De Fabel van de illegaal 52/53, zomer 2002

Auteur: Jelle van Buuren


Tussen terrorisme en politiek activisme

De EU heeft na de aanslagen van 11 september 2001 een aantal kloeke besluiten genomen om de bestrijding van terrorisme te intensiveren. Alleen blijkt in de Europese optiek de lijn tussen terrorisme en politiek activisme flinterdun. Bovendien komt de rechter steeds meer buitenspel te staan bij de uitlevering van verdachten.

Burgerrechtenorganisaties veerden op toen de Europese Commissie in september 2001 met het voorstel kwam om in de EU te komen tot een gezamenlijke definitie van terrorisme. Die definitie bleek nogal rekbaar, zodat ook acties van politieke activisten er onder zouden kunnen vallen. Probeerden de Europese ministers soms meteen korte metten te maken met de "anti-globalisten" die voor veel onrust zorgen bij internationale topontmoetingen? Zou het straks niet onder de definitie van terrorisme geschoven kunnen worden wanneer demonstranten een G8-bijeenkomst bestormen of bekogelen om te eisen dat de schuldenlast van de Derde Wereld wordt kwijtgescholden?

Jongeren

Na maandenlange onderhandelingen verklaarde minister Korthals van Justitie echter dat de scherpe kantjes van het voorstel waren afgevijld. De maatregelen waren echt alleen bedoeld voor terroristen van enig kaliber, zoals Al-Quaeda, de IRA of de ETA. Demonstranten hoefden echt niets te vrezen, zelfs niet als ze hun argumenten van stenen vergezeld zouden laten gaan. Aan het recht op demonstratie en vrije meningsuiting werd niet getornd. De ministers lieten zelfs een verklaring van die strekking toevoegen aan de anti-terreurbesluiten.

De argwaan van de burgerrechtenorganisaties bleek niet veel later toch terecht. Spanje kwam tijdens een vergadering van de EU-werkgroep Terrorisme met het voorstel om gestructureerd informatie uit te gaan wisselen over "terroristische incidenten". Men doelde op politieke activiteiten tegen "de globalisering" en Eurotoppen. Spanje constateerde in het voorstel een toename van geweld en criminaliteit rond internationale topontmoetingen. Dat zou worden georkestreerd door een "los netwerk van activisten dat zich verbergt achter verschillende sociale organisaties". Daarmee doelde Spanje op "groepen die hun legale status gebruiken om de doelen van terroristische organisaties te helpen bereiken door hen te ondersteunen". Men meende ook dat "de gewelddadige radicaliteit van jongeren in de steden in toenemende mate het werktuig is van terroristische organisaties". Kortom, geweld rond topontmoetingen zou wél onder de Europese terreurdefinitie komen te vallen. En dus zouden de inlichtingendiensten van de lidstaten gestructureerd informatie moeten gaan uitwisselen over '"terroristische incidenten" voor, tijdens en na internationale topontmoetingen om de daders te kunnen vervolgen en de topontmoetingen te beveiligen.

Diffuse achtergrond

Niet alle lidstaten waren even gecharmeerd van de Spaanse daadkracht. In de vele onderhandelingsronden verdwenen langzamerhand de verwijzingen naar "anti-globalisten" als halve en hele terroristen. Zo stond er in de versie van maart nog dat "er in samenhang met diverse evenementen en topbijeenkomsten van de EU steeds vaker gewelddaden plaatsvinden, uitgelokt door ongecontroleerde elementen - onder wie leden van terreurorganisaties - die voor de gelegenheid uit het buitenland zijn gekomen". Evenals: "De feiten worden gepleegd vanuit een diffuse achtergrond van groeperingen die optreden onder diverse sociale dekmantels. Op die diffuse achtergrond staan organisaties die taken verrichten die typerend zijn voor de organisaties die in het kader van de EU reeds als terroristisch zijn aangemerkt. Deze duidelijke manipulatie vormt tegenwoordig een ernstige dreiging, die in de naaste toekomst nog aanmerkelijk groter kan worden." In de meest recente versie is de tekst verder afgezwakt. Nu wordt gesproken over het "risico dat terroristische organisaties topontmoetingen zullen aangrijpen voor het plegen van terroristische daden". Die zouden uitgevoerd kunnen worden door "losse netwerken van terroristen die verbonden zijn aan terroristische organisaties".

De lidstaten zouden informatie moeten gaan uitwisselen over personen die een stempeltje "terrorist" in hun politiedossier hebben, en die weleens zouden kunnen afreizen naar topontmoetingen. Die vage omschrijving staat echter nog ter discussie. Onder meer Nederland prefereert een verwijzing naar de Europese lijst van terroristische organisaties die eind december 2001 al werd vastgesteld. Alleen als iemand daar lid van is, zou de informatieuitwisseling op gang moeten komen.

PKK

Over die lijst van terreurorganisaties was nogal wat ophef ontstaan. Eerst omdat het leek alsof het ging om een lijst van verboden organisaties. Dat bleek later niet het geval. Vervolgens ontstond beroering over het opnemen van de Koerdische PKK op de lijst. Nederland blokkeerde dat enige tijd. Onlangs ging de Nederlandse regering overstag omdat men niet als enige dwars wilde liggen. Op de lijst staan de Baskische ETA en aanverwante organisaties als Kas, Xaki, Ekin, Jarrai-Haika-Segi, Gestoras pro-Amnistía, en Askatasuna. Verder ook Noord-Ierse loyalistische splintergroeperingen, afsplitsingen van de IRA, de Griekse Beweging van de 17-de november en de Spaanse GRAPO. Daarnaast staan er ook organisaties van buiten de EU op, zoals Jihad, Hamas, de Japanse sekte Aum Shinrikyo, de Iraanse Mujahedin-e Khalq en Sikh-organisaties. Nieuw op de lijst van april zijn naast de PKK ook de Turkse DHKP-C, het Peruaanse Lichtend Pad en enkele Colombiaanse guerrillagroeperingen. De lijst vermeldt ook 36 personen. 27 daarvan worden aan de ETA gekoppeld, de anderen komen uit het Midden-Oosten.

Van al deze personen en organisaties moeten van de EU onmiddellijk de financiële tegoeden bevroren worden. Daarnaast moeten de Europese landen elkaar op alle mogelijke manieren bijstaan bij hun opsporing, vervolging en bestrijding. Onduidelijk is volgens welke criteria men op de lijst terecht kan komen. Politieke afwegingen lijken de bovenhand te voeren. Zo voerden Turkije, de VS, Duitsland en Engeland grote druk op Nederland uit om de PKK aan de lijst toe te voegen. Voor wie op de lijst staat is het vrijwel ondoenlijk om zich te verweren. Dat bleek al eerder bij een vergelijkbare VN-lijst. Onder meer in Zweden raakten organisaties hun geld kwijt, terwijl ze geen flauw idee hadden waarom ze met terrorisme in verband werden gebracht. Toen de Zweedse inlichtingendienst navraag deed bij de VN, bleek de lijst opgesteld te zijn op basis van informatie van Amerikaanse inlichtingendiensten. Inzage werd niet toegestaan. Alleen via jarenlange procedures voor internationale of Europese gerechtshoven kunnen dit soort zaken mogelijk worden aangevochten. Een strijd tegen oncontroleerbare aantijgingen uit geheime inlichtingendossiers.

Evenknie

In het licht van de uitleveringszaak tegen Juanra, die van betrokkenheid bij de ETA wordt verdacht, is ook de totstandkoming van het Europese arrestatiebevel van belang. De Groene Amsterdammer publiceerde op 14 mei 2002 uit het dossier van deze zaak. Uit de briefwisseling tussen de Nederlandse Officier van Justitie en haar Spaanse evenknie blijkt het rammelen van de informatie waarop de Spaanse Justitie zich baseert. Nu is het nog mogelijk om daar kritische vragen over te stellen. Maar als het Europese arrestatiebevel begin 2004 van kracht wordt, vervalt de rechterlijke toets van uitleveringsverzoeken vrijwel volledig. De Nederlandse rechter zal dan, enigszins gechargeerd, alleen nog mogen controleren of het uitleveringsformulier correct is ingevuld. Een toetsing van de achterliggende informatie, de toegepaste onderzoeksmethoden en de legitimiteit van het uitleveringsverzoek zal tot het verleden behoren. De Nederlandse Justitie wordt dan een direct verlengstuk van de andere Europese Justitie-apparaten.

In uitleveringszaken naar de VS, waar de rechter ook nog maar marginaal mag toetsen, blijkt al wat de gevolgen daarvan zijn. Die kunnen nu ook doorgang vinden wanneer het bewijs tegen de verdachten bij elkaar is gesprokkeld met behulp van in Nederland streng verboden opsporingsmethoden als anonieme kroongetuigen, uitlokking, of criminele burgerinfiltranten.

De Europese eenwording op het gebied van Justitie gaat razendsnel. Het is niet zo dat allerlei wetten en regels overal precies hetzelfde worden, maar de Europese lidstaten gaan steeds meer zonder morren elkaars justitiële methoden accepteren en vertrouwen, en willen die niet langer blijven toetsen aan de eigen wet- en regelgeving. De voorstanders van een keiharde bestrijding van criminaliteit en politiek activisme hebben in de EU de wind stevig in de zeilen. Sinds de aanslagen van 11 september is veel mogelijk. Nederland neemt daarbij een dubbele houding in. Men probeert het eigen justitiële klimaat enigszins ongeschonden te laten, maar werkt wel volop mee aan de justitiële methoden van andere EU-lidstaten die men in eigen huis niet wenst toe te passen.

Terug