De Fabel van de illegaal 69, maart/april 2005

Auteur: Jan de Tas


Racisme op de arbeidsmarkt

In 2004 werd de Wet stimulering evenredige arbeidsparticipatie minderheden (Samen) afgeschaft. Daarop begon onder beleidsmakers een discussie over “de arbeidsparticipatie” van “allochtonen”, en over “discriminatie” op de arbeidsmarkt. De hoge werkloosheid onder “allochtonen” moet naar beneden. Dat zou ook “de integratie” ten goede komen.

Hier zijn je voorbeelden, Verdonk!

Integratieminister Verdonk “gelooft” niet in “discriminatie op de arbeidsmarkt”, omdat er nog nooit een rechtszaak over gevoerd zou zijn. “Niemand kan mij tot dusver een geval tonen waarin dit is bewezen”, beweerde ze doodleuk in januari 2005. Het Landelijk Bureau Racismebestrijding (LBR) kwam direct met cijfers.(1) In 2003 kwamen er bij de anti-discriminatiebureaus 634 klachten binnen die te maken hadden met de arbeidsmarkt. In datzelfde jaar deed de Commissie Gelijke Behandeling 35 uitspraken over “discriminatie” op de arbeidsmarkt. Hier een kleine selectie van voorbeelden van racisme op de arbeidsmarkt die in de reguliere media verschenen.

De twintigjarige Amsterdammer A. Nassiri solliciteert bij wijze van test bij een aantal winkels als zichzelf, een Nederlander van Marokkaanse afkomst, en als E. Verduin, een “autochtone” Nederlander. In beide gevallen stuurde hij exact hetzelfde cv. Verduin wordt steeds uitgenodigd terwijl Nassiri wordt afgewezen omdat “andere kandidaten beter voldoen”. Een van de winkels waar Nassiri solliciteerde was supermarktketen Dirk van den Broek. Bij navraag zei personeelsmanager De Jong: “We willen dat onze personeelssamenstelling een afspiegeling is van de wijk waarin een filiaal is gevestigd. Onze klanten moeten zich daarin kunnen herkennen.” Volgens hem nemen sommige filialen daarom liever personeel aan “dat bij wijze van spreken Jansen heet. Maar als ik dat hardop zou zeggen bij een sollicitatie, dan ben ik aan het discrimineren. Dat is een dilemma waar de hele branche mee worstelt.”

Het Amsterdamse bedrijf Bistro Compagnon’s heeft 18 personeelsleden in dienst, waarvan 1 “allochtoon”. Dat is een verstandelijk gehandicapte jongen van de sociale werkplaats, voor wie dus veel minder betaald wordt dan voor een reguliere werknemer. Eigenaar B. van Busbach: “Of ik een Marokkaanse ober zou durven aannemen? Mijn klanten komen vooral uit het hogere segment van het zakenleven. Geen idee hoe die daar op zouden reageren.” Over de schokkende resultaten van een onderzoek naar “discriminatie” op de arbeidsmarkt zegt hij: “Ik ben ook niet verbaasd door de uitkomsten van het onderzoek. Het zou me zelfs niet verbazen als de cijfers in werkelijkheid nog veel hoger liggen, omdat ondernemers politiek correcte antwoorden hebben gegeven. Als ik over allochtonen praat, schrik ik soms van mezelf.”

Directeur P. Bennebroek van HG International in Almere heeft wel “allochtonen” in dienst, maar dan voornamelijk in de productie en niet in de witte boorden-functies. “Ik generaliseer niet graag, maar feit is dat ik met Turken minder problemen heb gehad dan met Marokkanen. Het zit hem in de volksaard, vermoed ik. In Nederland krijg je ook geld als je je ziek meldt, dat is de boodschap die de eerste generatie gastarbeiders heeft doorgegeven. We zijn lange tijd veel te laks geweest. Voor sommige allochtonen is dit een paradijs.”

“Ik schreef een twintigtal stagesollicitatiebrieven. Een groot gedeelte daarvan werd niet eens beantwoord, de rest was negatief”, vertelt de negentienjarige M. Esadik uit de Utrechtse “zwarte wijk” Kanaleneiland. Hij heeft net zijn opleiding aan het ROC afgemaakt. “Hier in Kanaleneiland ben ik bij een aantal bedrijven langs geweest, maar daar werd ik meestal al bij de receptie afgescheept.” Uiteindelijk kreeg hij een stageplek bij een incassobureau. Daar werd hij buitengesloten en slechter behandeld dan anderen. Hij besloot een andere plek te zoeken. Een andere jongen uit Kanaleneiland liep samen met een aantal klasgenoten stage bij een ander bedrijf. Als enige ontving hij geen stagevergoeding.

“Langer dan autochtonen werd ik aan het lijntje gehouden met tijdelijke contracten en een lager salaris dan de cao voorschreef. Zonder dat ze zeiden waarom werd op een dag mijn contract niet verlengd”, vertelt de migrant F. Said, die in Egypte twee universitaire studies heeft afgerond.

Jan Tas

Noot

De wet Samen en zijn voorganger de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen (WBEAA) (1) stammen uit de tijd dat het ideaal van de “multiculturele samenleving” nog populair was onder beleidsmakers. Het werd niet als probleem gezien dat mensen van uiteenlopende “culturen” in Nederland leefden. Het ging er slechts om dat ze allemaal “participeerden” in de maatschappij en beschikbaar waren als loonarbeiders. Door het racisme van de bazen worden veel “allochtonen” echter uitgesloten en daardoor kunnen ze niet productief gemaakt worden voor het kapitalisme. Dat dacht men tegen te kunnen gaan door bedrijven via de wet Samen te verplichten om het aantal “allochtonen” in hun dienst te registreren.

Na afloop van de tweede driejarige termijn in januari 2004, werd de wet Samen niet meer verlengd. De snelle opkomst van het rechts-populisme en het conservatisme had de Paarse “multiculturele” ideologie verdrongen. De wet Samen zou stigmatiserend zijn voor “allochtonen” die wel “goed presteren”, zo werd beweerd. En verder zou de verplichte registratie weinig effectief geweest zijn en bedrijven slechts op kosten hebben gejaagd. In plaats van de wet Samen worden er nu meer algemene maatregelen genomen om alle werklozen beter gereed te maken voor wanneer de arbeidsmarkt hen kan gebruiken.

Quotum

Niet iedereen was voor afschaffing van de wet. GroenLinks en de FNV, de aanhangers van een kapitalisme met een ‘humaan’ randje, pleitten voor verlenging. De FNV stelde voor om bedrijven via een quotum te verplichten om “allochtone” werknemers aan te nemen. “De hoge werkloosheid is niet meer te verkopen, nu iedereen zijn mond vol heeft over integratie”, meende vice-voorzitter Agnes Jongerius, aansluitend bij de voortdurende integratie-hetze, ”werk is juist het middel tot integratie”.(2) Haar voorstel werd snel afgewezen. Het zou meer van hetzelfde zijn. In een reactie deed de werkgeversorganisatie VNO-NCW het zelfs voorkomen alsof “allochtone” werknemers bevoorrecht worden boven “autochtone”: “Wij willen juist normale verhoudingen op de werkvloer. Dan kun je niet zeggen: alleen allochtonen zijn welkom.” (3)

De beleidsomslag kreeg zoals gebruikelijk ook “wetenschappelijke” steun. Zo bracht socioloog Frits Spangenberg de hoge werkloosheid onder “allochtonen” in verband met moslimfundamentalisme, in plaats van met het racisme op de arbeidsmarkt. “Mohammed B. is een drop-out, die zich dankzij een uitkering de luxe van zijn radicalisme kon permitteren”, beweerde Spangenberg over de moordenaar van Van Gogh.(4) De veelal jonge “allochtone” werklozen zouden teveel verwend zijn met uitkeringen en daardoor niet gestimuleerd worden om te gaan werken. Spangenberg stelde daarom voor om hun uitkeringen stop te zetten. “Als je als jongere geen uitkering meer krijgt, moet je wel werk vinden. Ik ben helemaal niet bang dat het stukloopt op een weigerachtige houding van werkgevers. Waar een wil is, is echt een weg”, meende de socioloog te weten.

Racistische duim

“Allochtonen” worden het laatst aangenomen, en in tijden van crisis het eerst weer ontslagen. In de jaren 90 groeide de economie en kwam er meer werk. Door de krapte op de arbeidsmarkt konden bedrijven minder kieskeurig zijn, en daardoor daalde ook de werkloosheid onder “allochtonen”. Na de economische terugval steeg de werkloosheid onder “allochtonen” snel van 9 procent in 2001 naar 14 procent in 2003. In diezelfde periode groeide de werkloosheid onder “autochtonen” slechts van 3 naar 4 procent.(5) Werkloosheid komt bij “allochtonen” vaak extra hard aan, omdat ze weinig reserves hebben kunnen opbouwen. Ze hebben immers vaak laagbetaald werk gedaan en kregen vaak nog minder betaald dan hun “autochtone” collega’s. Werkloze “allochtonen” hebben het ook extra moeilijk bij de uitkeringsinstanties. Ze worden net als alle andere arbeiders de arbeidsmarkt opgejaagd, maar komen veel moeilijker aan werk vanwege de racistische vooroordelen over “luie en onbetrouwbare buitenlanders”.

In 2002 bleek uit onderzoek onder werkgevers dat racisme een grote rol speelt bij hun ideeën over jonge “allochtone” werknemers. Zes procent van de bazen zegt een vacature niet op te zullen vullen met een “allochtoon” en maar liefst 18 procent zegt dat alleen te zullen doen als er geen “autochtonen” voorhanden zijn. Bijna een kwart van de werkgevers neemt dus bij voorkeur geen of helemaal geen “allochtonen” in dienst. Verder blijkt dat 38 procent van de kleine en middelgrote bedrijven geen “niet-westerse allochtonen” in dienst heeft. Dat aannamebeleid wordt vaak verdedigd met voorbeelden van slechte ervaringen met “allochtoon” personeel. Dat is puur racisme. Want op basis van eveneens voorkomende slechte ervaringen met “autochtone” werknemers wordt nooit besloten om dan maar helemaal geen “autochtonen” meer in dienst te nemen. Toch gaf een grote meerderheid van 85 procent van de onderzochte werkgevers aan dat “de nieuwe Nederlanders even goed functioneren als het autochtone personeel”.

Opleiding

Veel “allochtonen” krijgen tijdens hun opleiding al te maken met racisme. Daardoor wordt de kans groter dat ze hun opleiding niet afmaken. Het gebrek aan een opleiding wordt vervolgens vaak weer racistisch ingezet als reden waarom “allochtonen” vaker werkloos zouden zijn. Maar de werkloosheid onder “allochtonen” ligt niet aan lagere opleidingen of aan het gebrek aan opleiding. Het werkelijke probleem is het racisme op de arbeidsmarkt, want op elk opleidingsniveau is de werkloosheid onder “allochtonen” groter dan onder “autochtonen”. Dat het aantal hoogopgeleide “allochtonen” groeit, biedt dan ook geen oplossing. In 2001 had 83 procent van de hoog opgeleide “autochtonen” een baan tegenover 72 procent van de “niet-westerse allochtonen”. Daarbij werken meer hoogopgeleide “allochtonen” dan “autochtonen” onder hun niveau.5

Veel “allochtone” leerlingen vinden moeilijk een stageplek. Sommigen hebben na 20 tot 100 sollicitatiebrieven nog geen plek gekregen. Stagebureau-medewerkster J. Oey van de lerarenopleiding aan de Hogeschool InHolland merkt bijvoorbeeld dat veel Zuid-Hollandse protestants-christelijke basisscholen geen “allochtone” stagiaires willen. Ze zijn bang voor taalachterstand of willen geen vrouwen met een hoofddoek voor de klas.(6) InHolland onderneemt geen stappen tegen dit racisme. Integendeel, hun “allochtone” leerlingen moeten er maar aan wennen. “We hebben in het verleden gezien dat de voordeur dichtging bij het zien van een hoofddoek of de huidskleur, of bij het horen van de naam. Daar willen we ze enigszins op voorbereiden”, aldus L. Verhage van InHolland. T. Kerkhof van het stagebureau ICT wil helemaal niets weten van racisme. Volgens haar ligt het probleem bij de “allochtone” leerlingen zelf. Sommigen zouden er zelf al vanuit gaan dat ze minder kans hebben omdat ze Marokkaans zijn. “Dat stralen ze weer uit in hun houding, waardoor ze de kans voor zichzelf kleiner maken. Motivatie en houding zijn het belangrijkst bij het vinden van een stageplek.”

Arbeidsreserveleger

Sommige critici beweren dat al het beleid erop is gericht om “allochtonen” te weren. Hoewel er inderdaad racisten zijn die een wit Nederland willen, vinden dominante stromingen dat “allochtonen” hier best mogen wonen wanneer ze maar bruikbaar zijn voor de economie. “Allochtonen” moeten dienen als een arbeidsreserveleger dat kan worden ingezet bij krapte op de arbeidsmarkt. Beleidsmakers van rechts tot links willen dat “allochtonen” stil, braaf en gedisciplineerd afwachten tot ze weer nodig zijn. Ze verschillen alleen van mening over de manier waarop men dat het meest efficiënt voor elkaar kan krijgen.

Noten

Terug