De Peueraar 44, april 1994

Auteur: Gerrit de Wit en Harry Westerink


Het alziend oog

Hoe komt het toch dat zoveel mensen zo braaf door het leven gaan? Waarom houden zij zich zo nauwgezet aan de wet? Waarom is er relatief weinig verzet tegen regels die nadelige gevolgen hebben voor het geluk en de vrijheid van een heleboel mensen? Veel mensen laten zich disciplineren door het alziend oog, het oog dat ziet zonder gezien te worden. In dit artikel nemen we dat ongeziene oog eens grondig onder de loep.

De machthebbers in onze samenleving vinden het al eeuwenlang noodzakelijk om het volk eronder te houden. Beheersing en sturing van de massa zijn sleutelwoorden voor de handhaving van de door de machtshebbers gewenste maatschappelijke orde. De machthebbers zijn gebaat bij strategieën waarmee de greep op individuen wordt vergroot, met name wanneer zij zich in een menigte of groep bevinden. Voor een effectieve controle is het niet afdoende om zich alleen op het individu te richten, los van de groep, los van de rest van de samenleving. Een groep is meer dan de som van afzonderlijk beïnvloedbare individuen. Het is belangrijk voor machthebbers om de macht te breken die bij groepsvorming ontstaat. Dat beseffen niet alleen leraren, maar ook ministers, ambtenaren, politieagenten, maatschappelijk werkers en cipiers.

Voor het verkrijgen van controle over een (groot) aantal individuen zijn meerdere strategieën denkbaar. Uiteraard hebben veel mensen hierover al nagedacht. Hieronder bespreken we de visies die Jeremy Bentham en Michel Foucault met betrekking tot macht en machtsuitoefening hebben ontwikkeld. We denken dat hun ideeën duidelijk kunnen maken wat er op het gebied van controle, discipline en repressie in onze maatschappij aan de hand is. Na dit theoretische kader duiken we aan het eind van het artikel even kort in de praktijk van de beheersing. Aan de hand van enkele eenvoudige Leidse voorbeelden laten we zien dat het alziend oog ook in Leiden heerst. In komende Peueraars zullen we in een of meerdere vervolgartikelen de controle en disciplinering van een aantal 'doelgroepen' van de machthebbers, zoals vandalen, druggebruikers, gekken, en politieke activisten, verder uitwerken. Daarin zal ook het verzet tegen totalitaire controle ter sprake komen.

Jeremy Bentham: het panopticum

De Engelse filosoof Jeremy Bentham was een van degenen die zich in de achttiende eeuw bogen over het probleem van controle over de massa. Zijn ideeën vertonen overeenkomsten met middelen die vandaag de dag worden aangegrepen om de groep, de massa en de afzonderlijke individuen die die massa vormen, te beheersen. Bentham ontwierp modellen voor de volgens hem ideale, geordende maatschappij. Centraal in zijn ideeën staan het welzijnsbelang en het nuttigheidsprincipe. Voor hem is de ideale maatschappijvorm die, waarin voor zoveel mogelijk mensen zoveel mogelijk geluk is weggelegd. In deze maatschappij is de zogeheten morele mens degene die actief het geluk nastreeft van de medemens. In de visie van Bentham spreekt men van een morele daad, wanneer deze het algemeen welzijn beoogt en tot gevolg heeft, ofwel wanneer zij nuttig is en ten dienste staat van het algemeen ideaal. Dat klinkt op het eerste gezicht best prettig. Anders wordt het wanneer Bentham gaat uitleggen wélke personen morele mensen zijn. Volgens hem zijn niet veel mensen geneigd om aan anderen te denken zonder daarbij het kortzichtige eigenbelang uit het oog te verliezen. Hij meent dat slechts de betere lagen van de bevolking, de beschaafde en gegoede burgers, dankzij hun leefstijl en welvaartsniveau in staat zijn om onbaatzuchtig en menslievend gedrag te vertonen. Het arme en domme volk moet zich zozeer inspannen om het hoofd boven water te houden, dat men niet van hen de energie, tijd en wil kan verwachten om zich met onzelfzuchtige zaken bezig te houden. Daarom moet het onopgevoede en bijna dierlijke gepeupel daar min of meer toe gedwongen worden. Dergelijke denkbeelden treffen we ook hedentendage aan, zij het dat ze eerder worden gesuggereerd dan onbeschaamd uitgesproken.

Bentham ziet een duidelijke taak voor de machthebbers, de bestuurders, weggelegd: zij moeten een zodanig geordend en allesomvattend geheel van stelsels, regels en wetten scheppen, dat een individuele daad die het algemeen belang schaadt, tegelijk de dader zelf schade berokkent. Volgens Bentham is dit voor het gewone volk de beste manier om het "grootst mogelijke geluk voor zoveel mogelijk mensen" te bereiken. Het is zonneklaar wie bepaalt wat onder het algemeen belang moet worden verstaan. Dat zijn de beschaafde en betere mensen uit de bovenlaag van de samenleving. Het algemeen belang komt ten nauwste overeen met hun eigen belangen. Zij bepalen wat goed en slecht is voor andere (arme, machteloze) mensen. Zij zijn het algemeen belang.

Om zijn ideale maatschappij te verwezenlijken stelt Bentham zich ten doel om de lagere klassen op te delen in kleine, overzichtelijke eenheden. Het ongecontroleerde en ondoorzichtige bestaan van het gepeupel leidt ertoe dat allerlei vormen van anti-sociaal gedrag kunnen opbloeien. De donkere en ongrijpbare hoeken moeten uit de samenleving worden gebannen. Het motto is optimale zichtbaarheid: het gewone volk moet keurig op een rijtje en met een onderworpen houding in de schijnwerpers staan. Deze zichtbaarheid staat in Benthams denken centraal en vormt de grondslag van zijn maatschappij-ideeën.

Bentham beseft dat deze zichtbaarheid geen papieren kwestie moet zijn. In abstracte wetten en regels valt de zichtbaarheid moeilijk vast te leggen. Daarom vult hij zijn ideeën concreet in door middel van de constructie van het panopticum. Panopticum betekent alziend. Het is het model voor een ideale gevangenis, school, ziekenhuis, fabriek, en verder elke andere plaats waar een klein aantal mensen een groot aantal andere mensen onder toezicht wil of moet houden. Dit panopticum werd in de negentiende eeuw vooral aantrekkelijk bevonden in de vorm van een gevangenis met een cellulair stelsel (eenzame opsluiting in eenpersoonscellen). Het principe is eenvoudig: wanneer individuen onder controle gehouden moeten worden, dan moeten zij niet, zoals in de kerkers van de Middeleeuwen, in het diepste van het diepste worden weggeborgen. Ze moeten niet onzichtbaar, oncontroleerbaar en nutteloos zijn. Ze moeten juist totaal zichtbaar zijn. Een object of subject dat zichtbaar is maakt zichzelf kenbaar en daarmee beheersbaar.

Bentham voerde het principe van de zichtbaarheid door in het architectonische ontwerp van een panopticum. De te beheersen personen worden in individuele cellen geplaatst in een dubbelwandig cirkelvormig gebouw, met ramen zowel naar buiten als naar de binnenkant van de cirkel. In het midden van de cirkel staat een toren met ramen naar alle kanten. In die toren bevindt zich de opzichter, die zich bij wijze van spreken alleen maar om zijn eigen as hoeft te draaien om zo'n tweehonderd geïsoleerde individuen in de gaten te houden. Het gemene van deze constructie is dat de opzichter de geïsoleerde individuen wel kan zien, maar de individuen de opzichter niet. Deze individuen weten dus nooit met zekerheid in welke richting de opzichter kijkt. De opzichter ziet zonder dat hij gezien wordt, de geïsoleerde individuen worden door de opzichter ge- en herkend zonder dat ze zelf kunnen (her)kennen. Niet voor niets noemde Bentham zijn model "een nieuwe wijze om macht te krijgen van geest over geest, in een tot heden ongekende omvang". Het rendement van het panopticum zit 'm in drie principes: zichtbaarheid van elk individu afzonderlijk, herkenbaarheid van elk individu, en overzichtelijkheid van de massa of groep.

Hieronder zullen we zien dat die principes op een andere manier en in later tijd zijn uitgewerkt tot zeer verfijnde machtsuitoefening.

Michel Foucault: disciplinering

Volgens de Franse filosoof Michel Foucault is het panopticum van Bentham een disciplineringsmachine en een laboratorium van kennis en macht. Het panopticum heeft een disciplinerende werking. De opzichter of toezichthouder observeert, bespioneert, corrigeert en doceert, zonder dat hem of haar een strobreed in de weg wordt gelegd. Foucault houdt in zijn beschrijving van het panoptisch model niet vast aan het concrete, hierboven beschreven panopticum. Hij benadrukt hoe in de loop der eeuwen, vanaf de Middeleeuwen tot de negentiende eeuw, de soort of het type macht ingrijpend is veranderd. In de Middeleeuwen was sprake van soevereine, fysieke macht. Dat type macht werd belichaamd in een persoon: de koning, de keizer, de landheer. Deze persoon had het voor het zeggen. Als hij of zij overleed, dan belandde de samenleving in een machtsvacuüm. Dit type macht is vanaf het begin van de negentiende eeuw meer en meer verdrongen door een anonieme, niet aan personen gebonden macht. Macht is steeds minder lokaliseerbaar geworden.

Innerlijke dwang, zelfdiscipline, zelfbeheersing heeft in toenemende mate de plaats overgenomen van uiterlijke dwang. Tot ongeveer de helft van de negentiende eeuw waren dood- en lijfstraffen in Europa zeer gebruikelijk. Door uiterlijke dwang moesten afwijkenden ertoe gebracht worden om te gehoorzamen aan de macht. Stokslagen, zweepslagen, pijnbanken, duimschroeven, koudwaterbaden, de hele straf was gericht op het lichaam. Daarna schakelde men over op verfijndere machtsuitoefening: controle over de geest. De machtshebbers gingen werken aan de vorming van zelfdwang bij het gewone volk. Men ging de wil kneden en knechten. Het panopticum was hierbij een uitstekend middel. Als geïsoleerd opgesloten personen beseffen dat ze worden gecontroleerd door een onzichtbare toezichthouder, dan zullen ze snel geneigd zijn om zich koest te houden, zich aan te passen, zich voorbeeldig te gaan gedragen. Je weet immers nooit zeker of je nu wel of niet wordt bekeken en herkend. In de meeste gevallen verander je dan je afwijkende gedrag, totdat het door de controleur normaal genoeg wordt bevonden. En dit voortaan normale gedrag wordt een gewoonte. Disciplinering speculeert op deze voortdurende zelfdwang tot aanpassing en normalisering.

De machthebbers in de negentiende eeuw begrepen heel goed dat disciplinering van het gewone volk een dringende noodzaak was. Er bestond zo rond 1800 bij de sterker wordende klasse van kapitalisten, de bourgeoisie, een grote behoefte aan arbeidskracht. Het gewone volk moest klaargestoomd worden om te gaan werken in voorheen onbekende grote fabrieken met massaproduktie. Daar heerste een ijzeren tucht en waren lange werkdagen van 10 tot 14 uur regelmaat. De oude gevangenissen, tuchthuizen met gemeenschappelijke opsluiting, waren in de ogen van de machthebbers ongeschikt om de toekomstige fabrieksarbeiders te kunnen disciplineren. De gevangenen leefden in die gevangenissen dicht op elkaar, stookten elkaar op, hadden homoseksuele contacten, en brachten elkaar nog meer op het verkeerde (criminele) pad. Dat beviel de machthebbers uiteraard niet. Het panoptische model bood volop mogelijkheden om mensen te disciplineren. In het geval van het panopticum is de macht nog lokaliseerbaar: de opzichter in de toren. Maar in de loop van de negentiende en twintigste eeuw werd de controleur steeds anoniemer en onpersoonlijker. Foucault noemt dat de anonimisering van de macht. De mogelijkheden tot beheersing van de massa namen toe, omdat het panoptisch model zich langzamerhand uitbreidde tot ver buiten het concrete panopticum, de gevangenis. Het panoptisch model bestond voortaan niet meer alleen in instituties als gevangenissen en fabrieken, maar ging ook andere delen van de samenleving bestrijken. Denk hierbij aan het privéleven en het leven in openbare ruimten en op straat.

Het panoptisch model en de disciplinering zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het panoptisch model is de vorm, de discipline (en het gedisciplineerde individu) is de inhoud. Het model gaat in de hoofden van mensen een eigen leven leiden ("Ik word in de gaten gehouden zonder dat ik het zelf in de gaten heb, dus laat ik maar oppassen, braaf zijn, normaal doen"). Foucault stelt dat de macht van de disciplinering de mogelijkheden van de wet overschrijdt. De wet kan pas ná afwijkend, normovertredend gedrag toegepast worden. Disciplinering daarentegen heeft tot gevolg dat individuen zonder bestraffing, dus vóór overtreding van de norm, gehoorzaam worden of blijven aan de wet. Niet de wet zorgt voor handhaving van orde en discipline, maar disciplinering zorgt voor handhaving van de wet. De verschuiving van macht over het lichaam (uiterlijke dwang) naar macht over de geest (innerlijke dwang) heeft het mogelijk gemaakt ook individuen buiten de gevangenis ('vrije' burgers) op te nemen in een netwerk van onzichtbare, ongrijpbare macht.

De macht van de zichtbaarheid is geïntensiveerd. Iedereen moet en kan gezien en gekend worden, in alle hoeken en gaten van de samenleving. Er is vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw in de Westerse wereld een fijnmazig net van disciplinering gesponnen. Het individu wordt in zijn bewegingsvrijheid beperkt door een keurslijf van geïnternaliseerde normeringen en verplichtingen, met zijn naasten als toezichthouders. Het overal doordringende panoptische model heeft geen defensief karakter, maar een preventief vermogen om 'goed' gedrag af te dwingen. Disciplinering is als het ware een onderstroom van macht in de hele samenleving.

Het panautomaticum

Het bovenstaande geeft het theoretische kader aan waarbinnen wij de repressie in de huidige samenleving beschouwen. Met de theorieën van Bentham en Foucault zijn we in staat om allerlei betrekkelijk nieuwe ontwikkelingen rond beheersing en sturing van de burger te analyseren. We doelen hierbij vooral op het maatschappelijke proces van automatisering. De opkomst van de computer, de videocamera en andere moderne registratiesystemen betekenen een uitbreiding van de controlemogelijkheden.

In de loop van meer dan 100 jaar hebben de panoptische structuren geleid tot een solide constructie van 'alziende ogen': de ogen van de staat en van met de staat verbonden instituties. De burger is meer en meer zichtbaar en herkenbaar geworden. De groep of massa waarin hij of zij zich bevindt is voor de machthebbers in het overgrote deel van de gevallen overzichtelijk, registreerbaar en rubriceerbaar. Door de groei van de panoptische structuur is er een wijdvertakt net van disciplinering ontstaan.

Niettemin blijven de machthebbers met een groot nadeel zitten: waar het panoptisch oog niet reiken kan, dringt disciplinering niet automatisch door. Ook al zou men willen, men kan niet alles en iedereen overal en altijd zichtbaar maken en daarmee controleren. Dit is het geval bij levenssituaties die buiten gangbare instituties vallen. Dat wil zeggen: bij situaties waarin de machthebbers minder zicht(baarheid) hebben op mensen (delen van het privéleven). De disciplinerende machthebbers streven ernaar om met het panoptisch oog ook tot die situaties door te dringen. Automatisering biedt daartoe volop perspectieven. Het menselijk oog en geheugen reikt uiteraard veel en veel minder ver dan het mechanische oog (videocamera's) en het mechanische geheugen (computer).

Automatisering geeft panoptische structuren een alomtegenwoordig karakter. Vroeger, in de tijd van het panopticum van Bentham, was de zichtbaarheid, herkenbaarheid en overzichtelijkheid van personen beperkt. Nu, met de aanwezigheid van geautomatiseerde apparatuur en geautomatiseerde processen, zijn de mogelijkheden om te zien en te kennen enorm uitgebreid. Dat levert tevens een enorme uitbreiding van disciplineringsmogelijkheden op. Het panopticum is uitgegroeid tot het panautomaticum. Het panautomaticum is een eigentijdse "nieuwe wijze om macht te krijgen van geest over geest, in een tot op heden ongekende omvang".

Het panautomaticum verschilt in elk geval in één opzicht van het panopticum. In het panopticum bevindt de opzichter zich in het centrum, terwijl de geïsoleerde individuen op betrekkelijk korte afstand om hem of haar heen zijn gegroepeerd. In het panautomaticum staat juist het individu (of een groep van individuen) in het middelpunt, terwijl zich overal om hem of haar heen, dichtbij en ook ver weg, geautomatiseerde opzichters en controleurs bevinden. Dat maakt de controle en machtsuitoefening intenser en benauwender.

Het Leidse alziend oog

Als je in Leiden op een doodgewone zaterdagmiddag door een drukke winkelstraat loopt, bijvoorbeeld de Haarlemmerstraat, dan word je van alle kanten bespied. Je kunt door het menselijk alziend oog bekeken worden. Dat zijn de stoere, nadrukkelijk aanwezige bewakingsbeambten die door de plaatselijke winkeliers worden ingezet om te waken over hun gezamenlijke eigendommen en belangen. Die beambten werken bij het beveiligingsbedrijf VDL. Dat bedrijf is door ongeveer 100 Leidse winkeliers ingehuurd in het kader van een proefproject van de ministeries van Justitie en Economische Zaken en het Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Een ontmoeting met die controleurs geeft een onprettig en ongemakkelijk gevoel. Je merkt dat je in de gaten wordt gehouden. Juist mensen die afwijkend gedrag (willen) vertonen hebben last van dat gevoel. Kenmerkend voor de gedisciplineerde mens is dat men het gevoel van zich afschudt en verdringt. Maar er blijft een waarschuwing in het achterhoofd hangen: wees braaf, want anders zwaait er wat.

Op de Haarlemmerstraat, in de open lucht, kun je deze waakhonden nog goed waarnemen. Moeilijker zichtbaar zijn de honden als ze in winkels zelf gaan controleren. Daar stellen ze zich vaak onopvallender op. Ze lopen niet breeduit te paraderen, maar snuffelen rond, op zoek naar dieven. Ook al ben je niet van plan om te gaan stelen, toch schrik je je soms rot als er ineens zo'n pief voor je neus opduikt. Er blijft een onbestemde angst in je binnenste hangen.

Nog vervelender is de werking van het disciplineringsmechanisme in het geval van videocamera's in winkels. De meeste mensen zijn in vergaande mate gewend aan het op zo'n manier bekeken worden. Ze hebben het verschijnsel geaccepteerd. Maar of je nu wil of niet, iedere keer opnieuw bekruipt je een onaangenaam gevoel. Je loopt bijvoorbeeld boekhandel De Slegte binnen aan de Breestraat. Al na luttele seconden besef je dat je wordt bekeken door een mechanisch oog. Er hangen zelfs beeldschermen die je de illusie geven dat je mag meekijken. Op zo'n scherm zie je een andere klant in een ander deel van de winkel. Daar had jij kunnen staan en dan zag men jou. Daar zul jij (zeer binnenkort) ook staan en dan zal men jou zien. Maar wie ziet jou? En wat gebeurt er dan?

In Leiden vindt de disciplinering ook plaats door middel van het panautomaticum. In toenemende mate maken gemeentelijke ambtenaren gebruik van de computer en computersystemen. De rijksoverheid heeft in het kader van de Europese eenwording allerlei afspraken gemaakt met andere Europese landen, waaronder het Schengen-akkoord. De rijksoverheid verplicht gemeenten om mee te werken aan de uitvoering van die afspraken. Zo is de gemeente Leiden bezig met de invoering van het Vreemdelingen Administratie Systeem (VAS). Het VAS maakt het mogelijk om alle in Leiden woonachtige 'vreemdelingen' zichtbaar en herkenbaar te maken en overzichtelijk in kaart te brengen. Hier vinden we de principes van Jeremy Bentham in een modern jasje terug. Het gevolg van dit deel van het panautomaticum is dat migranten, vluchtelingen en 'illegalen' ertoe worden gedwongen om zich te disciplineren. De machthebbers verwachten dat het VAS de zelfdwang bij 'vreemdelingen' zal verhogen. De disciplinering kan betekenen dat minder mensen zullen besluiten om in Nederland 'illegaal' te verblijven. Als de gemeente Leiden door middel van een mechanisch oog en geheugen het hele doen en laten van 'illegalen' gaat observeren en registreren, dan wordt het mes op de keel van 'illegalen' gezet. Dan eist de anonieme macht: "Disciplineer je... en verdwijn!". Dan word je als 'illegaal' niet uit Nederland verwijderd. Dan verwijder je jezelf, noodgedwongen. Of je blijft hier leven, maar onder steeds moeilijkere omstandigheden.

Een ander voorbeeld van het panautomaticum. Op kleine schaal is in Nederland, in navolging van de Verenigde Staten, een experiment van start gegaan waarbij tot een gevangenisstraf veroordeelde mensen thuis hun straf kunnen uitzitten. Ze mogen hun woning niet verlaten. Ze worden bewaakt met behulp van een elektronisch armbandje. Dat dragen ze met zich mee. Een zendertje zorgt ervoor dat de bewakers voortdurend weten waar de gevangenen zich bevinden. De gevangene ziet zijn bewakers niet. Op het eerste gezicht lijkt de gevangene een vrijer bestaan te leiden dan in de gewone gevangenis. Maar in feite vindt er een verfijndere vorm van machtsuitoefening plaats. Dit experiment zou in de toekomst ook in Leiden geïntroduceerd kunnen worden.

Als laatste van dit rijtje voorbeelden willen we ingaan op de beveiliging van computers. De overheid wil met een in alle stilte voorbereide wetswijziging verbieden dat burgers hun digitale gegevens beschermen voor anderen. Zo kunnen justitie en politie allerlei staatsgevaarlijke (dus ook linkse) en criminele personen en groepen gemakkelijker opsporen en aan banden leggen. Het wetsvoorstel komt erop neer dat het burgers en bedrijven voortaan wordt verboden om persoonlijke gegevens naar eigen goeddunken te beveiligen. Het is dan bijvoorbeeld niet meer toegestaan om een op de computer geschreven testament zo op te slaan dat onbevoegden de inhoud niet kunnen lezen. Op het gebied van computercommunicatie reiken de gevolgen nog verder. De wetswijziging biedt de mogelijkheid tot totale staatscontrole over al het elektronisch berichtenverkeer.

Het klinkt allemaal ongelooflijk: alsof de overheid de burger verplicht om de voordeur van zijn of haar woning voortaan niet meer op slot te doen en wagenwijd open te laten staan. Dit wetsvoorstel toont treffend aan dat machthebbers blijven streven naar totale zichtbaarheid en herkenbaarheid van de burger. Ook voor linkse groepen in Leiden heeft het wetsvoorstel verstrekkende gevolgen.

Tot slot

Het panopticum en het panautomaticum zijn geen fictie. Ze zijn meer dan de verzonnen wereld van George Orwell in zijn boek "1984". Big Brother bestaat, Big Brother is meer dan één persoon. Het is een veelheid van personen die ieder voor zich een heel, heel klein stukje van de macht naar zich toe kunnen trekken. Niemand heeft de (hele) macht, en daardoor wordt de macht anoniem, onpersoonlijk, ongrijpbaar. Het (geheel van onzichtbare personen) ziet en kent. Maar wie ziet en kent hét?

Bronnen:

Terug