Gebladerte-reeks 26, maart 2004

Auteur: Harry Westerink


Het ontmaskerde gezicht

Elke week zie ik het gezicht van de vriendelijke apartheid.
Ik stap de zwaar bewaakte en in niemandsland gelegen bunker binnen
en loop naar het loket.
Ik hoef geen nummertje te trekken.
Ik kom geen postzegels kopen, geen geld storten,
geen paspoort verlengen.
Ik kom een illegaal gemaakte medemens bezoeken die gevangen is gezet.
Volgens het gezicht van de vriendelijke apartheid
heeft hij een vreselijke misdaad begaan:
hij leeft in een deel van de wereld waar hij niet mag zijn.

Achter het onverwoestbare glas van het loket
staat het gezicht van de vriendelijke apartheid
me onderzoekend aan te kijken.
Ik overhandig de bescheiden waaruit blijkt dat ik ben geboren
en mag verblijven
op het grondgebied van de koloniale grootmacht
die genoeg slachtpartijen en plunderpraktijken achter de rug heeft
om geschiedenis te kunnen schrijven.
De geschiedenis van de overwinnaars.

Ik krijg de sleutel van de kluis waarin ik mijn spullen leg.
Geen pen, geen papier, geen sokken, geen broek,
geen hemd mag ik meenemen
naar een mens zonder bezittingen en zonder toekomst
om over naar huis te schrijven.
Het overhandigen van geschenken is verboden,
ook als de gevangene jarig is.
Alles moet ik achterlaten in de kluis:
geluk, vrede en vogels
die op zoek zijn naar broodkruimels.
Vooral de gedachte aan oproer en bevrijding
moet ik zo diep mogelijk verstoppen.

Het gezicht van de vriendelijke apartheid vraagt me welwillend
om door de elektronische poort te gaan.
Als de poort gaat piepen, zit ik fout
en verberg ik in mijn schoenen misschien wel een vijl of een mes.
Maar het blijft stil, heel stil in de betonnen blokkendoos waarin ik me bevind.
En ik mag afdalen in de buik van het beest
dat een schoolvoorbeeld van beschaafde onmenselijkheid vormt.

Nu wacht ik in de bezoekruimte op de gevangene.
Het oogt er helder, ordentelijk, overzichtelijk.
Het beest trekt geen nagels uit,
schopt geen lichamen kapot,
dient geen stroomschokken toe.
Het beest foltert enkel
met het onontkoombare gegeven
dat de parlementaire rechtsstaat onschuldigen gevangen zet,
zonder vorm van proces en zonder maximumtermijn van opsluiting.
Geestelijke folter heet het
als je maandenlang in de buik van het beest op een houtje moet bijten,
omdat je niet mag zijn waar de rijken hun schoenen laten poetsen
en hun auto laten wassen en hun kranten keurig op tijd thuisbezorgd krijgen
en hun maaltijden voor hun neus gezet krijgen
en hun vermogen sneller groeit dan de zorgen
waarover de onschuldige gevangene zijn hoofd breekt.

Alsof hij lastige horzels van zich wil afschudden,
zo betreedt de gevangene de bezoekruimte
die vier keer groter is dan zijn eenzame woning van vier bij vier meter.
Het gezicht van de vriendelijke apartheid is hier minder vriendelijk
dan het gezicht van het loket.
Het is het gezicht van de strenge maar rechtvaardige apartheid geworden.
En achter dit gezicht zit nog een gezicht en nog een gezicht
en nog zoveel gezichten
van vriendelijke en minder vriendelijke maar o zo beleefde apartheid
dat de bezoeker zich vertwijfeld afvraagt
hoeveel maskers hij moet afrukken
voordat hij het ware gezicht van de apartheid krijgt te zien.
Door schade en schande wordt hij wijs
en leert hij dat elk gezicht het ware is en elk waar gezicht een masker.

De gevangene begroet me en stelt me de vraag die hij elke week stelt:
"Waarom sluit men in jouw land onschuldige mensen op?".
En elke week weet ik wat me te doen staat:
ik moet het huichelachtige smoel van de rechtsstaat
tot op het bot blootleggen.

Terug