De Fabel van de illegaal 87/88, najaar 2007

Auteur: Mehmet Kirmaci


Linksom tegen salafisme en andere reactionaire missionarissen

Imam Ahmed Salam werd in één klap bekend toen hij eind 2004 voor het oog van de camera’s weigerde om toenmalig minister Verdonk een hand te geven. Hij zorgt wel vaker voor politieke opschudding, maar weet precies hoever hij daarbij kan gaan. Zo keurt de imam geweld af en pleit hij nooit openlijk voor een islamitische staat. En door zich te beroepen op de vrijheid van godsdienst - en dus op het recht op religieuze orthodoxie - maakt Salam het zijn critici extra moeilijk. Moet links dat recht erkennen en het daar simpelweg bij laten?


Geen hand voor Verdonk.
De uit Syrië afkomstige Salam woont sinds 1989 in Nederland en zorgt de laatste jaren samen met zijn zoon en rechterhand Suhayb regelmatig voor opschudding. Sinds mei 2002 is hij de geestelijk leider van de moskee aan de Von Suppéstraat in Tilburg-Noord. Die moskee valt onder de Islamitische Stichting voor Opvoeding en Overdracht van Kennis (ISOOK), en wordt in het AIVD-rapport “Saoedische invloeden in Nederland” uit 2004, samen met bijvoorbeeld de beruchte moskeeën El Tawheed (Amsterdam) en Al Fourkaan (Eindhoven), genoemd als salafistisch bolwerk, opgericht na missie en financiering vanuit Saoedi-Arabië.

Ahmed Salam, zijn zoon Suhayb en hun organisatie ISOOK hebben nooit ontkend het salafisme aan te hangen. Dat is een ultra-orthodoxe, puriteinse stroming die meent dat de godsdienst zoals die beleden zou zijn door de eerste moslims “de ware islam” is. De stroming is fel gekant tegen alle vormen van mystiek en sjiisme. Het salafisme kent een aantal varianten, waarvan er een de officiële religieuze leer is van Saoedi-Arabië, berucht vanwege zijn dictatoriale verhoudingen, grove mensenrechtenschendingen, vrouwenonderdrukking en hyperuitbuiting van arbeidsmigranten. De Saoedische staat tracht actief de salafistische doctrine over de hele globe te verspreiden via professionele missionaire activiteiten, vaak slecht verstopt onder een laag van charitas. Imam Salam heeft zich eerder dienstbaar gemaakt aan de Saoedische zaak als medewerker van de Moslim Wereld Liga. Die propageert de Saoedische islamopvatting via “liefdadigheid” en “humanitaire hulp”. De Liga wordt momenteel geleid door de voormalige AEL-voorzitter Mohammed Cheppih. De Salams onderhouden ook goede banden met andere salafistische moskeeën. Zo is Suhayb Salam bijvoorbeeld een trouw bezoeker van de Amsterdamse El Tawheed-moskee.

Godsdienstvrijheid

De laatste rel rondom Salam speelde zich in 2007 af. In maart werd bekend dat de burgemeester van Tilburg, Ruud Vreeman, de imam in december 2006 op het matje had geroepen omdat hij moskeebezoekers zou hebben opgeroepen de Nederlandse staat schade toe te brengen door geen belasting te betalen. Salam ontkent dat overigens tot op de dag van vandaag. Vreeman zou tegen de imam gezegd hebben dat hij niet in Nederland thuishoort omdat hij “de integratie” belemmert. Daarop volgde in april een gesprek met de Tilburgse gemeenteraad, waaruit vooral bleek dat Salam een groot voorstander is van een strikte maatschappelijke scheiding der seksen. Vrouwen mogen van hem best bij de marechaussee of in de zorg werken, als ze maar geen mannen hoeven te arresteren of verzorgen. Zolang dat wel moet, zouden het geen geschikte werkterreinen zijn voor moslima’s. Ook gemengd zwemmen door jongens en meisjes is in zijn ogen uit den boze. Vrouwen dienen hun gezicht te bedekken. En enkele uitzonderingen daargelaten is elk fysiek contact tussen man en vrouw zondig, inclusief het handen schudden.

Salam, zou opgeroepen hebben om geen belasting te betalen.
Salam liet zich tegenover de gemeenteraad echter niet verleiden tot uitspraken tegen de parlementaire democratie of voor de invoering van de islamitische wetgeving. Deze schijnbaar a-politieke, diplomatieke opstelling die zo kenmerkend is voor Salam – maar ook voor andere exponenten van de Saoedische missie – maakt hem ongrijpbaar en daarmee tot bron van frustratie voor de lokale politiek. Groeperingen als Hizb ut-Tahrir,(1) die openlijk oproepen tot de vestiging van een wereldwijde islamitische staat, zijn immers veel makkelijker te bekritiseren en aan te pakken dan Salam en zijn ISOOK, die zich beroepen op de vrijheid van godsdienst, en impliciet op het recht om een orthodoxe overtuiging aan te hangen en uit te dragen.

Preekverbod

Desondanks kwam conservatief Nederland snel in beweging, happig op elke mogelijkheid tot moslimbashing. Maar in tegenstelling tot twee eerder uitgezette imams van de Al Fourkaan moskee, is Salam niet zo makkelijk aan te pakken omdat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Blijkbaar vergeten dat zijn partijgenoot Gerrit Zalm een jaar eerder een oproep had gedaan om de onroerend zaak-belasting niet te betalen wanneer die te hoog is, pleitte VVD-er Henk Kamp ervoor om het mogelijk te maken het Nederlandse staatsburgerschap in te trekken van imams die “de integratie” belemmeren, en om hun moskeeën te sluiten en hen eventueel een preekverbod op te leggen. Ook PVV-er Geert Wilders sprak zich uit voor een preekverbod en het uitzetten van Salam. Afshin Ellian betoogde dat Vreeman de salafistische imam niet slechts op het matje had moeten roepen. De burgemeester had volgens de uiterst conservatieve jurist en opiniemaker moeten pleiten voor bevoegdheden om het moskeebestuur te ontbinden, moskeeën te sluiten en predikers naar huis te sturen. Ferme taal dus, en niet zonder gevolgen. Het kabinet zei onlangs het mogelijk te willen maken om de Nederlandse nationaliteit af te pakken van burgers die “het essentiële belang van de staat hebben geschaad”.

Hoe zou links zich het beste kunnen opstellen tegenover lieden als Salam? Om daar een goed antwoord op te kunnen formuleren, is het belangrijk om eerst vast te stellen dat er geen grote kloof gaapt tussen de orthodoxe missionaire islam en de revolutionaire politieke islam. Salam en zijn volgelingen spannen zich in voor de “dawa”, de missie om hun interpretatie van de islam – met bijbehorende waarden en normen – te verspreiden. Daarmee zijn zij expliciet uit op de vergroting van hun macht en invloed. Het feit dat Ahmed en Suhayb Salam dringend verzochten om geen alcoholische dranken te plaatsen op de tafel waaraan zij zaten tijdens een interview in het programma Pauw en Witteman is tekenend voor hun neiging om hún kijk op het leven op te leggen aan hun omgeving. Deze expansiedrift bleek ook in september 2006 op de Technische Universiteit Eindhoven bij een lezing van Suhayb Salam over de ramadan. Op zijn verzoek werd het publiek op grond van geslacht gescheiden. Mannen mochten voor in de zaal plaatsnemen, en de vrouwen uiteraard achterin.

Politieke strijd

Voor links zou het geen doorslaggevend element moeten zijn dat orthodox-islamitische groeperingen als de ISOOK misschien niet of niet openlijk uit zijn op de staatsmacht. Met deze missiegerichte imams en organisaties zou actief de strijd moeten worden aangegaan omdat ze met hun ronduit reactionaire waarden, zoals seksuele segregatie en daarmee de versterking van het patriarchaat, de samenleving – waar iedereen deel van uitmaakt – proberen te sturen en te beïnvloeden. Weliswaar via individuele bekeringen en niet via het politieke activisme dat links gewend is van bijvoorbeeld extreem-rechts, maar dat maakt hun groeiende invloed vanuit progressief perspectief niet minder zorgelijk.

Het moet een autonome politieke strijd worden, vanuit de eigen linkse idealen en waarden. Buitenparlementair links zou dus geen steun moeten verlenen aan oproepen van bijvoorbeeld de VVD en Wilders tot juridische repressie. Vrijheid van meningsuiting en godsdienst zijn een groot goed, maar ook een verworvenheid waar links zelf gebruik van maakt. Het groeiende repressie-apparaat kan later ook ineens in zijn volle omvang tegen links ingezet worden. Het afpakken van paspoorten bij “hoogverraad” was vroeger bijvoorbeeld in veel landen een beproefd middel tegen vooral linkse revolutionairen. Veel opposanten werden daar vroeger bedreigd met uitzetting of daadwerkelijk uitgezet. Denk ook aan de bekende leuze “Communisten naar Moskou!”. Vreemans conclusie dat Salam niet in Nederland thuishoort past in die traditie. Overigens kan repressie de voedingsbodem van de radicale islam sowieso niet wegnemen. Die wordt juist mede in stand gehouden en versterkt door de conservatieve islambashers.

Zalm, heeft opgeroepen om geen onroerend zaak-belasting te betalen.
Integratie

Wat links bij de bestrijding van het salafisme ook beslist achterwege moet laten is redeneren vanuit het concept van de integratie. Opvallend is dat bijna alle critici van Salam belemmering van de integratie als argument aanvoeren. Integratie is echter een kunstmatig nationalistisch concept dat suggereert dat de Nederlandse samenleving en “cultuur” volmaakt zijn, bijvoorbeeld op het terrein van de machtsverhoudingen tussen vrouwen en mannen, en daarom ten voorbeeld moeten worden gesteld aan onderontwikkelde buitenlanders, lees: moslims. In de realiteit maken ook in Nederland helaas vooral mannen de dienst uit. En reactionaire en anti-moderne denkbeelden leven ook onder “autochtonen”, zeker onder belijdende christenen. Bovendien geven steeds meer “allochtone” jongeren aan misselijk te worden van de term integratie, en juist voor hen zou buitenparlementair links een aantrekkelijk alternatief moeten worden.

Waar links ook voor moet waken is zich schuldig maken aan selectieve verontwaardiging rondom religieuze orthodoxie. Het racistische conservatieve vertoog heeft zijn pijlen enkel en alleen gericht op de politieke islam en islamitische orthodoxie. Daarbij wil rechts alle wapens inzetten, van preekverboden tot uitzettingen. Willen linkse activisten aan de basis een geloofwaardig alternatief met een eigen verhaal opbouwen, dan dienen ze bij het bestrijden van de missionaire orthodoxe islam consequent ook alle andere religieuze stromingen – of die nu christelijk of hindoeïstisch zijn – te bekritiseren als ze reactionaire en patriarchale denkbeelden uitdragen.

Links moet kortom het andere verhaal vertellen en daarbij dicht bij zichzelf blijven. Blijven pleiten tegen repressieve maatregelen en integratiedwang, maar ook tegen het wereldbeeld en de bekeringsdrang van orthodoxe religieuze groeperingen zoals die van imam Salam. Gelovigen die hun overtuiging zien als een privézaak, een zaak van hun eigen geweten, zijn daarbij absoluut bondgenoten. Deze grove contouren van de noodzakelijke strijd tegen de missionaire orthodoxie moeten zich wat betreft vorm en inhoud uiteraard nog uitkristalliseren, vooral omdat deze krachten voor buitenparlementair links relatief nieuwe ideologische tegenstanders zijn. De idealen die de fundamenten vormen van die andere samenleving waarvan linkse maatschappijcritici al 150 jaar dromen, zullen daarbij de beste gids zijn: een wereld zonder kapitalisme en patriarchaat, waarin man en vrouw, gelovige en ongelovige, vrij met elkaar kunnen leven en elkaar vanzelfsprekend mogen aanraken!

Noot

Terug