De Peueraar 27, november 1992

Auteur: Harry Westerink


(Dwarsligger)

Een verjaardag met een kater

Verbijsterd en verontwaardigd waren ze. En verdrietig. Teleurgesteld, beteuterd en verdwaasd stonden ze daar, in het Leids Volkshuis, op 10 oktober 1992, om 14.30 uur, om 16.00 uur, om 17.30 uur, de hele middag. Die hele lange, voor hen zo drukke middag stonden of liepen ze daar, in een grote, lege zaal. Een zaal zonder sfeer, zonder publiek, zonder feestgevoel. Ze bewogen zich voort met een molensteen om de nek.

Maanden van voorbereiding waren aan deze middag voorafgegaan. Deze multiculturele middag voor jong en oud moest het zinderende begin worden van een bonte verzameling activiteiten in het kader van het tienjarig bestaan van de winkel.

De winkel, dat wil zeggen hun winkel. Hun boekhandel Manifest die in oktober 1992 10 jaar aan de weg timmert met dienstverlening en informatievoorziening op links-politiek terrein. Zij waren het, het was hun collectief van onbetaalde medewerkers die deze middag, en de andere feestactiviteiten, gestalte had weten te geven. Ze hadden maandenlang geput uit een welhaast bodemloze bron van energie, inspiratie, enthousiasme en doorzettingsvermogen.

"Waar is iedereen?", vroegen ze zich steeds weer af, die middag. "Waar zijn al die klanten die gebruik maken van onze winkel, maar nu uitblinken door afwezigheid? Waar zijn de betrokken vaste kopers, de literair en cultureel geïnteresseerden, de kinderen, de yuppies, de guppies, de zombies, de softies, de popies, de arties, de alternativo's, de negativo's, de kloyo's, de punks, de linksigen, de als links vermomde rechtsen, de dikken, de dunnen, de verwarden, de ontheemden, de no future-kids, de armoedzaaiers, de uitgekotsten, de rebellen, de weldoeners? Waar, waar zijn ze? En vooral: waar zijn de ongeveer 60 ex-medewerkers van de winkel?"

Ze keken de zaal in, ze keken naar het plafond, alsof de zegen van boven zou komen. Ze hieven in wanhoop hun handen op, en hemelschreiend zonken zij ineen. Ze hadden zo hun best gedaan. Het Volkshuis was prachtig ingericht met slingers en ballonnen, net spandoeken, met foto's van de fotografe Angele Etoundi Essamba. Ze hadden een mooie verkoopstand van de winkel opgebouwd. Ook andere groepen hadden hun steentje bijgedragen met een stand. Alles zag er piekfijn uit. Het programma werd zonder haperingen afgewerkt.

Maar het publiek. Dat zag er niet zo goed uit. Dat was er namelijk niet. Die hele middag niet, afgezien dan van die enkele welhaast verdwaalde toeschouwer. Het was alsof het collectief collectief een klap in het gezicht kreeg. Of een dreun in de maag. Dit hadden ze niet verwacht, zo' n afschuwelijk lage opkomst was niet in de berekeningen opgenomen. Het enige dat niet was geprogrammeerd, dat niet viel te programmeren, was het publiek, en dat programma-onderdeel faalde hopeloos.

Nu waren de mensen van Manifest wel wat gewend, hoor. Ze hadden al weinig verwachtingen. Je leert het wel af om in grote aantallen te denken, als je in een linkse boekhandel werkt. Je verkoopt af en toe een "Geen ongeadresseerd reklamedrukwerk"-sticker die de klant op zijn eigen brievenbus kan plakken, en dan is het weer 5 kwartier indrukwekkend leeg in de winkel. Leeg van de kant van klanten, wel te verstaan. Want de winkel staat boordevol boeken, bladen, posters, kaarten... ach, kom gewoon eens kijken. Ze waren dus wel een beetje voorbereid op teleurstellingen. Maar deze was te groot, deze groeide boven hun hoofden uit. Het was de nekslag, het knietje, de karatestoot, de vuist op de neus. Ze werden er beduusd van en slikten een enorm brok onmacht, onvrede, onkunde, onvermogen, en onmogelijkheid weg. On, niet, nee. Een heel doosje nietjes schraapte langs de binnenkant van hun keel. Niet. Niet. Niet. Dit niet. Dit nooit meer.

Ze gingen op zoek naar mogelijke verklaringen. Was Manifest na 10 jaar nog steeds onbekend? Had de winkel geen achterban waarop je kon rekenen? Lag het aan de publiciteit? Ze wisten zeker dat de publiciteit goed was geweest, gezien de middelen die hen ter beschikking stonden. Er waren ongeveer 3.500 folders verspreid, waarop ook andere activiteiten van andere groepen stonden vermeld. Die activiteiten kenden ook een tegenvallende publieke belangstelling. Er waren persberichten verzonden, naar plaatselijke, regionale en landelijke bladen en kranten, van De Volkskrant tot Vrij Nederland, van het Leidsch Dagblad tot Zout in de pap (ledenblad van GroenLinks Leiden). Er waren interviews geweest met de lokale radio. Er was mond-op-mond-reclame geweest. Er waren honderden posters verspreid. Er waren uitnodigingen gestuurd naar alle ex-medewerkers, en naar allerlei Leidse groepen en organisaties. De etalage van de winkel stond voortdurend in het teken van het tienjarig bestaan.

Waar lag het aan? Waar ligt het aan, als deze gebeurtenis niet eenmalig is? Als steeds minder mensen afkomen op activiteiten in het openbaar, op informatie- en discussiemiddagen of -avonden, manifestaties, acties? Als zo weinig mensen nog in beweging zijn te krijgen? Hebben we hier te maken met regelrechte verloedering?

Worden we bikkelhard geconfronteerd met het verschijnsel van de geestelijke aftakeling van links? Is het een teken aan de wand? Stuiten we op het betonnen isolement dat de crisis van het kapitalisme om de mensen heen heeft gebouwd? Is solidariteit, strijdbaarheid, linkse cultuur in de zestiger, zeventiger en tachtiger jaren vooral uitgedragen door delen van de middenklasse, een klasse die zich kenmerkt door tweekoppigheid? In tijden van voorspoed links zijn, in tijden van achteruitgang rechts? Lijkt links alleen maar een modewoord? En trekt die middenklasse zich heden ten dage terug op het eenzame eiland van "houden wat je hebt en pakken wat je (nog) kunt krijgen"?

De mensen van Manifest hebben een geweldige kater. Met hun frustratie zullen ze moeten leren omgaan, zoals zoveel links-politiek actieve en momenteel in zak en as zittende mensen dat moeten. Een hulpmiddel bij deze overlevingsdrang kan de gedachte zijn aan de betrokken mensen die op 10 oktober hebben meegeholpen met de concrete vormgeving van de manifestatie. Misschien mag het Manifest-collectief hun schouders lenen. Om op uit te huilen. Om bij deze kameraadjes en kameradinnetjes voldoende kracht op te bouwen voor de komende 10 jaar.

Terug