Honderd procent uitbuiting van bijstandsgerechtigden

Officieel heet het dan dat bijstandsgerechtigden op “participatiebanen” worden ingezet waarbij zij “additioneel” werk moeten verrichten. Additioneel werk staat voor bovenformatief werk en/of werk dat niet door andere mensen betaald wordt verricht in het bedrijf. Het werk dat in dat kader door bijstandsgerechtigden verricht wordt mag dan wel additioneel genoemd worden, in tegenstelling tot wat de overheid met die benaming wil suggereren gaat het hier vaak juist wel om “maatschappelijk nuttig” werk. Hoezeer de overheid en haar conformisten het ook trachten te versluieren, het gaat hier vaak toch om werk dat een bepaald product oplevert in de vorm van een nuttig waar of een nuttige dienst. Een waar of een dienst, kortom een product, heeft een marktwaarde of een daaruit af te leiden prijs en die is in geld uit te drukken. De arbeid van de tewerkgestelde bijstandsgerechtigden blijkt daarmee, zij het weliswaar in een mate die per persoon kan variëren, productief en geld waard te zijn. Op de waarde van die arbeid wordt, door de gemeenten en bedrijven waar bijstandsgerechtigden tewerkgesteld zijn, beslag gelegd. Die arbeidswaarde wordt dus niet in de vorm van loon aan de tewerkgestelde bijstandsgerechtigden toegekend. Helemaal niets van de geproduceerde waarde keert terug naar degenen die haar hebben voortgebracht. Dat is honderd procent uitbuiting en conditie voor honderd procent vervreemding. Bijstandsgerechtigden worden zo feitelijk als slaven aan gemeentelijke diensten en particuliere bedrijven toegekend. Daarmee krijgen lokale overheden de mogelijkheid om op de diensten (groenvoorziening, vuilnisophaaldienst, stratenschoonmaakdienst e.d.) te bezuinigen en het werk door bijstandsgerechtigden te laten doen. In het verleden hadden de lokale overheden uitgaven voor het loon van ambtenaren en de uitkeringen van de bijstandsgerechtigden. In de nieuwe situatie hebben zij echter alleen de uitgaven voor de bijstandsgerechtigden. Bij particuliere bedrijven waar mensen met behoud van uitkering werken, krijgt de werkgever in feite een subsidie van de overheid in de persoon van een gratis arbeidskracht, waarvoor de overheid de uitkering betaalt. Die wordt echter gefinancierd uit de belastingopbrengsten die direct of indirect in de vorm van fiscale afdrachten onttrokken worden aan de meerwaarde die door de arbeiders gecreëerd is. Zo gaat ‘dankzij’ de kapitalistische overheid een deel van de door arbeiders voortgebrachte welvaart gratis naar de bedrijven. De bedrijven hebben in deze geen wezenlijke kosten of bijzondere financiële tegenprestatie-verplichtingen. De overheid parasiteert zelf op de bijstandsgerechtigden maar laat als het even kan ook de bedrijven rijkelijk meeprofiteren.

Meriç Esin in Bedreigde bijstand en gepijnigde bijstandsgerechtigden (Wereldjournalisten)