Geen assimilatiepolitiek, niet in Nederland en niet in Turkije

Erdogan wil invloed houden op EU-burgers met een Turkse achtergrond
De recente toespraak van de Turkse premier Erdogan heeft in Europa veel stof doen opwaaien. Hij verkondigde onlangs in Duitsland dat assimilatie een misdaad is tegen de menselijkheid en dat Turkse onderdanen trouw moeten blijven aan hun eigen cultuur. Dat klinkt waarschijnlijk als muziek in de oren bij veel linksen die sinds de koerswijziging in Europa over migranten heel goed beseffen dat er wel degelijk een assimilatiepolitiek wordt gevoerd. Toch moeten we niet vergeten dat zijn verhaal een conservatieve boodschap inhoudt.

Premier Erdogan en zijn kader werden gevormd en opgeleid binnen de conservatief islamistische nationalistische beweging van Necmettin Erbakan. Dat is een van de best georganiseerde partijen in Europa, die nog steeds een grote aanhang onder Turkse migranten heeft. In de tijd dat Erbakan politiek actief was, werden in Duitsland massale bijeenkomsten georganiseerd waarvoor grote voetbalstadions werden afgehuurd. Erdogan beweerde weliswaar dat hij de islamitische jas van toen had uitgedaan, maar de werkelijkheid liet het tegenovergestelde zien. Terwijl er alles aan werd gedaan om de wetgeving te veranderen om het vrouwen die hoofddoeken dragen mogelijk te maken om te studeren aan de universiteiten, wat zonder meer hun volste recht is, wordt vooral de linkse en Koerdische oppositie de mond gesnoerd in het kader van het beledigen van de Turkse identiteit, wat onder artikel 301 van de wet valt. In alle hoeken van de samenleving is te zien dat processen in gang gezet worden die democratische rechten voor conservatieve islamisten willen veiligstellen, zoals met de hoofddoekkwestie, maar die de rest willen laten zoals het is.

Wat Erdogan zegt over de assimilatie van minderheden in Europa, in dit verband moslim-Turken, geldt wat hem betreft niet voor minderheden in Turkije, zoals Koerden, alevieten en anderen. Alevitische kinderen moeten nog steeds verplicht godsdienstlessen volgen – lessen die nota bene alleen soennitisch zijn – en alevitische gebedsruimten worden nog steeds niet officieel erkend als gebedsruimte, wat wel het geval is bij kerken en moskeeën. Koerden hebben nog steeds geen gelijke rechten en mogen nog steeds niet vrijelijk hun taal, cultuur en identiteit beleven. Meneer Erdogan is dus niet erg geloofwaardig als hij zich tegen assimilatie uitspreekt.

Waar het Erdogan werkelijk om gaat is het behoud van de sterke banden van zijn partij met de Turkse moslimmigranten. Hij wil zijn aanhang in Europa, en vooral in Duitsland, graag behouden. Hij wil dat zijn aanhang trouw blijft aan hun oerconservatieve islamitische leefwijze, dat ze hun kinderen ook zo opvoeden en dat ze er niet aan moeten denken om dat allemaal los te laten. Hij ziet het niet zitten dat de migranten met een eigen dynamiek gaan deelnemen aan allerlei maatschappelijke veranderingen. En dat wil hij van bovenaf opleggen. Maar daar heeft hij geen enkel recht op.

Er kwamen vanuit Europa al snel tegenreacties. Erdogan zou zich niet moeten bemoeien met de integratie in Europa. De Europese landen zijn juist meer bezig met uitgebreide gedwongen integratieprogramma’s. Links zou geen van beiden, noch Erdogan noch zijn Europese critici, moeten ondersteunen. Mensen zouden juist alle mogelijkheden moeten krijgen om zichzelf te ontwikkelen, te veranderen en te ontplooien. Ze moeten daarbij zelf hun richting kunnen bepalen en niet beïnvloed worden van bovenaf. Links moet dus niet de fout gaan maken om in dit conflict partij te gaan kiezen voor Erdogan. Zijn ondemocratische politiek jegens minderheden in Turkije, zijn conservatieve op de islam georiënteerde politieke koers moet juist bekritiseerd worden. De nieuwe jas die hij heeft aangetrokken is net zo discutabel als de oude die hij droeg.