De Peueraar 25, september 1992

Auteur: Vurige Virussen


Biotechnologie als neo-kolonialisme

Persverklaring van de Vurige Virussen

In de maand oktober zal er in Leiden nogal wat te doen zijn rondom het thema 500 jaar kolonialisme. Er zijn films, discussies en lezingen over het onderwerp. Wij willen in deze Peueraar alvast aandacht besteden aan dit thema. We doen dat middels het publiceren van een zogenaamd achtergrondstuk waarin de werking van het koloniale systeem vandaag de dag bloot gelegd wordt. Onze speurtocht naar het meest geschikte artikel werd enorm vergemakkelijkt door de Vurige Virussen. Deze actiegroep tegen biotechnologie vernielde onlangs een proefveldje in Zeeland en een tentoonstelling op de Floriade in Zoetermeer. Daarnaast schreven ze een fikse persverklaring, die precies was wat we zochten: een prachtige analyse van het hedendaags kolonialisme. Je kan het onderstaande verhaal dus lezen als een bijdrage in onze serie over biotechnologie, maar ook als een opwarmertje voor volgende maand. We willen trouwens vooraf nog even benadrukken dat we erg ingenomen waren met de zeer leesbare stijl van de verklaring.

In de nacht van 10 op 11 augustus hebben er 2 acties tegen biotechnologie plaatsgevonden. Het ging hierbij om een proefveld met genetisch gemanipuleerd maïs bij Van der Have NV in Rilland en de tentoonstelling "Plantenveredeling en Biotechnologie" op de Floriade in Zoetermeer. Acties die, net als die in de voorgaande jaren, concreet vorm geven aan en een bijdrage willen leveren aan maatschappelijk verzet tegen biotechnologie.

In het Zeeuwse Rilland had het veredelingsbedrijf Van der Have NV voor het tweede achtereenvolgende jaar een veldproef met genetisch gemanipuleerd zea maïs (ras HE 89). Het doel van de proef was hetzelfde als vorig jaar: het bepalen van de kenmerken van genetisch gemanipuleerde maïs in veldomstandigheden; bij de maïsplanten is een PTC-resistentie ingebouwd tegen het onkruidbestrijdingsmiddel Basta (van het chemieconcern Hoechst). Ook dit jaar is de proef voortijdig beëindigd. Van der Have NV behoort tot de meest prominente biotechnologie-bedrijven in Europa. Dit jaar heeft Van der Have drie vergunningen gekregen voor veldproeven met genetisch gemanipuleerde gewassen: maïs, bieten en koolzaad. Voor alle drie van de gewassen ging het om een vervolg op proeven van voorgaande jaren. Van der Have heeft hiervoor om een ontheffing gevraagd van enkele veiligheidsmaatregelen voorgeschreven door de Voorlopige Commissie Genetische Modificatie (VCOGEM). R van der Meyden van het onderzoeksinstituut Rijksherbarium van de universiteit van Leiden liet zich voor het karretje van de economische belangen spannen. Hij leverde de 'argumenten' om de angsten voor de (gevolgen van) veldproeven weg te nemen. Van der Have als de Nederlandse baanbreker voor de biotechnologie: "Alleen al Van der Have wil suikerriet, koolzaad, grassen, maïs, granen, zonnebloemen, sla, komkommer en tomaat gaan modificeren." (Parool, 3 augustus1991) Volgend jaar weer?

In Zoetermeer bevindt zich de Nederlandse kleinburgerlijke variant van de Spaanse Expo: glanzend prestigieus en een (enge) blik op het verleden, heden en de toekomst. In de Wereld Wonder Tuin, zoals de Floriade wordt gepromoot, staat de tentoonstelling "Plantenveredeling en biotechnologie". De tentoonstelling is exemplarisch voor de symbiose van bedrijfsleven, wetenschap en overheid (inclusief Van der Have). Het bedrijfsleven belooft dat er eindelijk voldoende en op een milieu vriendelijke manier geproduceerd voedsel zal komen met behulp van biotechnologie, de wetenschap vertelt dat biotechnologie gebaseerd is op niet meer dan de nieuwste veredelingstechnieken en de overheid laat weten dat haar wakend oog ook hier zijn werking heeft middels procedures en een commissie van deskundigen. Deze biotechnologische propaganda is verpakt in een serieus probleem: de overbevolking en het voedseltekort van de wereld. De tentoonstelling is niet meer te bezichtigen. De Wereld Wondertuin is een fabel armer.

"Wat is het probleem? Het grote aantal armen, of de 23 procent van de wereldbevolking die 80 procent van de natuurlijke rijkdommen verbruikt?" -Vandana Shiva, tijdens de schaduwconferentie van UNCED.

Onder de vele zegeningen die de mensheid ten deel gaan vallen dankzij de biotechnologie behoort de uitbanning van de honger in de wereld. Dat is althans een van de doordringendste klanken die het biotechnologische tromgeroffel voortbrengt. De redenering is simpel: "In de komende decennia staat de wereld een gigantische bevolkingsgroei te wachten. Al deze mensen moeten worden gevoed en nu is al merkbaar, dat de groei van de wereldvoedselproductie daarmee geen gelijke tred houdt. Rijst is het volksvoedsel voor zeer veel mensen en het is daarom van het grootste belang dat er variëteiten komen die resistent zijn tegen ziekten en plagen". (Prof. Schilperoort in Transfernieuws, juni 1992) Het wereld-voedselvraagstuk teruggebracht tot een technisch probleem waarvoor reeds een technische oplossing is klaargestoomd. Het hiermee uitgedragen idee dat biotechnologie de oplossing is van de honger is gebaseerd op een ontkenning van de structuren en historische verhoudingen die honger produceren. Bovendien stelt het biotechnologie voor als een neutrale en waardevrije technologie. Ontwikkeld uit charitatieve motieven en met de beste bedoelingen. Biotechnologie als het Goede. Dat is een visie die slechts verhult. De ontwikkeling van biotechnologie vindt plaats achter gesloten deuren van de C-3 en C-4 laboratoria van de ondernemingen en universiteiten, in de beslotenheid van een werkoverleg tussen de biotechnoIogische lobby en de staat en onder het deskundig oog van adviescommissies en patentbureau' s. Technologie-ontwikkeling is een veelomvattend project, dat stoelt op specifieke belangen en perspectieven. Het stoelt op machtsverhoudingen, en is zelf een machtsfactor van belang. Het heeft de macht in zich om te (her)definiëren wat de aard van de problemen in kwestie is; wat wel en niet als oplossing gezien wordt; wat superieur is en niet. Technologieën dragen ook in sterke mate de code in zich van de verhoudingen waaronder ze zijn ontworpen en geproduceerd. Een kapitaalintensieve technologie bijvoorbeeld dwingt tot het aangaan van afhankelijkheidsrelaties met banken en financiers. De toepassing ervan leidt dan ook tot reproductie van precies die verhoudingen die in de technologie in kwestie als het ware zijn 'ingebouwd'.

Biotechnologie is geen waardevrije technologie, en al helemaal geen oplossing voor de honger. Het maakt de weg vrij voor een verscherping van de uitbuitingsverhoudingen die al eeuwenlang de relatie tussen het Noorden en Zuiden kenmerken. In deze maatschappelijke structuren is biotechnologie ontwikkeld en in deze structuren zal het haar werking doen.

Honger

In 1887 brachten Italiaanse priesters een schip met Italiaanse koeien en stieren naar Oostelijk Afrika. Daarmee importeerden ze een vorm van mond- en klauwzeer die 90 procent van de Oost-Afrikaanse veestapel uitroeide. Heel Oostelijk Afrika werd in een klap bedreigd door de hongersnood. De mythe van de natuurrampen als oorzaak van honger en armoede in Afrika was geboren.

Was dit maar een geïsoleerd geval geweest. Dan had het misschien allemaal nog wel meegevallen. Maar overal waar blanke kolonisten hun sporen trokken, namen ze in hun kielzog hun superieur geachte vee en voedsel gewassen mee. Grondstoffen uit de gekolonialiseerde landen vulden de ruimen van de schepen op de terugreis. Eeuwen van intensieve westerse bemoeienis met de landen van de Derde Wereld later, staan miljoenen daar oog in oog met de hongerdood. Beelden van hongerbuikjes, droge steppen en verpieterde akkers vormen een regelmatige vulling van de beeldbuis. De in het oog springende structuren van onderdrukking en uitbuiting zijn echter eenvoudig uit het beeld gezapped. Armoede en honger zijn ogenschijnlijk ontworteld, hun oorzaken gereduceerd tot te weinig regen, te veel kinderen en domme boeren. "De Afrikaanse landbouw is achterlijk" stelde Aart de Zeeuw, de Nederlandse voorzitter van de landbouwcommissie van de General Agreements on Tarrifs and Trade (GATT). (Onze Wereld, december 1987) Het is precies deze racistische superioriteitsgedachte die de weg heeft geplaveid voor eeuwen van uitbuiting en onderdrukking.

Boeren en boerinnen van de Derde Wereld kennen landbouwstructuren die waren gebaseerd op een in de loop der eeuwen opgedane de doorgegeven kennis over plantensoorten, -variëteiten en landbouwmethodes. Er bestonden verschillende soorten granen en zaden, bruikbaar voor nattere of drogere periodes. De landbouw was zelfvoorzienend, gericht op de plaatselijke voedselvoorziening, aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en sociale structuren. Nagenoeg alle cultuurgewassen waar mensen zich mee voeden zijn afkomstig uit de tropische en subtropische gebieden van de wereld. De 'oer-Hollandse' pieper is geen ontdekking van Vincent van Gogh, maar komt uit de Andes. Van deze rijke en zelfvoorzienende structuren is inmiddels niet veel meer over. De Europese overheersers namen niet alleen hun eigen gewassen en methodes mee, maar schoven ook de plaatselijke gebruiken achteloos terzijde. Ze roofden planten weg en gingen die thuis exploiteren. Ze legden de landen een landbouwmodel op dat was gericht op de westerse behoeften. Het zijn deze structuren die honger veroorzaken. In de gehele wereld wordt meer dan voldoende geproduceerd om de bevolking te voeden. Tachtig procent van al die grondstoffen wordt echter opge slokt door 20 procent van de mensheid, woonachtig in het rijke Noorden. Honger is het resultaat van de economische oorlogvoering van het Noorden tegen het Zuiden.

De groene contra revolutie

Het voorbeeld van wat optimistisch als de "groene revolutie" in de geschiedenis te boek staat, laat in een notendop zien hoe dergelijke processen werken. In de jaren 60 werd er in vele landen van de Derde Wereld een grootschalig landbouwprogramma opgezet. Initiatiefnemers waren particuliere instellingen als de Rockefeller Foundation en de Ford Foundation, en instituten als het Internationaal Monetair Fonds (IME) en de Wereldbank. Deze "Groene Revolutie" betekende een grootschalige interventie in de landbouwstructuren van de Derde Wereld. Locale rassen en teeltpraktijken moesten het veld ruimen. Het gebruik van variëteiten met hoge opbrengsten, monoculturen, grootschalig en intensief gebruik van kunstmest en het inschakelen van moderne landbouwmachines moesten leiden tot een aanzienlijke vergroting van de opbrengsten. Dat was in eerste instantie ook het geval. Maar na verloop van tijd werden de winnaars en verliezers bekend. De verliezers zijn de plaatselijke boeren en boerinnen. Door het invoeren van een monocultuur nam het aantal ziekten in gewassen toe en waren meer bestrijdingsmiddelen nodig. De hiervoor benodigde hoge investeringen maakten dat kleine boeren en boerinnen afvielen in de race. Akkers met kunstmest hebben meer water nodig, dus moesten er irrigatieprojecten komen, maar afwateringsmogelijkheden ontbraken. Grote stukken grond staan permanent onder water of veranderen in een zoutwoestijn. Enkele jaren later zitten de boeren en boerinnen opgescheept met een vernietigde eigen landbouw, verzuurde gronden en water, genetische erosie, hoge schulden, gewassen met overgevoeligheid voor allerlei kwalen en toenemend gebruik van allerlei dure westerse inputs als kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Een vicieuze cirkel van ellende en honger. Winnaars waren de grote chemieconcerns en de zaadindustrie en de Brabantse boeren, want door de overproductie van maïs is hun varkensvoer haast gratis. Een nieuwe klasse van armen, landlopers en sloppenwijkbewoners ontstond. In de landbouw wordt tweederde van het werk door vrouwen gedaan. In de statistieken en officiële rapporten meestal weggemoffeld door het als huishoudelijk werk te kwalificeren, of niet de moeite van het vermelden waard omdat het onbetaalde arbeid is. De ingenieurs van de Groene Revolutie volgden dit platgetreden patriarchale pad en ontkenden het grote belang van de kennis en het werk van de boerinnen. De grootschalige interventie in de sociale structuren onder het mom van "modernisering" was exclusief gericht op de boeren. Daarmee was de kiem voor haar mislukken al gelegd. De gevolgen van deze ingrepen raakten vrouwen het meest. Mannen vertrokken naar de steden of als landarbeider naar de grote plantages. Vrouwen, die toch al het meeste werk verrichtten, regen nog meer werk op hun nek. Ze raakten hun gronden kwijt aan de grote bedrijven, de last van de eigen voedselvoorziening kwam geheel bij hen te liggen.

Landbouwbeleid

Zwemmend in een melkplas en zittend op een boterberg is spreken van een voedseltekort Orwelliaans. Honger is geen probleem van te weinig voedsel; het is een probleem van hoe die voedselproductie en -distributie is georganiseerd. Stelselmatig is de traditionele zelfvoorzienende landbouw in de landen van de Derde wereld kapotgemaakt ten faveure van een op het Westen georiënteerde landbouw. Wie zich een weg baant door mestquota, exportsubsidies, boze Franse boeren en Brabantse varkens, ontdekt een landbouwpolitiek waarin aan honger wordt verdiend. Enorme landbouwgronden in het Zuiden worden ingeschakeld om voor de westerse markt te produceren, bijvoorbeeld als grondstoffen voor veevoer. "Om de 120 miljoen dieren in Nederland te voeren moeten er enorme hoeveelheden grondstoffen uit het Zuiden ingevoerd worden. Op deze manier moeten 20 boeren in het Zuiden werken voor 1 boer in het Noorden. De Nederlandse bio-industrie legt beslag op 15 miljoen hectare landbouwgrond elders" (RegioTaal, 1992/1). Vaak worden de Zuidelijke landen hiertoe gedwongen door de "aanpassingsprogramma's" die ze door het IMF en de Wereldbank opgelegd krijgen. De productie moet op de export gericht zijn, om de deviezen binnen te slepen die vervolgens weer bij de westerse banken worden ingeleverd om de schuldenlast af te lossen. In Brazilië bijvoorbeeld werd meer en meer land in gebruik genomen voor de exportteelt van sojabonen. Kleine boeren werden hiervoor verdreven van de vruchtbaarste landbouwgronden. De productie van zwarte bonen, het dagelijkse voedsel voor miljoenen Brazilianen, is als gevolg van de sojateelt sterk gedaald. De prijzen ervan ,schoten de lucht in en zijn onbetaalbaar geworden voor de armen. Zo ontstaat honger. In GATT-afspraken is vastgelegd dat de landen in het Zuiden alleen in het geval van een binnenlandse hongersnood de voedselexport mogen verbieden.

De inschakeling van de zuidelijke landbouw in de wereldeconomie is uitermate selectief. Uit angst voor concurrentie is bijvoorbeeld de productie van tarwe, groenten en kasfruit altijd ontmoedigd. Het westerse landbouwbeleid is protectionistisch, het weert landbouwgoederen uit de Derde Wereld. In GATT-verdragen is vastgelegd dat er hoge tariefmuren gelden voor producten uit het Zuiden, als die ook in het Noorden bewerkt of geproduceerd kunnen worden. Omgekeerd mogen er geen invoerbeperkingen zijn voor producten uit het Noorden die naar het Zuiden worden geëxporteerd. Maar dat alles was nog niet genoeg. Het westen heeft ook nog eens hun markten ingepikt: door met riante exportsubsidies graan- en vleesoverschotten te dumpen. De - goedkope - export van westerse voedseloverschotten naar de Derde Wereld verhindert het ontstaan van een zelfstandige landbouw daar. Aan de ene kant houdt het Westen hun import tegen, aan de andere kant dumpt het Westen op de wereldmarkt. Iedere zak graan die wordt opgestuurd ontneemt vroeg of laat de mogelijkheid aan een boerin in Afrika om een zak graan te verkopen, terwijl ze met de opbrengst daarvan zichzelf en haar kinderen ongeveer een maand in leven zou kunnen houden.

Daarmee is niet gezegd dat het voor westerse boeren en boerinnen slechts rozengeur en maneschijn is. Feitelijk ondervinden ze dezelfde mechanismen van de wereldwijde landbouwpolitiek: schaalvergroting, industrialisering en het meer en meer verliezen van zeggenschap over hun eigen producten. Kortom: afhankelijkheid. De invoering van biotechnologie betekent ook voor hen, dat ze steeds minder te vertellen hebben over wat ze verbouwen. Ook voor hen geldt, dat over hun hoofden, door de grote chemieconcerns en financiële- en politieke instituten, beslist wordt over hun toekomst. Zoals laatst het voorstel van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) om de Europese landbouwgronden met 80 procent te reduceren. Wat voor sociale gevolgen deze grootschalige herstructurering zou hebben doet er niet toe. Als het geld maar rolt...

Biotechnologie

Het is tegen deze achtergrond van ongelijke economische en politieke verhoudingen dat de invoering van biotechnologie moet worden gezien. Wederom wappert het Westen met een van haar technologieën en verkondigt de aanstaande staat van geluk en rijkdom voor de mensheid. Het wordt als een wasmiddel aangeprezen: De tweede Groene Revolutie, nu zonder nadelen! Niets is minder waar. Honger wordt veroorzaakt door de wurggreep van het Noorden op het Zuiden. Biotechnologie zal die wurggreep alleen maar doen toenemen. Door de invoering van biotechnologie wordt de verhouding tussen landbouw en industrie volledig op zijn kop gezet. De industrie verwerkt niet langer wat de landbouw produceert, maar bepaalt steeds meer welke gewassen op welke velden verbouwd dienen te worden. Dit heeft te maken met de onderlinge uitwisselbaarheid van de gewassen. Met behulp van biotechnologie kan de industrie landbouwproducten steeds beter splitsen in componenten als koolhydraten, eiwitten en vetten. Hieruit kunnen zij vervolgens weer nieuwe voedingsmiddelen samenstellen. Zo is het steeds meer mogelijk landbouwproducten onderling uitwisselbaar te maken als grondstoffen-bron voor de industrie. De voedselindustrie begint steeds neer te lijken op een soort mengvoerproductie, maar dan voor mensen. De directe producenten: boeren en boerinnen in de hele wereld worden pionnen, die door voedselindustrie naar believen tegen elkaar kunnen worden uitgespeeld. Substitutie is een andere bedreigende toepassingsmogelijkheid voor biotechnologie. Tal van gewassen, die beter gedijen in tropische streken, zoals koffie, cacao, rietsuiker, bananen, dreigen nu fabrieksmatig in het Noorden gemaakt te gaan worden. In de frisdrankenindustrie wordt nu al geen korrel suiker meer gebruikt. De cacao-boon is ook al haast overbodig dankzij de wetenschappelijke nijver. Ghana, Ivoorkust, Kameroen en Equatoriaal Guinee zijn voor een zeer groot deel van hun inkomsten afhankelijk van cacao. Dit dreigt de toch al wankele basis onder de economiën van de Derde Wereld weg te slaan. Door de automatiseringsgolf en de flexibilisering van de arbeid zijn de landen van de Derde Wereld hun 'voordeel' van lage lonen gedeeltelijk kwijt. Sinds de industrieën gedeeltelijk weer terugtrekken naar de westerse landen zijn de landen van de Derde Wereld extreem afhankelijk van de export van hun landbouwproducten. Nu dreigt de invoering van biotechnologie ook dat nog eens weg te halen. De boeren en boerinnen worden ook in sterke mate afhankelijk van zaaizaad, doordat de zaaizaadindustrie er de controle over heeft gekregen. Het onderzoek in de agro-industrie concentreert zich op het resistent maken van planten tegen onkruidbestrijdingsmiddelen. Boeren en boerinnen die dit zaad kopen zijn ook gedwongen het door hetzelfde bedrijf geproduceerde bestrijdingsmiddel te kopen. De veredelaars kweken ook bij voorkeur een hybride soort dat onbruikbaar zaad nalaat. Zo zijn de boeren en boerinnen gedwongen steeds opnieuw zaad te kopen. Prins Claus: "Het sombere vooruitzicht lijkt reëel dat velen werkloos zullen worden en vele anderen afhankelijk zullen worden van degenen die de gehele voedselketen van gemanipuleerd zaad tot gemanipuleerd eindproduct door hun kennis van biotechnologische processen in hun macht hebben" (Onze Wereld, augustus 1987).

Genetisch kolonialisme

In 1985 bood Ciba-Geigy (Zwitsers chemieconcern en een van de grootste investeerders in landbouwbiotechnologie) de regering van Ethiopië een hybride soort sorghum aan, ingepakt in 3 chemicaliën. Twee om de plant te beschermen tegen bepaalde ziektes en de derde maakt het zaad immuun tegen het herbicide Dual, toentertijd de belangrijkste herbicide van Ciba. De stamsoort waarvan Ciba deze "Bica-sorghum" kweekte kwam uit Ethiopië en werd daar in 1982 geroofd. De landen van de Derde Wereld, waaruit het genetisch materiaal is geroofd, zijn gedwongen voor duur geld de 'veredeld' varianten terug te kopen. Precies dit laatste aspect maakt duidelijk hoe schrijnend de ontwikkelingen zijn; waarom Derde Wereld-landen de biotechnologie als een ordinaire vorm van economisch en cultureel imperialisme beschouwen en helemaal niet als oplossing voor de honger in de wereld. Door toedoen van de boeren en boerinnen in vooral de Derde Wereld is er een rijke kennis aan verschillende plantensoorten en diersoorten ontstaan in de loop der eeuwen. Het is deze genetische bron die de wereld van voedsel voorziet en verzekert van haar diversiteit. Dit soort natuurlijke genetische structuren zijn van iedereen en geen melkkoe voor enkelen, terwijl dat is wat nu gebeurt. De veranderingen in de patentwetgeving op dit moment het belangrijkste politieke project van de biotechneuten, moet deze ontwikkeling bezegelen. Nadat ze het overgrote deel van het natuurlijke erfgoed hebben vernietigd, willen de rijke landen nu vastleggen dat wat nog in tact is hen ook toebehoort. In Sri Lanka verbouwden boeren zo'n 30 jaar geleden nog 2.000 verschillende soorten rijst. Nu zijn dat er nog maar 5. De overige variëteiten zijn vernietigd of worden ermee bedreigd. In de Andes bestond de rijkste plantenvoorraad van de wereld. Het gebied heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de voedselvoorziening in de wereld. In de loop der eeuwen hebben de volken van de Andes een rijkdom aan kennis en technieken opgebouwd, die in grote mate in overeenstemming waren met hun sociale en klimatologische omstandigheden. Nu is de landbouw voor eigen onderhoud verdwenen door de op het gebruik van moderne technologie gerichte commerciële landbouw, en kan de eigen bevolking nauwelijks meer gevoed worden. "Deze variëteiten zijn niet verdwenen als gevolg van klimatologische omstandigheden, maar omdat een overheersende minderheid dat wilde. Die minderheid heeft de mensen een bepaald ontwikkelingsmodel opgelegd" (Roberto Haudry de Soucy, International Foundation for Agricultural Development (IFAD), Internationale Samenwerking, juli 1988). Naarmate de traditionele gemeenschappen meer en meer uit elkaar gedreven worden, verdwijnt hun rijke erfenis die bewaard is gebleven als collectief historisch geheugen. "Ieder oudje dat daarginds in een verloren dorp sterft is een bibliotheek die verbrandt" (Galeano, El tigre azul y otros articulos, 1987).

Zoals vroeger de westerse landen het eigendomsrecht op continenten claimden door de al dan niet koninklijke vlag te planten en de plaatselijke bevolking te decimeren, wordt nu niets minder dan het eigendomsrecht op leven en natuur opgeëist. Kennis en praktijk worden geroofd uit de schatkamers van de Derde Wereld; in westerse laboratoria wordt vervolgens onder de microskoop een gen geïsoleerd en voila, de superieure westerse wetenschap kan pronken met een nieuwe uitvinding. Pat Mooney, een Canadese landbouwactivist: "Het argument dat geestelijk eigendom alleen toe te kennen valt als het met witte jassen in laboratoria ontwikkeld is, is een racistische zienswijze op wetenschappelijke ontwikkeling". Racistisch, door het simpelweg ontkennen van het belang van lokale kennis. Racistisch, door het zich toe-eigenen van die kennis en er schaamteloos "Made in the Western World" op te stempelen. Om zich vervolgens bij de burelen van het patentbureau te vervoegen om de geroofde waar te verzilveren. Zo wordt er bijvoorbeeld grof geld verdiend aan de anti-kankermiddelen Vincristine en Vinblastine. De basis voor deze middelen bestaat uit de Roze Maagdenpalm, een op Madagaskar voorkomend plantje. De kennis over de geneeskrachtige werking van het plantje is afkomstig van de inwoners, maar van de gigantische winsten die ermee behaald worden, stroomt geen cent hun kant op. Of het bedrijf Monsanto (Amerikaans chemieconcern en de grootste investeerder in landbouw-biotechnologie), dat patent wil aanvragen op een deel van de genetische samenstelling van het plantje Tiki Uba, dat gebruikt kan worden als anti-bloedstollingsmiddel. De Ure-eu-wau-wau stam, waarvan nog maar 120 leden in leven zijn sinds ze deelgenoot zijn gemaakt van de zegeningen van de blanke beschaving, ontdekten de geneeskrachtige werking van de plant. Maar voor hen geldt geen intellectueel eigendom.

Unced

Pogingen van Derde Wereld-landen om iets van cultureel erfgoed weer in eigen handen te krijgen, worden geblokkeerd door de rijke landen. Dat zijn de momenten waarop de maskers afgaan en alle mooie praatjes over biotechnologie ontdaan worden van hun leugens en de naakte waarheid op tafel komt: biotechnologie is de manier om de Derde Wereld uit te kunnen blijven buiten en veel winst te maken. Het zogenaamde biodiversiteitsverdrag, dat tijdens de United Nations Conference on Environment and Development (Unced) spektakel-top in Rio ondertekend had moeten worden, is daar een duidelijk voorbeeld van. Het verdrag waarmee de biodiversiteit in de wereld beschermd diende te worden, liet de mogelijkheid open dat Derde Wereld-landen toestemming moesten geven voor het gebruik van hun genetische reserves voor industriële doeleinden; bovendien zouden ze een deel van de opbrengst kunnen opeisen of toegang tot de verwerkingstechnologie. Maar zo zat de wereld niet in elkaar, vonden de westerse landen met de Verenigde Staten en Japan voorop. Al eeuwenlang haalden ze ongevraagd alles weg wat ze nodig hadden, dus waarom daar nu iets aan gaan veranderen? Het ging toch goed zo? En daar hadden ze gelijk in. Volgens het Human Development Report 1992 van de United Nations Development Programma (UNDP) was de laatste 30 jaar de kloof tussen arm en rijk gegroeid. Waren in 1960 de bewoners van de rijke landen nog 30 keer beter af dan de bewoners van de arme landen, in 1989 was dat uitgegroeid tot 60 keer.

De rijke landen stellen zo gauw het woord "honger" valt het probleem dan ook liever anders: het is de overbevolking in die landen die voor de honger zorgt. En ook daar is al een oplossing voor handen: bevolkingspolitiek! Grootschalige en gedwongen sterilisaties en voorbehoedsmiddelen toegepast op vrouwen van de Derde Wereld zou alle problemen oplossen. We zien precies hetzelfde mechanisme als bij de sprookjes rond biotechnologie en honger: een westerse technologische oplossing zou maatschappelijke problemen de wereld uit kunnen helpen, zonder dat er sociaal-politieke veranderingen nodig zouden zijn. Terwijl het de opgelegde armoede en honger zijn die bevolkingsgroei mede veroorzaken. Het bestrijden van de armoede, verbeteren van onderwijs en volksgezondheid zijn de manieren om bevolkingsgroei te stabiliseren. Maar de oplossing daarvan vraagt ingrijpende veranderingen en daarmee is die oplossing van de baan. Rosiska Darcy de Oliveira zei het zo tijdens de schaduwconferentie van Unced: "Er is fundamenteel iets mis met een wereld waarin rijken kostbare genetische manipulatie tot hun beschikking hebben om toch een baby te krijgen, terwijl de armen sterilisatie opgedrongen krijgen. De wereld wordt steeds meer gedicteerd door economische waarden. Alles draait om de markt in plaats van het leven. Armen tellen niet mee, want ze zijn geen consumenten. Afrika met aids laten we verkommeren want economisch gezien biedt het weinig en het bloed van armen geeft geen inkt" (Volkskrant, 11 juni 1992).

De nieuwe wereldorde

Nieuw is de nieuwe wereldorde van Bush niet echt. Niet voor de arme landen in ieder geval, die slechts een verstevigde greep op zich voelen. 500 jaar na Columbus hebben de westerse landen hun handen vrij om welgemoed de laatste stukjes wereld en leven te exploiteren. De onderdrukking gaat gekleed in stemmig driedelig grijs, ontmoet elkaar in illustere clubs als de Wereldbank, het IMF, GATT, Unctad, Lome, de Club van Parijs et cetera. Deze instituten scheppen en formaliseren de randvoorwaarden van de zogenaamde vrije handel en open markten, zo fel begeerd door de multinationale ondernemingen. En vanwege de vermeende internationale vertegenwoordiging in deze herenclubs geven deze overeenkomsten een legitimiteit aan die vrijhandel en de gevolgen ervan. Al je tenminste niet struikelt over kleine oneffenheden als wie de meeste poen inlegt ook de uitkomst van het spel bepaalt.

Ondertussen zijn er jaarlijks 75 miljoen mensen onderweg als vluchteling, legale of illegale arbeidskrachten, ontheemd en ontrecht. In het kielzog van het vernietigende spoor dat het Westen in hun gemeenschappen heeft getrokken zoeken ze naar iets dat hen in leven kan houden. De meeste vluchtelingen bevinden zich in de Derde Wereld, een klein deel ziet kans het rijke Noorden te bereiken. Alwaar ze te pletter lopen tegen de muren van Fort Europa. Opgetrokken door dezelfde heren die over de ruggen van de volkeren van de Derde Wereld hun rijkdommen hier naar toe hebben verscheept.

Maar het leggen van dergelijke verbanden is geen populaire bezigheid dezer dagen. Het verstoort alleen maar het zelfgenoegzame eigenbeeld van de Westerling als heer en meester dezer aardbol, superieur in zijn cultuur, economie en kennis. Waartegen de inboorling opkijkt, met smekende ogen vraagt deelgenoot te mogen worden in de technische wonderen van de blanke man. Als ware het een roeping in plaats van een ordinaire successtory van plundering. Of zou het soms in de blanke genen zitten? "Tot nu toe is de genetische modificatie een wetenschap die toepassing zonder keerzijden belooft", stelt Professor Schilperoort (Transfernieuws, juni 1992). Als je iets dergelijks durft uit te kramen heb je goed begrepen dat de taal van de winnaars de enige is die telt, en weet je dat wie de macht heeft het probleem te definiëren, ook het patent op de oplossing bezit.

Dat handel in honger geen windeieren legt, wordt liever verzwegen door de deskundigen. De opbrengsten van vruchtbare landbouwgronden in de Derde Wereld zijn vaak niet voor de eigen bevolking, maar noodgedwongen bestemd voor de westerse markt. Gedicteerd door bijvoorbeeld de Wereldbank. Dezelfde Wereldbank, die dit jaar een recordwinst boekt van 2,7 miljard gulden. Dat is de ontnuchterende werkelijkheid die keer op keer bloot moet worden gelegd, ontdaan van haar racistische mantel, die probeert te doen geloven dat boeren en boerinnen in de Derde Wereld te stom zijn om een akker behoorlijk te verbouwen. Of dat je om problemen vraagt als je in de Sahel geboren bent.

Een van de grote bedreigingen in de discussies rond biotechnologie is dat sluipenderwijs de definities van haar protagonisten worden overgenomen. Dat honger een technisch probleem is, dat opgelost kan worden als we de biotechnologie wat meer de vrije hand geven. In het duizend-en-een-sprookjesboek scoort het sprookje van de honger hoog. Met betraande ogen sturen we een giro of een graanberg naar een hongerbuikje in Soedan, terwijl om de hoek een witte jas zijn pincet nog eens oppoetst om de honger nog verfijnder te structureren. Met het ene oog gefixeerd op de beurskoersen en het andere op de politieke agenda rennen de makelaars in honger van werkoverleg naar directievergadering. Nooit te beroerd om tussendoor voor een microfoon te verklaren dat uitbanning van de honger hun enige levensdrift is. Om vervolgens aan te schuiven aan een overvloedig zakendiner om daad bij woord te voegen. De enige honger die zij kennen is de honger naar meer.

In hun hordeloop die steevast eindigt op een Zwitserse bankrekening is het de kunst ze te laten struikelen. Vanuit veel verschillende hoeken wordt er al een been uitgestoken. Mensen in de Derde Wereld, kritische boeren en boerinnen in het Westen, milieugroepen, Derde Wereldgroepen, kritische wetenschappers en groepen als de onze.

De invoering van biotechnologie is een concreet proces. Met concreet aanwijsbare verantwoorde lijken en concreet aanwijsbare politieke momenten. Met de weinige middelen die ons ter beschikking staan willen we zaken als honger en armoede uit de sfeer van sprookjes en leugens trekken en ze in een politieke contekst plaatsen; dat ze maatschappelijke achtergronden hebben, en in een maatschappelijke strijd dus ook te veranderen zijn. Evenals biotechnologie als een politiek wapen ontmaskeren, dat doelbewust ingezet wordt om winsten en invloed veilig te stellen over de ruggen van miljoenen mensen.

Op de vraag hoe de biotechnologische ontwikkelingen te controleren zijn, antwoordde CDA-woordvoerder Reitsma: "Het trekken van grenzen is niet in de eerste plaats een zaak van de politiek, maar vooral van de maatschappij" (Biotekst, maart 1992). Die woorden zijn ons uit het hart gegrepen, en we hebben ons best gedaan een grens(je) te trekken.

Met vriendelijke groeten, De Vurige Virussen

Terug