Lokaal Kabaal 20, december 1996
Auteur: Werkgroep Vluchtelingen Vrij
Hoe kan praktisch solidariteitswerk met en voor geŽllegaliseerden georganiseerd worden? Hoe kan politieke actie vorm krijgen, actie die is gericht op verandering en afschaffing van strukturen, instituties en beleidsorganen die tot illegalisering leiden? En hoe kan het praktische ondersteunende werk met het politieke anti-racistische werk verbonden worden? Wij vinden een doorgaande discussie over deze vragen noodzakelijk.
Vluchtelingensolidariteitsgroepen komen voor de vraag te staan wat de verdere ontwikkeling van het Nederlandse en Westeuropese uitsluitings-, opsluitings- en verwijderingsbeleid betekent voor de betrokkenheid met vluchtelingen. Wat kunnen we leren van opgedane ervaringen en waar zien we nieuwe mogelijkheden?
Het lukt vluchtelingensolidariteitsgroepen in West-Europa regelmatig om schandalen rondom verwijderbajessen en verzetsdaden van migranten en vluchtelingen openbaar te maken. Tot veel meer zijn deze groepen echter niet in staat gebleken. De eis om "verwijdercentra" te sluiten wordt vanuit de rest van de samenleving alleen ondersteund door enkele delen van kerken en hulpverleningsorganisaties. De meesten daarvan bekritiseren alleen de misstanden in de bajessen en proberen de taken die de overheid daar laat liggen zelf op te pakken. Zoals bijvoorbeeld ontbrekende rechtshulp of toegang tot medische zorg. Kritische journalisten krijgen pas interesse wanneer er in de bajes doden vallen of er buiten spectaculaire acties plaatsvinden, met rellen, ME-inzet en arrestaties. Hun aandacht beperkt zich vaak tot de gevangenisomstandigheden of de lange verblijfsperioden in de bajes. Toch is er voor de gevangenissen nog veel media-aandacht, vergeleken met de berichtgeving over misstanden in OC- en AZC-kampen.
Consensus
Binnen veel vluchtelingensolidariteitsgroepen leeft er frustratie over het voornamelijk charitatieve karakter dat het werk heeft aangenomen, terwijl het politieke engagement, het op de samenleving gerichte deel van het werk, nauwelijks nog een plek heeft. Tegelijkertijd blijkt het steeds moeilijker mensen uit liberale, progressieve en linkse kringen te mobiliseren. Opiniepeilingen maken duidelijk dat 'de gemiddelde Nederlander' het overheidsbeleid tegen 'vreemdelingen' toejuicht en aanmoedigt. Er overheerst een maatschappelijke consensus die racistisch denken en handelen niet bestraft, veroordeelt of afwijst, zolang zich dat tenminste niet manifesteert in het massaal afbranden van vluchtelingenonderkomens.
Toch proberen veel solidariteitsgroepen, door het steeds opnieuw in de publiciteit brengen van de onmenselijke behandeling van vluchtelingen, een beroep te doen op een veronderstelde consensus dat "racisme slecht is". Zo'n consensus bestaat echter niet. Bovendien biedt een beroep op morele verontwaardiging onvoldoende basis voor het ontwikkelen van politieke tegenmacht. Maar wat dan wel? Is het verzet tegen racisme in Nederland in zo'n slechte positie dat alleen nog mensenrechtenwerk a la Amnesty International overblijft?
Spanningsveld
Een wezenlijke taak voor vluchtelingensolidariteitsgroepen is de strijd tegen het institutionele racisme, zoals zich dat uit in het ævreemdelingen- en asielbeleid' van de overheid. In deze anti-racistische strijd botsen vluchtelingensolidariteitsgroepen al snel op grenzen. De belangen van diegenen die getroffen worden door het overheidsbeleid vallen lang niet altijd samen met de motieven van solidariteitsgroepen die zich plaatsen in een traditie van linkse bevrijdingsstrijd die zich op hele maatschappij richt. Ook onderling hebben vluchtelingen en migranten vaak verschillende individuele belangen en politieke overtuigingen. Wel hebben ze in ieder geval 1 ding gemeenschappelijk: het gaat hen in de confrontatie met de overheid in de eerste plaats om de realisering van directe zekerheid, verblijfsrechtelijk, financieel en sociaal. De algehele situatie van de Nederlandse maatschappij zal hen niet in de eerste plaats 'interesseren', laat staan de verandering ervan, in ieder geval niet zolang ze nog moeten vechten om er überhaupt te mogen blijven.
Daaruit volgt dat de 'gemeenschappelijkheden', op basis waarvan vluchtelingen en solidariteitsgroepen samenwerken, zich bewegen in een sterk spanningsveld. De raakvlakken tussen anti-racistische politiek en de in een zeer geïsoleerde overlevingsstrijd verstrikt geraakte vluchtelingen worden vanuit totaal verschillende gezichtshoeken waargenomen en beleefd. De 'ontmoeting' vindt dan ook plaats tegen een achtergrond van de meest uiteenlopende verwachtingen. De vraag is hoe om te gaan met dit spanningsveld.
'Sociaal werk'
Voor de solidariteitsgroep brengt het dagelijkse contact met en het 'sociale werk' voor vluchtelingen voor- en nadelen met zich mee. Voordelen zijn het vergroten van de eigen geloofwaardigheid en daarmee ook de kans om gemeenschappelijke, op politieke veranderingen gerichte acties op poten te zetten, het verkrijgen van een scherper inzicht in de sociale situatie van vluchtelingen en hun problemen, en het uitbouwen van de kennis over het verloop van interne ambtelijke procedures van overheidsapparaten en de personen die daarbij de touwtjes in handen hebben.
Nadelig is dat er veel tijd en energie in dit werk gaat zitten, wat bij veel groepen wordt versterkt door het gebrek aan menskracht. Individuele vluchtelingen en groepen vluchtelingen worden geworven als speciale clientèle en met prioriteit ondersteund. Vaak wordt vrouwvijandig en ander reactionair gedrag op de koop toe genomen.
Zo bestaat permanent het gevaar dat vluchtelingensolidariteitsgroepen hun tijd verbruiken en een depolariserende invloed hebben op sociaal geladen situaties. Het is niet voor niets dat gevangenisdirecties onder bepaalde voorwaarden de komst van bezoekgroepen in de bajes op prijs stellen. Uiteindelijk dreigt er niets over te blijven dan een opportunistische politiek die bovendien slechts enkele uitverkorenen ten goede komt. Dit kan alleen worden voorkomen door naast het moreel afkeuren van het overheidsbeleid en het praktisch ondersteunen van (geïllegaliseerde) vluchtelingen en migranten, het solidariteitswerk altijd vorm te geven als een politieke aanval tegen het institutionele racisme, tegen het illegaliseren, uitsluiten en opsluiten van mensen. De eis "open grenzen en een verblijfsrecht voor iedereen" kan daarbij als leidraad dienen.
Sociale beweging
Gelet op de huidige politieke en maatschappelijke omstandigheden in West-Europa is het nogal onrealistisch om te verwachten dat de Nederlandse overheid - en een groot deel van 'de Nederlanders' - eventueel bereid zou zijn een ruimhartig toelatingsbeleid, dat wil zeggen een 'legalisering' van allen zonder (voldoende) verblijfsrecht en een stop van het uitzettingsbeleid, zelfs maar in overweging te nemen. Integendeel, het asielrecht wordt verder afgebroken, het uitsluitings-, opsluitings- en deportatiebeleid wordt uitgebouwd, en het alledaags en institutioneel racisme groeit. De vraag is dan ook met welk perspectief wij vluchtelingen en migranten ondersteunen, hen onderdak bieden en met hen samenwerken. Een ding is in ieder geval duidelijk: geïllegaliseerden moeten hier hun dagelijks leven vorm geven, net als alle andere inwoners van Nederland. Ze hebben dus dezelfde behoeften als iedereen. Terwijl 'wij legalen' aanspraak kunnen maken op allerlei collectieve voorzieningen, zijn geïllegaliseerden aangewezen op zelforganisering. Het is onze taak om op dat terrein ondersteuning te organiseren, het aantal netwerkachtige verbanden regionaal te versterken en op (inter)nationaal niveau uitwisseling en samenwerking op te zetten. Zo kunnen op kortere en langere termijn nieuwe aanzetten ontstaan om regionale projecten in een politieke samenhang te brengen, tot een sociale beweging te laten groeien en een reële factor van politieke tegenmacht te ontwikkelen.
Daarbij is het van groot belang dat er structureel contacten en discussies op gang komen tussen groepen die actief zijn op het gebied van vlucht en migratie, en groepen die zich organiseren tegen het sociale afbraakbeleid. Deze verbindingen zijn er nauwelijks, terwijl ze wel voor de hand liggen. Vluchtelingen en migranten zijn namelijk als eerste de dupe van de verscherping van de politiek van sociale uitsluiting en ontrechting. De Koppelingswet is daar een voorbeeld van. Maar ook andere groepen worden sociale rechten ontnomen, zoals langdurig 'werklozen', ouderen, gehandicapten, en chronisch zieken. 'Vreemdelingenbeleid' en racisme staan niet op zich, maar maken deel uit van bredere sociaal-economische processen. In het artikel "Het gevecht om de plaatsbewijzen' gaan we dieper in op de samenhang tussen sociale afbraak, migratie en racisme.