Gedeporteerde vluchteling slachtoffer van bomaanslag in ‘veilig’ Mogadishu

Saïd Ahmed raakte verwond bij een bomaanslag.
Saïd Ahmed raakte verwond bij een bomaanslag.

Een vluchteling die op 5 november door ambtenaren van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTV) werd gedeporteerd naar de Somalische hoofdstad Mogadishu, is daar gewond geraakt bij een bomaanslag door de moslimfundamentalistische groepering Al-Shabaab. Dat meldt de zelforganisatie Vluchtelingen Op Straat (VOS). Bij de aanslag werd een hotel getroffen in de buurt van het presidentieel verblijf. Opnieuw blijkt dat de Nederlandse staat bloed aan haar handen heeft door vluchtelingen uit te zetten naar een van de gevaarlijkste gebieden ter wereld.

Toen de vluchteling, Saïd Ahmed, door toedoen van DTV-ambtenaren op het vliegveld van Mogadishu werd gedumpt, werd hij daar in eerste instantie tegengehouden door Somalische migratie-ambtenaren. Ze wilden hem terugsturen naar Nederland. Wat later ontvingen ze echter orders van hogerhand dat hij toch moest worden toegelaten. Dat gebeurde nadat de Somalische autoriteiten contact hadden gehad met DTV-ambtenaren. Het is duidelijk dat de Nederlandse staat grote druk uitoefent op de Somalische autoriteiten om afgewezen vluchtelingen terug te nemen.

Ahmed woonde maar liefst negentien jaar in Nederland, kwam hier als kind en spreekt nauwelijks Somalisch. In Mogadishu heeft hij geen familie en geen enkele vorm van ondersteuning. Hij kan zich niet aanpassen aan het chaotische, onveilige en bedreigende stadsleven. Vandaag kreeg VOS telefonisch contact met hem, via een journalist in Mogadishu die aandacht aan zijn zaak heeft besteed. “Het is een hele grote nachtmerrie”, vertelde Ahmed. “Een hele andere wereld dan ik gewend ben. Ik zie dode mensen om me heen en geweld. Bij de bomaanslag bij het hotel zijn tien of twintig mensen dood gegaan. Het gebeurde een paar meter van mij vandaan. Ik ben gewond aan mijn hand en mijn been. Ik kan niet goed lopen. Ik heb geen medische hulp gehad, maar iemand heeft verband eromheen gedaan. Ik slaap buiten op het strand. De eerste nacht buiten sliep ik met mijn tas onder mijn hoofd. Mijn tas werd gestolen. Ik heb alleen nog maar de kleren die ik aan heb. Ik ben in een onbekend land, ik spreek de taal niet, ik heb geen huis en geen eten. Soms krijg ik eten van anderen, net als de kinderen hier. Ik ben heel bang om te gaan slapen. Ik slaap bijna niet. Ik ben heel erg eenzaam. Ik wilde gisteren zelfmoord plegen, maar ze hebben me tegengehouden toen ik van een gebouw wilde springen. Ik heb vandaag zeven uur gewacht bij een immigratiemeneer die ik om hulp wilde vragen. Maar hij sprak geen Engels en ik geen Somalisch en hij heeft me weggestuurd. Hij zei dat hij niets kon doen. Ik voel me hopeloos. Ik weet niet wat ik moet doen. Het is hier heel gevaarlijk.”

In dat soort vreselijke omstandigheden belanden vluchtelingen die naar Somalië worden gedeporteerd. De Nederlandse staat draagt de volle verantwoordelijkheid voor de ellende die ze daar moeten ondergaan. Talloze malen hebben rechters en internationale mensenrechtenorganisaties al aangegeven dat deportatie naar Somalië gevaarlijk en onverantwoord is. Zelfs de uiterst volgzame Raad van State toonde zich er kritisch over. De veiligheidssituatie in Somalië moet worden omschreven als “onverminderd slecht”, aldus Fred Teeven, maar toch is het land voldoende veilig om er afgewezen vluchtelingen heen te sturen. Met die onnavolgbare redenering wil de staatssecretaris vluchtelingen deporteren naar een ontredderd land waar al meer dan twintig jaar een gruwelijke burgeroorlog woedt. In het geval van Ahmed is weer eens duidelijk geworden wat daarvan de gevolgen zijn. Het deportatiebeleid kan gelukkig rekenen op flinke tegenstand van Somalische vluchtelingen die zich hebben verenigd in VOS. De zelforganisatie werd bekend door tentenkampacties en andere protesten tegen het keiharde migratiebeheersingsbeleid. Goed nieuws is dat een van de oprichters van VOS, Yasin, onlangs een verblijfsvergunning heeft gekregen. Drie andere vluchtelingen, die de eerste VOS-acties in juli, september en december 2011 organiseerden, kregen eerder al een verblijfsvergunning. Daar staat tegenover dat de laatste maanden meer dan tweehonderd Somalische vluchtelingen, die eerder deelnamen aan tentenkampacties in Ter Apel en Den Bosch, vanuit “vrijheidsbeperkende locaties” op straat zijn gezet. Maar hun strijd om hier te zijn en hier te blijven gaat door. Dat hebben ze de afgelopen twee jaar keer op keer laten zien.

Harry Westerink