Doorbraak 2, juni 2009

Auteur: Mehmet Kirmaci



Gülen-beweging bouwt macht op via islamitische scholen en instellingen

Op aandringen van de Tweede Kamer beloofde minister Eberhard van der Laan van Integratie in februari 2009 een onderzoek in te stellen naar organisaties in Nederland - met name schoolinternaten - die gelieerd zijn aan de beweging van de Turkse prediker Fethullah Gülen. De karakteriseringen van deze beweging lopen echter sterk uiteen: van moderne, spirituele beweging die zich inzet voor interreligieuze dialoog en vrede, tot een stroming met een dubbele agenda die uit is op indoctrinatie van kinderen en jongeren, en de vestiging van een islamitisch bewind over de hele wereld. Een eenduidige onderzoeksconclusie ligt dus niet voor de hand.
Fethullah Gülen


De ophef in Nederland over de beweging van Gülen – die wereldwijd actief is – ving plotsklaps aan: met een uitzending van tv-programma Nova in de zomer van 2008. Daarin werd de stroming ervan beschuldigd heimelijk te streven naar een islamitische staat, achter een rookgordijn van goed klinkende doelstellingen. De Tweede Kamerleden Madeleine Van Toorenburg (CDA) en Sadet Karabulut (SP) vuurden direct schriftelijke vragen af op Ella Vogelaar, toen nog de minister van Integratie. De bewindsvrouw liet daarop de zaak onderzoeken door de AIVD. Vogelaar concludeerde dat de Gülen-beweging weliswaar “orthodox-islamitisch”, maar “niet staatsgevaarlijk” is.

Leefbaar-dossier

De Nova-uitzending bracht ook Leefbaar Rotterdam-raadslid Anita Fähmel tot het stellen van schriftelijke vragen. Het Rotterdamse college gaf in zijn antwoord toe dat educatieve organisaties waarvan beweerd wordt dat zij behoren tot de Gülen-beweging door de gemeente worden gesubsidieerd, maar tekende daarbij aan dat deze beweging niet centraal wordt gestuurd. De betreffende organisaties zouden zelfstandig zijn en hooguit worden geïnspireerd door het gedachtegoed van Gülen. Ook zouden zij binnen de kaders van de Nederlandse wet- en regelgeving opereren en geen voedingsbodem vormen voor radicalisering, of op een andere manier de openbare orde bedreigen.

Nadat Fähmel bot had gevangen in Rotterdam, publiceerde ze in januari 2009 een ‘onderzoekdossier’ over Gülen, dat het beste is te omschrijven als een knip- en plakwerkje dat voor 90 procent bestaat uit bijlagen die het fortuynistische raadslid her en der bij elkaar heeft gesprokkeld. Maar belangrijker nog: het dossier bevat geen informatie die vóór de publicatie ervan onbekend was of die voor een plotse ontmaskering zou kunnen zorgen. Merkwaardig genoeg vormde het dossier van Fähmel aanleiding voor een meerderheid in de Tweede Kamer om een onderzoek naar de Gülen-beweging te eisen van minister Van der Laan. Die gaf toe, omdat de schoolinternaten van de beweging “niet aan controle onderhevig zijn” en Gülen tegenstrijdige geluiden zou laten horen over zijn doelstellingen.

Een van de politici die juichte om de beslissing van Van der Laan is SP-er Karabulut. Zij vindt het “heel gek dat deze omstreden beweging achter gesloten deuren kinderen opvoedt en onderwijst, zonder dat hier enig zicht en controle op bestaat”. Alsof de uitkomst van het onderzoek al vast staat, wil ze weten “welke maatregelen het kabinet gaat treffen om aan deze praktijken een einde te maken”. Haar partijgenoot en fractievoorzitter in Rotterdam, Theo Coskun, snapt niets van deze opstelling: “Blijkbaar hebben ze landelijk behoefte aan een onderzoek waar 100 procent zeker niets uitkomt. Ze doen mee aan de spokenjacht. Dankzij Wilders hebben ze daar allemaal last van islamofobie.”

Fethullah Gülen
Fethullah Gülen werd in 1941 geboren in het dorp Korucuk in de oostelijke Turkse provincie Erzurum. Op 18-jarige leeftijd begon hij als imam te preken in Izmir. Als charismatische, belezen en welbespraakte prediker slaagde hij er in om voornamelijk scholieren, studenten en onderwijzers aan zich te binden. Hij roept gelovigen op om naar “de waarheid” te zoeken, door een evenwicht tussen materiële en spirituele waarden tot stand te brengen. “Intellectuele verlichting”, “verstandige spiritualiteit” en een “zorgzaam, menselijk activisme” zijn kernconcepten in zijn gedachtegoed. Deze ideeën proberen Gülen en zijn aanhangers voornamelijk te verspreiden via een wereldwijd netwerk van scholen en internaten, en eigen tv-zenders, tijdschriften en dagbladen. Gülen woont en werkt sinds 1999 in de VS. In 2000 werd de prediker in Turkije aangeklaagd wegens anti-seculiere activiteiten. Acht jaar later werd hij vrijgesproken.
Geliefd

De persoon Gülen en de wereldwijde beweging die rond zijn ideeën is ontstaan, zijn niet makkelijk te doorgronden. Dat is een van de weinige conclusies die met zekerheid is te trekken. Tekenend voor dit mistige beeld is bijvoorbeeld dat Gülen goed lag bij de Turkse streng seculiere, sociaal-democratische voorman Bülent Ecevit (1925-2006), omdat hij volgens deze vroegere premier heeft aangetoond “dat de islam gepaard kan gaan met moderniteit, democratie en vooruitgang”. Maar Gülen was tegelijkertijd geliefd bij de fascistenleider Alparslan Türkes (1917-1997), die hem roemde omdat hij als Turk erin was geslaagd om over de hele wereld invloed te verkrijgen.

Dat Gülen invloedrijk is, is ook absoluut zeker. In meer dan honderd landen zijn ongeveer 500 onderwijsinstellingen actief die zich laten leiden door de ideeën van Hocaefendi (“Mijnheer de Hodja”), zoals Gülen door zijn aanhangers wordt genoemd. Daaronder bevinden zich internaten, studentenhuizen, lagere en middelbare scholen en zelfs universiteiten. De Gülen-beweging beschikt ook over eigen bedrijven, werkgeversorganisaties en media, zoals het dagblad Zaman en de internationale tv-zenders Samanyolu, Ebru en Mehtap.

De Nederlandse tak van de beweging bestaat uit een verzameling van talloze rechtspersonen die voornamelijk actief zijn in het onderwijs en de mediawereld en op het gebied van interreligieuze dialoog. Voorbeelden van deze rechtspersonen zijn de landelijke studentenvereniging Cosmicus, Stichting Islam en Dialoog, basisschool Cosmicus en het Cosmicus College (beiden gevestigd in Rotterdam), de Time Media Group met lokale tv-uitzendingen in Amsterdam en Rotterdam, persbureau CHA en talloze “educatieve centra” die feitelijk functioneren als internaten en huiswerkinstituten in onder meer Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Nijmegen, Groningen, Haarlem, Tilburg en Zaandam. Zoals in de rest van de wereld, bestaan de kaders van de Gülen-beweging en dus van de genoemde organisaties ook in Nederland uit hoogopgeleide en “representatief” ogende mannen en vrouwen. Overigens worden meerdere van deze rechtspersonen gesubsidieerd door de Nederlandse overheid.

Luxe omgeving

De kritiek op de Gülen-beweging heeft meerdere aspecten en gradaties. Critici stellen dat zij middels haar educatieve netwerk, dat in het moederland Turkije, maar ook in Nederland, vooral is gericht op (kans)arme kinderen en jongeren, jeugdigen op een geraffineerde wijze disciplineert en indoctrineert met een conservatief-islamitisch wereldbeeld. En dat deze jongeren vervolgens hun leven lang als missionarissen fungeren voor de stroming, vaak omdat ze bevangen zijn door het gevoel “iets” terug te moeten doen voor de beweging. Ook worden er vragen gesteld over de financiering van de talloze Gülen-initiatieven. Andere critici stellen dat de Gülen-beweging geen los netwerk is en niet alleen een conservatief wereldbeeld heeft, maar een door Gülen zelf strak aangestuurde organisatie is die via het individueel bezetten van economische en politieke sleutelposities uit is op politieke macht en de vestiging van een islamitische staat.

Gülen zelf ontkent ten stelligste dat hij leider is van een beweging, of educatieve instellingen aanstuurt vanuit een bepaald centrum. Hij beweert slechts een prediker te zijn die anderen aanmoedigt en inspireert om scholen en internaten te stichten. Volgens Gülen is er mede door hem wel “een los-vaste beweging” ontstaan, die “berust op deelname op vrijwillige basis van mensen, waarbij geen sprake is van een centrale structuur, een centrale organisatie, officiële statuten en rechtspersoonlijkheid”. Wel vindt hij het “vanzelfsprekend dat sommige mensen je om advies vragen”. Toch zijn er feiten die deze bescheiden opstelling in twijfel trekken. Gülen woont sinds 1999 in Pennsylvania, in de VS. Maar wel in een luxe omgeving met tientallen assistenten in zijn nabijheid. Dat doet toch het vermoeden rijzen dat hij de beschikking heeft over een staf, die tevens als centraal leiderschap kan fungeren. Bovendien hebben Amerikaanse advocaten van Gülen tijdens een procedure voor de bemachtiging van een green card voor hun cliënt tegenover de rechter verklaard dat hij de stichter is van de Gülen-beweging, die als doelstelling de wereldwijde oprichting van scholen heeft.

Democratie

Gülen stelt voortdurend dat hij geen politieke ambities heeft, waarbij hij vaak benadrukt al jaren ziek te zijn en dat hij slechts een “simpele sterveling” en “nederige dienaar van God” is. Ook spreekt hij structureel zijn afkeuring uit over terrorisme: volgens Gülen is “in de ware islam geen plaats voor terreur”. De prediker spreekt zich nergens onomwonden uit voor een islamitisch politiek bestel, maar wijst het ook niet nadrukkelijk af. Hij stelt dat de islam geen gedetailleerd voorstel doet voor een staatsvorm, een regime of een systeem, maar de bestuursvorm juist overlaat aan de vrije wil en keuze van de meerderheid van de bevolking. Gülen lijkt het exacte karakter van het staatsbestel ook niet belangrijk te vinden. In een interview verklaart hij: “Uiteindelijk is de bron, de kleur en de klank van het recht binnen een democratische samenleving ook weer niet zo extreem belangrijk. Als het er maar op neerkomt dat, volgens dat wat eveneens de verwachting van de moderne wereld is, de primaire mensenrechten, de rechten van minderheden en de individuele vrijheden worden gerespecteerd.” En: “Als een staat aan een ieder de ruimte geeft om zijn geloof te beleven en als zij aan haar onderdanen de ondersteuning biedt die zij nodig hebben om zelfstandig te kunnen denken, om te leren en het geleerde in praktijk te brengen, dan is een dergelijk systeem niet in strijd met wat de koran leert. Als er sprake is van een staat die dit alles respecteert, dan mag men zich niet wenden tot ideeën over een andere vorm van staatsinrichting.”

Echter, kenmerkend voor de ambivalente houding van Gülen ten aanzien van de politiek en de staat is zijn bewering in hetzelfde interview dat in de islam “de soevereiniteit en heerschappij” aan God toebehoren en dat er in de islam geen plaats is “voor de klassieke democratie op de manier zoals deze in het Westen bekend staat”. En: “In de islam berust het bestuur op een wederzijdse overeenstemming van bestuurders en bestuurden, een sociaal contract, dat zijn legitimiteit ontleent aan het principe van de suprematie van het recht. Het recht staat evengoed boven de bestuurders als boven de bestuurden, en behoort toe aan God. Het kan niet worden gewijzigd.”

In augustus 2000 werd Gülen overigens aangeklaagd voor activiteiten om het huidige Turkse (seculiere) staatsbestel omver te werpen en pogingen om een islamitische staat te vestigen. Dat vanwege een uitgelekte preek van een jaar eerder waarin de geestelijke zijn toehoorders oproept om de sleutelposities van “dit systeem” te verkennen, over te nemen en daarbij geduldig en voorzichtig te werk te gaan. Anders zouden zij het gevaar lopen verpletterd te worden door de wereld. “Zoals in Algerije”, tekent Gülen daarbij aan. De aanklacht sneuvelde in 2008 bij de Turkse Hoge Raad. Gülen werd vrijgesproken. Welke maatschappijvorm Gülen nu nastreeft blijft onduidelijk, hoewel hij het nadeel van de twijfel verdient. De opvatting van minister Van der Laan dat de Turkse prediker zich tegenstrijdig uit over zijn doelstellingen berust in ieder geval niet op onzin.

Mystiek

Intussen blijven Gülen en zijn aanhangers volhouden niet-politiek te zijn. Zo kenschetst Kerim Balci, journalist bij het Gülen-dagblad Zaman, de beweging waartoe hij behoort als “sociaal-economisch” en “apolitiek”. Balci benadrukt maatschappelijke verbeteringen te willen bewerkstelligen via het onderwijs en de economie. “Wat we doen is dus – nogmaals – niet politiek, maar heeft wel politieke implicaties”, aldus de journalist. Misschien klopt het dat de Gülen-beweging in de kern niet uit is op een islamitische revolutie, maar dat zij politiek bezig is staat buiten kijf. Politiek moet breder gezien worden dan partijpolitiek of parlementaire politiek: de Gülen-beweging bedrijft alternatieve politiek door macht op te bouwen via scholen en bedrijven.

Overigens moet daarbij aangetekend worden dat de Gülen-beweging niet salafistisch is. Gülen erkent dat sommige religieuze principes veranderlijk zijn, dat er ruimte is voor interpretatie van religieuze geschriften. Ook heeft de prediker het over mystieke concepten als “liefde”, “tolerantie” en “het bereiken van de kennis van God”. Dat is vloeken in de moskee in de ogen van salafistische puriteinen. Een ander verschil met de salafisten is dat Gülen zich diplomatieker en respectvoller uit over vrouwen. Hij wekt de suggestie dat man en vrouw volkomen gelijk aan elkaar zijn in de islam wat betreft primaire rechten en verantwoordelijkheden. “Verzen in de koran die het idee geven dat de man boven de vrouw staat, zijn verklaringen met de bedoeling om hun verschillende capaciteiten en talenten aan te voeren”, aldus Gülen. Dat vrouwen wel degelijk minder rechten hebben dan mannen in de islamitische geschriften kan er bij Gülen niet in. Dat de getuigenissen van twee vrouwen gelijk staan aan die van één man, wuift de Turkse prediker wel heel makkelijk weg met de woorden: “Maar het is niet acceptabel om hier een betekenis aan te geven, als zou de vrouw op het punt van haar waarde en menselijkheid minder zijn dan de man.”

Machtsvorming

Terug naar Nederland. De Gülen-beweging doet via een uitgebreid netwerk van organisaties en instellingen wel degelijk aan machtsvorming op basis van een conservatief-islamitisch wereldbeeld. Voornamelijk via scholen, internaten en huiswerkinstituten. Dat is niet uniek, ook orthodoxe en fundamentalistische christelijke stromingen doen op die manier aan machtsvorming en -behoud. Maar dit maakt de situatie niet minder zorgelijk: kinderen worden in een etnisch en religieus gesegregeerde omgeving opgevoed en onderwezen door volwassenen met een expansionistische en conservatief religieuze levensovertuiging. Het recht op een vrije ontwikkeling van een kijk op de wereld en het leven wordt deze jeugdigen ontnomen. Het succes van de Gülen-beweging in Nederland is onder meer te verklaren uit het oprukkende racisme en de toenemende islamofobie. De moslimsgemeenschappen raken daardoor steeds meer in zichzelf gekeerd en de Gülen-beweging speelt hier handig op in. Maar ook het feit dat het reguliere Nederlandse onderwijsstelsel moslimkinderen onvoldoende perspectief weet te bieden is koren op de molen van deze lieden.

Terug