Doorbraak 2, juni 2009

Auteur: Doorbraak



Naar een strategie tegen het rechts-populisme

Het rechts-populisme is stevig in opkomst sinds het begin van deze eeuw. Een korte analyse van een aantal kenmerkende eigenschappen van die politieke stroming, en drie aanzetten tot denken over verzet tegen alle Fortuyns, Verdonken en Wildersen.
Actieposter tegen de PVV. (Foto: Veronica Heemskerk)


Het rechts-populisme kenmerkt zich door een nadrukkelijke anti-establishment pose. Gevestigde politici en managers met hun “politiek correcte” praatjes zouden de vijanden van de bevolking vormen, en de rechts-populistische leiders doen alsof zij met hen op leven en dood in gevecht zijn. Ze meten zich daarbij graag het imago aan van de dappere underdog. Rechts-populisten nemen zo nadrukkelijk afstand van “de politiek” en doen alsof alleen zijzelf “het volk” werkelijk vertegenwoordigen. Zo creëren ze niet alleen een vijand, maar ook “het volk” zelf: wie erbij horen en wie juist niet. Moslims bijvoorbeeld, want die zouden een gevaar vormen. Een politieke partij met interne democratie hebben rechts-populisten eigenlijk niet nodig, omdat ze wel zouden weten hoe “het volk” denkt en er via de media direct mee kunnen communiceren. Ze beweren simpele en technische oplossingen te hebben voor problemen, waar de rest zou blijven steken in ideologische antwoorden. Rechts-populistische oplossingen kenmerken zich overigens meestal door hun repressieve karakter jegens allerlei specifieke bevolkingsgroepen.

Grote gevaren schuilen volgens rechts-populisten ook in het buitenland. Nederlandse rechts-populisten ageren vooral graag tegen moslims, “de islamisering” en de islamitische wereld. Hun partijen stuwen de huidige groei van het nationalisme en racisme voort en komen steeds weer op de proppen met nieuwe incidenten en ‘inzichten’. Maar anders dan het meer ‘traditionele’ extreem-rechts komt het huidige rechts-populisme niet voort uit het fascisme en nationaal-socialisme van de eerste helft van de twintigste eeuw. De rechts-populistische demagogen zijn dan ook niet te bestrijden door ze simpelweg persoonlijk of organisationeel te koppelen aan de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.

Een ander kenmerk van het Nederlandse rechts-populisme is de neo-liberale visie op de economie, waarbij vooral afgegeven wordt op belastingen, verworvenheden van de onderklasse, en regels die het de werkgevers onnodig moeilijk zouden maken. De rechts-populisten lopen meestal niet erg te koop met hun economische opvattingen. In reactie op de economische crisis heeft Wilders echter opvallend genoeg ook een aantal progressief klinkende uitspraken gedaan. Het is nog onduidelijk of hij die vaak nog onsamenhangende opmerkingen maakt uit puur opportunisme om stemmen te winnen in tijden van algemene onvrede, of dat ze een eerste aanzet vormen richting een ‘linkser’ economisch programma. In het laatste geval zou hij richting een nationaal-‘socialisme’ opschuiven en krijgt Nederland sluipenderwijs te maken met een nog gevaarlijker rechtse stroming.

Maar op dit moment zijn de rechts-populistische partijen in Nederland nog niet wezenlijk anders dan veel van de andere mainstream-partijen. Zowel Wilders’ PVV als Verdonks TON zijn immers afsplitsingen van de VVD. Alle partijen schuiven langzaam naar rechts en gaan nationalistische taal uitslaan in tijden van crisis. Vrijwel allemaal omarmen ze het neo-liberalisme, maken ze stampij tegen “allochtonen”, en kampen ze met een gebrek aan interne democratie. Het belangrijkste verschil is momenteel dat de rechts-populisten voortdurend trachten de hardste dingen te roepen om naar het centrum van de macht te komen.



1. Nodig is een buitenparlementair alternatief

Een van de grote manco’s van parlementair-links is dat ze het preken voor eigen parochie tot een kunst verheven heeft. Haar boodschap is niet alleen slechts begrijpelijk en aantrekkelijk voor, maar in eerste instantie ook vooral gericht aan, de eigen achterban, diegenen die zich sowieso al met linkse standpunten konden identificeren. Parlementair- links heeft iedere mogelijkheid verloren tot verbreding, tot het creëren van nieuw draagvlak.

Willen we een vuist kunnen maken tegen het rechts-populisme, dan zal de linkse beweging zich dus niet alleen moeten richten op de eigen traditionele achterban, maar ook op de potentiële Wilders-stemmer. Een grote tegenstander als de PVV vraagt niet om keiharde tegenwind (die we hoe dan ook op dit moment niet kunnen bieden), en evenmin om een zwijgen in de hoop dat de storm wel overwaait, zoals de linkse partijen in het parlement doen. We zullen Geert Wilders de wind uit de zeilen moeten nemen.

Juist de overeenkomsten tussen de buitenparlementaire beweging en een deel van de Wilders-achterban zouden daartoe een geschikt uitgangspunt kunnen vormen. Beiden wantrouwen de gevestigde orde – “het establishment” - en voelen zich onbegrepen, genegeerd, bedreigd en niet vertegenwoordigd in “de politiek”. Beiden missen in deze gelaagde samenleving een zekere verbondenheid. Een gemis waarvoor Wilders als alternatief een bekrompen nationalisme tracht te presenteren. En hoewel hij al sinds 1998 Kamerlid is en onmiskenbaar een keiharde neo-liberale politiek voorstaat, spreekt Wilders deze anti-parlementaire en anti-establishment gevoelens bij zijn achterban op een doeltreffende manier aan.

Een eerste aanzet voor een strategie tegen Wilders zou dan ook zijn ontmaskering moeten zijn als onmiskenbaar deel van het door hem zo verfoeide establishment. De politicus die het meest van allemaal claimt “naar de burger te luisteren” komt zelf praktisch nooit buiten het Binnenhof. Het gebrek aan transparantie en democratische besluitvorming - twee van zijn voornaamste verwijten aan het adres van “de gevestigde partijen” - is het grootst binnen zijn eigen organisatie.

Een buitenparlementaire beweging zou zich - veel meer dan ze nu doet - juist als alternatief kunnen presenteren voor zowel parlementair-links als het rechts-populisme. “Wij” zijn werkelijk kritisch op het systeem, op het feit dat de belangen van slechts een klein deel van de bevolking worden behartigd. Wij zijn de échte buitenparlementairen! Een buitenparlementaire beweging kan alternatieven bieden voor daadwerkelijk vergaande veranderingen, zonder - zoals partijen doen - problemen weg te wuiven, hypocriet te zijn, of met schijnoplossingen te komen. Deze beweging zou aansluiting kunnen vinden zowel bij de door “hun” volksvertegenwoordigers teleurgestelde linkse stemmers als bij het deel van Wilders’ achterban dat zich vooral achter de PVV schaart uit onvrede met de volksvertegenwoordiging en het gebrek aan solidariteit en verbondenheid.

De linkse tegenbeweging zal wél moeten leren om het buitenparlementarisme niet slechts als een negatieve keuze te zien. Niet alleen argwaan of woede jegens staat, (partij)politiek en gevestigde orde, maar ook de noodzaak van een veelzijdiger en breder tegengeluid, en van de zo gemiste sociale verbondenheid, kunnen leiden tot de keuze voor een buitenparlementair-links alternatief. Een beweging die niet pretendeert een homogene bevolking te vertegenwoordigen, maar die naar gelang haar eigen veelzijdige samenstelling ondogmatisch antwoorden formuleert en alternatieven biedt. Zo’n beweging kan de basis vormen voor een verzet tegen nationalisme, racisme en autoritarisme. Een buitenparlementaire beweging biedt meer basis voor aansluiting, inbreng en dus democratisering dan de pretentie om welk deel ook van de bevolking te vertegenwoordigen. Een geslaagde politieke beweging bestaat niet uit goede vertegenwoordigers en (actie)leiders, maar uit een pluriforme basis van autonome participanten. En juist daarin zit de sterkste kant van de buitenparlementaire beweging: haar politiek is “prefiguratief”. In het formuleren van antwoorden en tactieken, en in het organiseren van nieuwe samenwerkingsverbanden uit een grotere diversiteit aan mensen, creëert deze beweging de contouren van het door haar te bieden alternatief. Het credo “geen woorden, maar daden” is daarom juist deze beweging op het lijf geschreven.

Mathijs van de Sande



2. Anti-rechts in plaats van anti-Wilders

Een eerste voorwaarde voor een links geluid tegen het radicale “populistische” rechts in Nederland is het besef dat dit verschijnsel groter is dan de voormalige tekstschrijver van Frits Bolkestein. Sinds Pim Fortuyn is rechts in Nederland aan het overkoken; partijen en leiders komen en gaan – het meest recente voorbeeld is Rita Verdonk –, maar het politieke speelveld rechts van de VVD is duidelijk gegroeid. En alles duidt erop dat dit nog wel even zo zal blijven. Het is ook duidelijk dat links nog lang niet in staat is om een effectief tegengeluid te laten horen tegen dit nieuwe radicale rechts.

Misschien is het handig om te kijken naar de strategieën die in ieder geval niét goed werken. Wat niet werkt, is bijvoorbeeld doen alsof je neus bloedt, racisme en discriminatie negeren en je richten op sociaal-economische issues. Enigszins gechargeerd is dat de opstelling van de SP; het idee is dat het niet uitmaakt of je wit, zwart of wat dan ook bent, het neo-liberale beleid van de laatste decennia heeft ons allemaal geraakt. In plaats van aan kunstmatige verschillen tussen mensen aandacht te besteden is het, volgens deze opvatting, beter te werken voor de verbetering van de positie van iedereen. Impliciet wordt er hierbij van uitgegaan dat racisme en discriminatie dan vanzelf zullen verminderen. Waar aan voorbij gegaan wordt, is dat racisme niet alleen een zij-effect is van een haperende maatschappij, het knarsen dat je hoort als de radertjes van een samenleving stuk beginnen te lopen, maar dat het een eigen werking heeft. Het beschermen van de pensioenleeftijd zou zeker een prioriteit moeten zijn voor links, maar het helpt Ahmed niet die geen baan kreeg omdat de werkgever tot die grote groep Nederlanders behoort die denkt dat moslims “de boel willen overnemen”.

Een tweede gebrekkige strategie is wat ik maar de ouderwetse anti-racisme benadering zal noemen. Waar bij de eerste aanpak cultuur en sociale factoren het afleggen tegenover economische factoren, is het hier precies andersom. Als racisme het achterstellen van een bevolkingsgroep door een andere is, is het duidelijk dat Wilders een racist is. Maar het is niet zo dat hem als zodanig “ontmaskeren” ook een manier is om zijn positie aan te vallen. Ten eerste is er maar weinig besef van wat racisme is, en dat bijvoorbeeld islamofobie best een vorm van racisme kan zijn, ook al zijn “moslims” geen “ras”. Dat er al lang een consensus bestaat dat het geen zin heeft om de biologische term “ras” te gebruiken voor verschillende bevolkingsgroepen heeft racisten nooit tegengehouden. Maar zelfs als je duidelijk kunt maken dat islamofobie een vorm van racisme is, is het domweg niet – meer? – vanzelfsprekend dat discriminatie afgekeurd wordt.

Om Wilders te bestrijden moet rechts bestreden worden. En dat kan alleen als links eigen alternatieven naar voren schuift en daarvoor knokt – op economisch en sociaal gebied. Je kunt radicaal-rechts niet bestrijden door je slechts op een deelaspect te richten en samen met zogenaamd “net rechts” (over een contradictie in terminis gesproken!) een anti-racistisch geluid tegen de ergste uitwassen te willen laten horen. En je kunt het nieuwe rechts ook niet bestrijden als je een van hun kernpunten negeert: racisme – in het geval van Wilders de lijm die zijn bouwsel van populisme, nationalisme en neo-liberalisme bij elkaar houdt.

In die zin: links moet niet voor het een ten koste van het ander kiezen, maar bondgenoten zoeken en op al deze vlakken een alternatief bouwen. Protesteren tegen Wilders' racisme is een belangrijk, maar ook beperkt deel van zo’n project. Bovenal betekent bondgenoot zijn dat je elkaar helpt: links mag zich niet afzijdig houden van verzet dat in haar ogen misschien niet radicaal genoeg is. De enige mogelijkheid om dat te veranderen is van binnenuit. Kortom, links moet de wijde wereld in.

Alex de Jong (redactielid van het blad Grenzeloos)



3. Organiseren voor hoop!

Sinds de opkomst van Pim Fortuyn is de politieke realiteit in Nederland zo veranderd dat linkse strategieën die voorheen mogelijk effectief waren, ter discussie moeten worden gesteld. Het stoppen van de enorme verrechtsing van niet alleen de politiek, maar ook de rest van de samenleving, op bijna alle fronten van gevoerd beleid tot de politieke ideeën, is voor elk links dat buiten zijn eigen wereldje stapt een prioriteit. Linkse politiek is zeker nog mogelijk, maar alleen als we de dynamiek tussen het rechts-populisme en het stelselmatig richting rechts opschuivende politieke midden snappen, en uiteindelijk kunnen omkeren door nieuwe linkse machtsfactoren aan de basis van de samenleving op te bouwen via organisatie.

De (midden)partijen zijn bang om de verrechtsende kiezer te verliezen. Ze worden als reactie zelf rechtser en doen zo het hele spectrum naar rechts opschuiven. Daardoor krijgen de uiterst rechtse populisten nog meer wind in de zeilen. Die worden zo nog populairder en het hele gedonder begint weer van voren af aan. Dat de autoritaire leiders die het rechts-populisme vorm geven soms ineens wegvallen, blijkt helaas niet de ondergang van deze nieuwe stroming te betekenen. Het midden is niet meer bang voor links omdat belangrijke machtsfactoren voor links, zoals grote progressieve sociale bewegingen waar een aanzienlijk deel van de bevolking aan mee doet, van de arbeiders- tot de milieubeweging, grotendeels zijn verdwenen of door de jaren heen zijn versmald tot “professionele” ngo-achtige lobbyclubs die niet diep geworteld zijn in de samenleving.

De kracht van het rechts-populisme is nu vooral gebaseerd op een groeiende groep mensen die wil dat een sterke leider puin ruimt, zonder er zelf te veel voor te hoeven doen. Dat wordt aangegeven in verkiezingen en, minstens zo belangrijk, in de peilingen. De zwakte van het rechts-populisme is tot op heden dat zij zich slechts richt op gezamenlijke vijanden (“allochtonen”, “de linkse kerk”, en sinds kort “de gegijzelde elite”), geen opbouwend programma heeft en vooral tot op heden slecht georganiseerd is. En die laatste zwakte is precies waar links een grote taak heeft: het organiseren van de mensen die zich geraakt voelen door de continue nationalistische en racistische aanvallen en de keiharde opbouw van sociale onzekerheden.

Het gedachtegoed van het rechts-populisme bestaat uit een flexibel, soms inconsequent, en radicaliserend giftig mengsel van nationalistische, racistische, conservatieve en neo-liberale ideeën en beleidsvoorstellen. Dat moet altijd benoemd en zorgvuldig uitgelegd worden. Maar dat is bij lange na niet genoeg.

Politiek is niet alleen de goede ideeën hebben en deze kunnen verspreiden, maar vooral ook de macht hebben om ze gerealiseerd te krijgen. In de krachtmeting die politiek is, heeft rechts zich - simpel gezegd - vooral gericht op de macht van het geld en vertegenwoordigers van hiërarchische instituten, en heeft links vooral succes gehad door de macht van het getal, door zoveel mogelijk mensen te activeren om gewicht in de schaal te leggen. Maar dat laatste kan links al een tijd niet meer voldoende. Links zal binnen en buiten bestaande progressieve organisaties weer aan de basis moeten organiseren. Om dat succesvol te kunnen doen is een aantal dingen noodzakelijk. Tegenover de rechts-populistische politiek van de angst moet links een politiek van de hoop kunnen plaatsen. Daartoe heeft links een breed aansprekende en begrijpelijke visie op een betere samenleving in de toekomst nodig, waarin iedereen kan bijdragen naar vermogen en kan ontvangen naar behoefte, voorbij de huidige grimmige werkelijkheid dus. Die visie moet in woord en beeld een eigentijds geluid zijn. Om een brug te kunnen slaan tussen het heden en die toekomst, en begrijpelijk te kunnen communiceren, moeten we goed luisteren naar de behoeften die nu leven, zodat we kunnen organiseren op concrete punten om de kwaliteit van het alledaagse leven van grote groepen mensen te kunnen verbeteren. Dat kan in buurten, op de werkvloer, overal waar mensen met gemeenschappelijke belangen of politieke verlangens elkaar tegen komen en samen een vuist kunnen maken. Zo kunnen we de eerste stappen richting onze hoopvolle toekomst zetten.

De “gewone mensen” die we tegen gaan komen buiten ons o-zo-vertrouwde linkse wereldje passen misschien niet altijd in ons plaatje, maar we moeten ons niet richten op hoe mensen zijn, maar hoe ze kunnen worden. We kunnen links lullen als Brugman, maar wat mensen het meest transformeert zijn gezamenlijke (strijd)ervaringen. Door samen te werken, samen beslissingen te nemen, samen te delen en elkaar te vertrouwen, leren mensen de waarde van solidariteit en vrijheid.

Het zal niet makkelijk zijn om onze kop uit te steken en mensen te organiseren. Het zal lang duren en veel van onze kostbare en beperkte tijd en energie kosten. Maar in de strijd tegen de invloed van het rechts-populisme hebben we niet de luxe om niet te kiezen voor het opbouwen van een tegenmacht aan de basis. Alleen zo kunnen we van deze tijden van angst weer tijden van hoop maken!

Bob I. Wester

Terug