een kleiner gebied, een samenvoeging van branches naar thema, en het overdekken van de openbare ruimten bij winkelprojecten. In veel steden gebeurt hetzelfde. Onbedoeld wordt de speciale kwaliteit van het recreatieve winkelen in een historische binnenstad ontkracht." Bij het lezen van zo'n citaat uit de nota voelen wij onze maag omkeren en uit elkaar spatten. De verbazing resulteert in trillende, gebalde, zwetende vuisten. Wat een leugenaars. Stellen dat een overdekt winkelcentrum de binnenstad kan ontkrachten en tegelijkertijd plannen laten ontwikkelen door de projectontwikkelaar MBO (onderdeel van de NMB Postbank en tevens ontwikkelaars van het IJ-oeverproject in Amsterdam) om tussen de Breestraat en de Aalmarkt een overdekt luxueus winkelcentrum te realiseren.Dit is wederom een voorbeeld uit de nota waarin gesuggereerd wordt X te doen, terwijl de gemeente in praktijk met Y aan de slag gaat.

Wat is er nu de afgelopen maand losgekomen rond de Sleutelhofprojectplannen? Als de plannen doorgaan, is het LVC een van de gegadigden om te verkassen of weg te kwijnen. De poptempel heeft een vurig offensief tegen de gemeente en het project gestart. Onder de leus "Geen gesleutel aan het LVC" is het LVC ten strijde getrokken. Hierbij vertrouwt het centrum voorlopig nog wel op de gevestigde politiek. Hardere acties zijn nog niet aan de orde. Tot nu toe heeft het LVC 4000 steunhandtekeningen van bezoekers verzameld. Verder is er een publiek debat georganiseerd op 26 mei met als thema "cityplan of luchtkasteel?", en is de stad volgeplakt met posters waarin dit protest onder de aandacht van de Leidse bevolking wordt gebracht. Tot nu toeheeft hetLVC alleen de steun ontvangen van de Socialistische Partij. GroenLinks heeft, nadat het eerst waardering voor het plan uitsprak, nu eindelijk ook wat kritische geluiden laten horen. Zij is tegen het opdelen van het LVC. Beter laat dan nooit, denken wij maar.

Tijdens een informatie-avond over het Sleutelhofproject van 20 mei, bleek een breder verzet tegen deze plannen van de gemeente te bestaan. Een buurtbewoner benoemde het punt kapitaalvernietiging. Het LVC is namelijk in 1989 gerenoveerd, waarbij het LVC twee ton bekostigde en de gemeente maar liefst zes ton. Hier zie je weer hoe de gemeente met geld omgaat. Minerva-voorzitter F.Kist vond dat het Sleutelhofproject te veel uitgaat van de eisen en wensen van de winkeliers. De ondernemer van Berge Henegouwen (hifi-winkels) verbaasde zich erover dat zijn panden in het Sleutehofplan "slecht onderhouden" waren verklaard. Hij merkte terecht op dat nog nooit iemand in zijn panden was wezen kijken.

Al met al kan gesteld worden dat het plan opgesteld is zonder de belanghebbenden erbij te betrekken. De gemeente, projectontwikkelaars, banken en de winkeliersvereniging zijn bezig om hun eigen pad richting winst te leggen, waarbij over de belangen van de zwakkeren gewoon heen gewalst wordt.

Op 3 juni zal door de gemeenteraad een intentieverklaring opgesteld worden, waaruit zal blijken of de gemeente het plan zal doorzetten. Vanuit de Peueraar kunnen wij maar een alternatief voor deze plannen bedenken: "Geen plannen, geen Sleutelhofproject". Dat is pas echt het conserveren van de binnenstad.

Groenoord- en Maredijkgebied: een uitsmijter als toetje

In de structuurnota wordt ook gesteld dat er "bezinning gewenst is op de woonwijken Groenoord en de Maredijk. Onze quasi-linkse PvdA-wethouder Van Rij heeft inmiddels laten weten er veel voor te voelen om de circa 1.000 woonhuizen (pakweg 3.000 mensen) in deze wijken ter zijner tijd te laten slopen. Deze huizen zouden dan vervangen moeten worden door, jawel, bedrijven of kantoorkolossen. Na de stationsbuurt, het Leeuwenhoekgebied, het Sleutelhofproject, speelt de gemeente onder leiding van hoofdvarken (met excuus aan de dieren) Van Rij nu met de gedachte om ook de Groenoord- en Maredijkbuurt te veranderen in een paradijs voor de rijke elite alwaar ze het monopoly-spel kunnen voortzetten.

De elite zal alle monopoly-spel-straten beheersen en de zwakkeren en de bewoners in Leiden worden via station Oost, West, Zuid en in dit geval Noord gedeporteerd naar de buitenwijken van Leiden. Lang leve het kapitalistische spelletje, waarbij de speler met het meeste geld (=macht) wederom als winnaar uit de bus zal komen. Een reden voor wethouder Van Rij om tot zulke uitspraken te komen is de naar zijn zeggen slechte staat waarin de panden verkeren. De heer Van Aelst van de buurtvereniging Groenoord bestrijdt dit. "Dat is in sommige straten het geval, maar niet overal". Verder zegt Van Aelst dat de buurtvereniging nog niet op de hoogte was van de eventuele sloopplannen. Hieruit blijkt weer dat de gemeente over de hoofden van de bevolking bezig is met plannenmakerij; een gemeente die juist de belangen van de bevolking moet behartigen en die helemaal geen overleg voert over dit soort cityvormings-ideeën.

In het Leids Dagblad kankert het buurtcomité er lustig op los. De heer Van Rij wordt verweten een perfect gevoel voor slechte timing te hebben. Van Rij komt namelijk met zijn uitspraken enkele dagen voordat contracten moeten worden ondertekend voor een collectief huizenherstel in deze buurt. Van Rij wordt voorts verweten dat hij telkens terugkomt op zijn uitspraken. Al eens eerder heeft hij gezegd dat Groenoord beter maar kan worden gesloopt. Na een bezoekje aan de wijk veranderde hij van gedachten en stelde een collectieve verbetering van de huizen voor. "Een wethouder die zegt bij een partij te horen die opkomt voor de belangen van de arbeiders, ondertussen hun wijk wil slopen en voor sociale woningbouw geen ruimte meer ziet", aldus het buurt-comité. Het buurt-comité braakt verder: "We laten ons niet verdrijven door een PvdA-wethouder die hier zo nodig bedrijven en yuppie-huizen wil bouwen." Buurtbewoners verklaarden zelfs: "Die man is niet pluis in zijn hoofd."

Prettig verbaasd waren wij toen wij dit lazen. Een quasi-linkse wethouder die zulke uitspraken kan ontlokken is een verdomd goeie wethouder. Van Rij lijkt wel een volksmenner die met dictatoriale uitspraken een buurtopstand wil ontketenen. Het is alleen jammer dat Van Rij echt opkomt voor elite & commercie. Maar toch, hulde aan "onze" varkenskop Van Rij die het verzet in de stad weer nieuw leven poogt in te blazen. Na een aantal dagen bleek zelfs dat "onze vertegenwoordigers" van GroenLinks, D66 en de VVD hevig verontrust waren over de uitspraak van Van Rij.

Dit was jammer genoeg niet de enige miskleun die Van Rij beging. Zo was er bijvoorbeeld onder leiding van Van Rij een flinke hetze gestart tegen de bewoners van het Ico-Atibu kraakpand aan de Lammermarkt. "De krakers zitten in hun blote kont op het binnenterrein te poepen", aldus Van Rij. Dit zou volgens hem een acuut gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Volgens een onderzoek van de GGD schijnt dit allemaal wel mee te vallen. De GGD had geen enkel hoopje stront gesignaleerd. Op basis van dit onderzoek zag Van Rij zichzelf genoodzaakt om weer in te binden. Zijn one-man-show tegen de krakers was mislukt.

In de structuurnota wordt ook nog een ander plannetje gedropt, waar Van Rij ook wel oren naar heeft. In de structuurnota wordt aangegeven dat nieuwbouw in Leiden hoofdzakelijk in de duurdere sector zal plaatsvinden, omdat de stedelijke locaties te duur zullen zijn voor sociale woningbouw. Dit zou alleen haalbaar zijn als in de regiogemeenten een groter aandeel van de sociale woningbouw wordt gerealiseerd. Daar gaan we weer. Arme mensen mogen, als deze ideeën doorgaan, zelfs niet meer in de buitenwijken van Leiden wonen. Ze moeten naar de buurgemeenten toe. Een duidelijke tendens is hierbij waarneembaar. Eerst de armen uit de binnenstad en nu de ideeën om ze helemaal uit de stad te verjagen. Ze brengen immers weinig geld in de gemeentekas. En de yuppen en bedrijven doen dat wel.

We zouden een, ja maar een, dringend beroep op Van Rij willen doen: "Wethouder Van Rij, donder op. En neem als het even kan het gehele college van B&W met je mee. Daaaagghh meneer Van Rij, daaagghh college."

Bronnen:

Terug