De Fabel van de illegaal 89/90, winter 2008

Auteur: Mehmet Kirmaci


Moslimfundamentalistische denkers zien in links een gevaar

De politieke islam bedient zich veelvuldig van een anti-kapitalistisch en anti-imperialistisch vocabulaire. Daardoor ontstaan bij radicaal-links niet zelden gevoelens van herkenning, of zelfs intenties tot het sluiten van bondgenootschappen met islamitische fundamentalisten. Is dat gerechtvaardigd? En zijn die gevoelens en intenties tot toenadering wederzijds? Hoe wordt er in de wereld van de politieke islam eigenlijk gekeken naar revolutionair links? Een analyse van de opvattingen van twee invloedrijke fundamentalistische denkers, Sayyid Qutb en Sayyid Abul Ala Maududi.(1)



Sayyid Qutb werd in 1906 geboren in Musha, Egypte. Na een periode als ambtenaar in Egypte te hebben gewerkt, en sociologie te hebben gestudeerd in de VS, sloot Qutb zich begin jaren 50 aan bij de fundamentalistische Moslimbroederschap. Hij ontwikkelde zich snel tot een van de ideologische leiders van die beweging, waaruit later onder meer de Palestijnse Hamas is voortgekomen. Qutb werkte onder meer het concept van de “djahilliya” uit, de “onwetendheid” waarin moslims waren beland met hun seculiere staatsvormen. Die moesten daarom omvergeworpen worden. Tussen 1954 en 1964 zat Qutb gevangen in de kerkers van het Egyptische Arabisch-nationalistische regime van kolonel Nasser. In 1965 werd hij opnieuw opgepakt en in 1966 geëxecuteerd wegens vermeende betrokkenheid bij een moordaanslag op Nasser. Zijn broer Mohammed Qutb vluchtte naar Saoedi-Arabië, waar hij onder meer les gaf aan Osama bin Laden. Sayyid Qutb wordt gezien als een van de belangrijkste ideologen van de politieke islam.


Sayyid Abul Ala Maududi zag in 1903 in het Indiase Hyderabad het levenslicht. Op zeer jonge leeftijd begon hij aan een journalistieke carrière bij islamitische kranten en tijdschriften. In 1941 stichtte hij de Jamaat-e-Islami, een islamitische partij die nog steeds invloedrijk is in Pakistan, maar ook afdelingen heeft in India, Sri Lanka en Bangladesh. Na de stichting van Pakistan in 1947 als thuisland voor de Indiase moslims, vestigde Maududi zich daar ook. Zijn activiteiten leidden tot juridische vervolgingen door de Pakistaanse staat. Een keer werd Maududi zelfs ter dood veroordeeld, maar uiteindelijk kreeg hij clementie. Net als Qutb wordt Maududi gezien als een van de belangrijkste denkers van de politieke islam. Velen beschouwen hem als een autoriteit op het gebied van de islamitische staat, de positie van minderheden in de islam en de islamitische wetgeving. Maududi overleed in 1979.
Qutb (1906-1966) en Maududi (1903-1979) leefden en schreven in het tijdperk van de Koude Oorlog, waarin het communisme in al zijn varianten nog een serieuze politieke kracht was en een bedreiging vormde voor het kapitalisme. Beide denkers maken in hun geschriften geen onderscheid tussen de verschillende politieke richtingen die zichzelf positioneren onder de paraplu van radicaal-links. Zij spreken enkel van hét communisme – soms van socialisme – en verwijzen daarbij regelmatig naar het destijds ‘reëel bestaande socialisme’, het autoritaire en bureaucratische systeem van het Oostblok waarvan Moskou het centrum vormde. De beide fundamentalistische ideologen zien overigens ook geen reden om onderscheid te maken tussen de linkse richtingen, want allemaal zouden ze uiteindelijk leiden tot onderdrukking en verval.

De kritieken van Qutb en Maududi op hét communisme zijn voor hedendaags links om twee redenen toch interessant en actueel. Ze bekritiseren namelijk de basale uitgangspunten van het marxisme, principes die ook gedeeld worden door andere revolutionaire stromingen, zoals het anarchisme. Bovendien worden de werken van Qutb en Maududi nog steeds flink gelezen in fundamentalistische kringen. Hun gedachtengoed, inclusief hun kritiek op links, is daardoor nog steeds levend en actueel.

Moreel verval

Qutb en Maududi stellen zich in hun geschriften in de eerste plaats vijandig op tegenover het kapitalisme, diskwalificeren vervolgens het communisme, om als derde stap de islam als enig politiek en economisch alternatief te presenteren. Qutb acht het kapitalisme strijdig met de islam, de menselijke beschaving en de economische vooruitgang. Het zou leiden tot moreel verval en polarisatie tussen een geprivilegieerde elite en miljoenen armen. In het kapitalisme dient de staat niet de belangen van deze ontelbare behoeftigen maar van de kapitaalbezitters, en zou daarom vernietigd moeten worden.

Volgens Maududi is het kapitalisme gebaseerd op het principe van privébezit, staat winstmaken er centraal en zouden alle manieren daartoe geoorloofd zijn. Ook activiteiten die nadrukkelijk door de islam zijn verboden, zoals rentenieren, corruptie, prostitutie, misbruik, onderdrukking, leugens en bedrog. “Geld en bezit, goud en zilver” zouden boven alles staan. Mensen leiden in het kapitalisme een materialistisch leven, zonder ethiek en moraal, en ver verwijderd van de islam. Het kapitalisme is volgens Maududi een maatschappijvorm waarin egoïsme, genadeloosheid en verspilling hoogtij vieren, en de handel, de industrie en het bezit steeds verder geconcentreerd raken in de handen van een steeds kleiner wordende groep mensen. Arbeiders en boeren leiden een miserabel bestaan; hun harten zouden vervuld raken van “het vuur van de haat”, waardoor disharmonie toeslaat in de samenleving.

Goddeloos

Het communisme zou in de ogen van Maududi en Qutb absoluut geen verbetering kunnen brengen ten opzichte van de huidige kapitalistische wereld. Sterker nog, een communistische samenleving zou voor moslims een beangstigende en gevaarlijke achteruitgang betekenen. Qutb beschuldigt het kapitalisme in Egypte ervan de behoeftige massa’s, met name de jongeren, in de armen van het communisme te drijven. Het wanbeleid van de kapitalisten doet de massa’s volgens hem denken dat “dit schandelijke systeem” de enige weg is om af te komen van armoede, feodalisme en onderdrukking.

Beide islamitische revolutionairen benadrukken dat islam en communisme niets met elkaar te maken hebben en volkomen tegengesteld aan elkaar zijn. Het marxisme zou een materialistische en goddeloze wereldbeschouwing zijn die het bestaan van Allah en de profeten ontkent. Volgens Maududi geloven communisten dat “de natuurkrachten” en niet Allah de loop van het leven bepalen. Op absurde wijze beschuldigt hij het communisme er ook van de drang tot willekeurige seksuele gemeenschap tussen man en vrouw niet te willen afremmen, omdat dat “onnatuurlijk” zou zijn. Communisme en socialisme zouden feitelijk neerkomen op “een totale oorlog” tegen alle godsdiensten, die beschouwd zouden worden als “mythen”.

Qutb waarschuwt dat het communisme, eenmaal aan de macht, verder zal gaan dan alleen het weren van de islam uit staatszaken. Het zal dan alle islamitische heiligheden en overtuigingen vernietigen, evenals “onze menselijke eer”. Moslims zullen gevangen worden gezet in een cirkel van kleding en brood. Het voorzien van mensen in hun primaire behoeften zal de enige zorg zijn van het communisme, zo extreem materialistisch is die ideologie in Qutbs ogen. Hij steekt zijn afkeer en haat niet onder stoelen of banken: “Het communisme is voor een mens die aan meer denkt dan enkel eten en drinken, en die de pre-communistische doctrines kent, een banaal systeem, waar men geen achting voor hoeft te hebben.” In Egypte zouden vooral luiaards “in de rook van hasj en de waterpijp” dromen van een communistische samenleving, een niet-islamitische maatschappij vervuld van “djahilliya”, onwetendheid.

Klassenstrijd

Qutb en Maududi staan ook vijandig tegenover het communisme omdat die ideologie de haat tussen sociale klassen zou aanwakkeren. De theorie van de klassenstrijd, die een centraal element vormt in de filosofie van het marxisme en alle andere revolutionair-linkse ideologieën, leidt bij Qutb tot de overtuiging “dat het communisme vol is van haat en wrok jegens de mensheid”. Het marxisme, maar ook het anarchisme, ziet het onteigenen van de kapitalisten, de bourgeoisie, en het in gemeenschapshanden brengen van de productiemiddelen als een noodzakelijke stap om te komen tot een vrije en egalitaire klassenloze samenleving, waarin wordt geproduceerd naar vermogen en geconsumeerd naar behoefte. Maududi kwalificeert het bestaan van verschillende klassen echter als “natuurlijk”. Klassen zijn volgens hem door Allah geschapen en zouden in alle samenlevingen bestaan. Streven naar de opheffing ervan zou neerkomen op een strijd tegen de schepping, en dat zou altijd “rampzalig” aflopen. Wel moet de samenleving zijns inziens sociaal mobiel zijn. Met “de hulp van Allah” en “persoonlijke talenten” moet iedereen kunnen stijgen op de maatschappelijke ladder.

Het nationaliseren van de productiemiddelen, zoals communisten en socialisten nastreven, ziet Maududi als het bestrijden van “een kleine ziekte” met “een grotere ziekte”. Dat zou leiden tot concentratie van alle productiemiddelen in handen van de staat en die zou verworden tot een superkapitalist en supergrootgrondbezitter. Socialisme houdt voor hem dan ook niets anders in dan een “extreme vorm van kapitalisme”.

Menselijke natuur

Een bewering die steeds terugkomt in de kritieken van Qutb en Maududi is dat het communisme strijdig zou zijn met “de menselijke natuur”. De mens zou volgens Qutb een natuurlijke neiging hebben om bezit te vergaren. Het communisme verwerpt de idee van het privébezit en gaat zo tegen de “humane aard” in, aldus de fundamentalist. De islam daarentegen respecteert en erkent het principe van het private eigendom, en daarmee is volgens Qutb nog een principiële tegenstelling tussen islam en communisme blootgelegd.

Maududi vindt het vreemd dat het communisme meent dat “de natuur” allesbepalend is, maar tegelijkertijd “de menselijke liefde voor bezit” ontkent. Hij beschouwt “alle varianten van het socialisme” als een “totale oorlogsverklaring” aan het adres van de liefde voor bezit en eigendom, en beschuldigt hen ervan deze liefde “met een dodelijke en beangstigende vorm van onderdrukking” te willen vernietigen. Omdat onder het socialisme alle inkomsten naar de staat zouden vloeien, wordt de mens niet geprikkeld om te presteren. Het maakt voor een arbeider immers niet uit hoe hard hij werkt. Hij krijgt toch dezelfde beloning. Omdat arbeiders ongemotiveerd produceren, levert het communisme slechte producten af en leidt het tot economische stagnatie omdat innovaties uitblijven. Maududi concludeert dat het socialisme strijdig is “met de schepping van de mens en de aard van de mensheid” en daarom “een rotte orde” is. “Daarom kunnen diegenen die het socialisme verdedigen, alleen overeind blijven met de wapens van dwang en onderdrukking.”

Volgens Maududi probeert de islam daarentegen tegemoet te komen aan de liefde voor bezit, die “tegelijkertijd met de geboorte van de mens ontstaat”. Voor het welzijn en geluk van individu en samenleving accepteert en beschermt de islam het private bezit, benadrukt Maududi, en haast daarbij te zeggen dat alle bezit eigenlijk van Allah is.

Qutb en Maududi hebben ook afkeer van het communisme vanwege de geboorteregio ervan. Maududi benadrukt dat het communisme een product is van het westerse denken. Ook voor Qutb is het “geheel een product uit den vreemde” dat in de islamitische wereld is beland omdat moslims her en der “giftige formules” zijn gaan lenen, waarmee zij in “het moeras van de imitatie” zijn beland. Deze formules, waaronder dus het communisme, zijn volgens Qutb niet voortgekomen uit “het sociale lichaam van het volk”, de islamitische geschiedenis, traditie of folklore. De weg om uit de slavernij te komen is in zijn ogen dan ook niet het communisme, maar het opnieuw in verbinding geraken met “de grote geest” van de islam. De islam maakt het volgens hem overbodig om te “bedelen” in verre oorden. “Vreemde formules passen niet bij onze lichamen, laat staan bij onze harten.” Oosterlingen die onder het vaandel van het communisme willen strijden hebben volgens Qutb “allereerst verraad aan zichzelf gepleegd”.

Authentiek

Qutb en Maududi beklemtonen dat de islam de beste en meest authentieke oplossing biedt voor het kapitalisme. Een oplossing die, zoals gezegd, gebaseerd is op het principe van particulier bezit, ook van de productiemiddelen. Qutb benadrukt dat privébezit absoluut wordt gerespecteerd in de islam. De islam hecht belang aan “de neiging” van individuen om te bezitten en stimuleert hen om het maximale rendement te realiseren via hun eigendommen. Aan de basis van die opbrengst of winst moet wel arbeid liggen, waarschuwt Qutb, en beslist geen activiteit die door de islam is verboden, zoals rentenieren, gokken, oplichterij, zwarte handel, diefstal, bezetting en roof. Ook Maududi geeft meerdere keren aan dat de islam alleen “eerlijke” winsten accepteert. Dus hoezeer Qutb en Maududi ook het tegendeel beweren, ze laten de kern van het kapitalisme intact: het private bezit van de productiemiddelen. Alleen de aanwending ervan wordt moreel begrensd vanuit de islamitische wetgeving.

Volgens Qutb moet de islamitische staat zijn belastinginkomsten, zoals de “zakat”, de aalmoesbelasting, aanwenden om maatschappelijke behoeften te bevredigen en de armoede te bestrijden. Daarmee zou de islam aantonen “rechtvaardiger, kundiger en omvattender” te zijn dan het communisme. Rechtvaardiger, omdat de islam niet onnodig aan particulier bezit komt, kundiger omdat individuen daardoor gemotiveerd blijven om “met al hun kracht” te werken, en omvattender omdat het individu er voor de maatschappij is, maar de maatschappij ook voor het individu.

Een belangrijk verschil tussen de opvattingen van Qutb en Maududi betreft het concept van “de sociale rechtvaardigheid”. Dat staat centraal in Qutbs werken. Hij meent bijvoorbeeld dat de inkomsten van nutsbedrijven in de staatskas zouden moeten belanden en niet in de portemonnee van particulieren. Ook wil hij een grootschalige herverdeling van landbouwgronden. Maududi laat zich veel minder expliciet uit over de mogelijke sociale functies van de islamitische staat.

Demonstratie van Hamas
Kalifaatstaat

Hoewel het communisme als reëel alternatief heden ten dage ernstig is verzwakt, en fundamentalistische groeperingen geen sterke drang meer voelen om uitgebreide ideologische kritieken op het marxisme te schrijven, vinden we de sporen van het anti-communistische gedachtengoed van Qutb en Maududi duidelijk terug in de publicaties van hedendaagse islamitische groeperingen. Zo beweert Hizb ut-Tahrir, net als beide ideologen, dat onder het communisme de menselijke creativiteit wordt gesmoord en de vooruitgang van de samenleving tot stilstand komt. Verder stelt die beweging: “Een systeem dat geleverde inspanningen negeert bij de verdeling van de welvaart over de samenleving is in haar diepste wezen reeds onrechtvaardig, alsmede onnatuurlijk. Bovendien ontneemt een dergelijk systeem het individu de motivatie te werken.”(2)

De moslimfundamentalistische organisatie Kalifaatstaat, die ook in Nederland enige aanhang kent en waarvan de leider Metin Kaplan in 2004 door Duitsland is uitgeleverd aan Turkije, schrijft dat alle varianten van de socialistische planeconomie hebben gefaald, omdat ze het kapitaal hebben “geëlimineerd” en de kapitaalbezitters “geliquideerd”. Maar het “pure” kapitalisme is volgens Kalifaatstaat “net zo bedrieglijk” als het communisme: het kapitalisme “elimineert” nu volgens deze groep op zijn beurt de arbeid en “liquideert” de mens op de werkvloer. Daarbij wordt wel onderstreept dat de islam het principe van private en persoonlijke eigendom erkent.(3)

Retoriek

Qutb en Maududi geven een onjuiste voorstelling van de marxistische ideologie. Die is vanzelfsprekend niet tegen privébezit in zijn algemeenheid, maar tegen het private bezit van de productiemiddelen. Los daarvan is het opvallend hoe de opvattingen van Qutb en Maududi, maar ook die van groepen als Hizb ut-Tahrir, over de strijdigheid van het communisme met “de menselijke natuur” en de economische stagnatie die daaruit zou voortvloeien, als twee druppels water lijken op de liberale kritiek op het marxisme en andere linkse revolutionaire scholen. Geheel toevallig is dat niet. De fundamentalistische islam streeft immers naar harmonie tussen de sociale klassen, en maakt geen bezwaar tegen het private bezit van productiemiddelen. Sterker nog, het moedigt privébezit juist aan en beschermt het, en is vijandig gezind tegenover de klassenstrijd en een seculiere, klassenloze maatschappij. De islamitische samenleving is helemaal geen alternatief voor het kapitalisme, maar een theocratische vorm ervan, waarin het gebruik van privaat bezit enkel moreel wordt begrensd door de islamitische wetgeving. Links moet zich daarom niet laten misleiden door de anti-kapitalistische retoriek van moslimfundamentalistische groeperingen en zich er ook absoluut niet mee identificeren. Het anti-kapitalisme van de politieke islam is inconsistent en niet oprecht. Daardoor kunnen zij niet met ons zijn, maar alleen tégen ons.

Noten

Terug