iDOE-bijeenkomst: Leidse middenklasse fantaseert dwangarbeid om tot “geleid vrijwilligerswerk”

Logo.
Logo.

Op maandagmiddag 11 april deden twee Doorbraak-activisten mee aan een “platformbijeenkomst” van iDOE, naar eigen zeggen het Leidse “contactpunt voor vrijwillige inzet”. De bijeenkomst ging over een activiteit die geen vrijwilligheid met zich meebrengt, maar juist verplichtingen en straffen, namelijk dwangarbeid voor bijstandsgerechtigden. Maar die term werd zorgvuldig gemeden. In plaats daarvan werd er gestrooid met eufemismen als “geleid vrijwilligerswerk” en geniepige neo-liberale slogans als “tegenprestatie”. Een indruk van een middagje ondergedompeld worden in de middenklassesfeer van bestuurders en andere “professionals”.

Het was de bedoeling van de “platformbijeenkomst” dat “wij” de aanpak en uitvoering van de Participatiewet zouden gaan evalueren. Zoals helaas gebruikelijk bij dit soort bijeenkomsten, waren er nauwelijks dwangarbeiders en andere baanlozen aanwezig. De “wij” die zich in alle gemoedelijkheid bogen over het onderwerp, betroffen vertegenwoordigers van vooral grotere organisaties, klantmanagers, beleidsmedewerkers en wethouders. Uiteraard spraken de dames en heren middenklassers alleen óver mensen in de bijstand, dus niet mét. Want stel je voor dat de paupers uit de onderklasse als gelijkwaardige discussiepartners zouden mogen spreken met de lieden die de macht hebben om hen verplicht onbetaald werk te laten doen, zonder loon en arbeidscontract. En stel je ook eens voor dat een of andere baanloze deugniet in levende lijve en als heus onderdeel van het programma het woord zou mogen voeren en de aanwezige bestuurders de les zou gaan lezen over het schandalige beleid tegen mensen met een bijstandsuitkering. Niettemin bevond zich onder de bezoekers, naast een van de beide Doorbrakers, warempel toch nog een bijstandsgerechtigde, maar die had zich zo goed mogelijk verstopt als vertegenwoordiger van een club die de rest van de gezellig keuvelende meute waarschijnlijk nauwelijks kende.

Irritant hyperoptimisme

Het eerste deel van de bijeenkomst bestond uit een praatje van de wetenschapper Thomas Kampen, die onderzoek heeft gedaan naar “de ervaringen van bijstandscliënten met een tegenprestatie voor hun uitkering”. Met het proefschrift “Verplicht vrijwilligerswerk” is hij gepromoveerd tot doctor in de dwangarbeiders, zou je kunnen zeggen. iDOE had hem uitgenodigd om wat te komen vertellen, omdat men door zijn boek “aan het denken was gezet”. Kampen heeft onderzocht wat het voor baanlozen zelf betekent om dwangarbeid te moeten doen. Frappant genoeg ging hij daar in zijn praatje juist nauwelijks op in. Hij beperkte zich tot een meer algemeen verhaal over de rol en functie van vrijwilligerswerk voor mensen in de bijstand. Zijn verrassende conclusie was dat hoe meer en hoe langer baanlozen vrijwilligerswerk doen, hoe groter hun afstand tot de arbeidsmarkt wordt. Want zelfbepaald, zingevend en verantwoordelijk vrijwilligerswerk zorgt ervoor dat baanlozen minder snel genoegen nemen met geestdodend betaald werk zonder uitdagingen en zonder uitzicht op groei- en ontplooiingsmogelijkheden. Dat was hem gebleken uit gesprekken die hij gedurende langere tijd met ruim zestig bijstandsgerechtigden had gevoerd. Omdat de stem van baanlozen in het officiële deel van het programma zoals gezegd niet te horen viel, was het een opluchting dat hun belevingen en ervaringen nog enigszins door een wetenschapper naar voren werden gebracht. Prettig was ook dat Kampen benadrukte dat het belang van de baanlozen zelf voorop moest blijven staan.

Maar na het inleidende praatje van een iDOE-medewerker en het betoog van Kampen was er nog steeds in de verste verte niet benoemd wat verplicht onbetaald werk voor mensen in de bijstand inhoudt, wat voor sancties kunnen volgen bij weigering van dwangarbeid, zoals korting op en stopzetting van de uitkering, en hoezeer het protest tegen dwangarbeid de laatste jaren is gegroeid, van onderop en ook van de kant van de FNV en de SP. Dat leidde tot de vreemde gewaarwording dat het thema van de bijeenkomst, “geleid vrijwilligerswerk”, in feite zoveel mogelijk onbesproken bleef en dat vooral de vele kritiekpunten op dwangarbeid angstvallig verborgen leken te worden gehouden. Het afpakken van het enige inkomen dat baanlozen nog hebben, het verdringen van betaalde banen door verplicht onbetaald werk, het ontduiken van het minimumloon, het rechteloos maken van arbeiders door hen een arbeidscontract en arbeidsrechten te ontzeggen, het disciplineren van het arbeidsreserveleger, dat leek tijdens de bijeenkomst allemaal als sneeuw voor de zon te zijn verdwenen.

De goegemeente leek er vooral te zitten om zo enthousiast mogelijk te babbelen, met elkaar te netwerken en ditjes en datjes uit te wisselen, en zich na afloop te storten op de in het vooruitzicht gestelde hapjes. Reïntegratie-ambtenaren verlangen van hun “cliënten” altijd dat ze het zonnetje in huis zijn en zich voor wat betreft het vinden van betaald werk zo positief mogelijk opstellen, ook al wijzen alle feiten van de economische crisis, het afbraakbeleid en de structurele massawerkloosheid erop dat er simpelweg veel te weinig banen zijn. Dat wensdenken en die consensus van irritant hyperoptimisme bepaalde ook de sfeer van deze bijeenkomst. Het leek wel een stilzwijgende afspraak tussen de middenklassers onderling om hun droomwereld koste wat het kost overeind te houden. En het was de moeizame taak voor een verdwaalde baanloze uit de onderkant van de samenleving om hen wakker te schudden en de concrete realiteit van mensen in de bijstand te tonen.

Rode kaart

Na de pauze volgde het tweede deel, waarbij men uiteen ging in kleine groepjes die moesten gaan discussiëren over een per groepje verschillende stelling. De baanloze Doorbraker kwam terecht in een groepje met de stelling: “De Participatiewet stimuleert verdringing van betaalde arbeid”. “Daar ben ik het honderd procent mee eens”, stak hij van wal. Maar tot zijn afgrijzen bleek de rest van de groep dat heel anders te zien. “De Participatiewet zorgt ervoor dat de menselijke maat weer terugkomt, dat we weer voor elkaar gaan zorgen”, merkte iemand zelfs op. Tot overmaat van ramp zagen nu ook de anderen de kans schoon om hun eigen wensdenken volop te etaleren. Ze verklaarden “blij” te zijn met de Participatiewet, terwijl de Doorbraker zich ondertussen afvroeg wie ze nu het meest voor de gek zaten te houden: zichzelf of de anderen. In een poging om de discussie een andere wending te geven, zei de Doorbraker: “Ik neem aan dat iedereen het er dan in elk geval over eens is dat de Participatiewet geen extra banen oplevert. Hoe kunnen jullie er dan blij over zijn?” Maar de dames en heren waren nu eenmaal “blij” en dat lieten ze zich uiteraard niet door zo’n negatieveling afnemen. De overheid had immers “goede bedoelingen”, als was het alleen maar omdat iedereen in hun omgeving altijd standaard uitging van die “goede bedoelingen”. En dus was het waar. En dus was het hun waarheid, de waarheid van mensen die hun schaapjes op het droge hebben of op het droge wensen te krijgen door anderen na te papagaaien. En als het ondanks de “goede bedoelingen” van de overheid toch fout ging, dan kwam dat omdat sommigen “misbruik” maakten van de Participatiewet. Maar dat lag niet aan de overheid. “Draagt de Participatiewet dan toch niet minstens het risico in zich dat er verdringing van betaalde banen optreedt?”, vroeg de Doorbraker zich tenslotte af, om nog iets van de stelling te redden. Tot zijn verbazing gingen de anderen daar snel mee akkoord. Ze leken welhaast zielsgelukkig dat “we” het na “een heftige discussie” toch eens waren geworden met elkaar. Uiteindelijk bleek het poldermodel zaligmakend te zijn en het laatste woord te spreken. Want meningsverschillen en zeker klassentegenstellingen behoren er niet te zijn in middenklassekringen. En als ze er dreigen te komen, dan dienen “we” die met de mantel der liefde te bedekken.

Tijdens de plenaire behandeling van de groepsgesprekken viel op hoezeer flink wat stellingen uitblonken in vaagheid en om de hete brij heen draaien. “Mensen die vanuit de Participatiewet worden gevraagd mee te doen, hebben extra begeleiding nodig”. Dat was een omzichtige middenklassevertaling van de repressieve werkelijkheid waarmee dwangarbeiders worden geconfronteerd, en die we zo zouden kunnen formuleren: “Bijstandsgerechtigden die door de Participatiewet op straffe van korting op of stopzetting van hun uitkering worden gedwongen om gratis en rechteloos te werken, moeten door reïntegratie-ambtenaren in de gaten worden gehouden”. Met groene en rode kaartjes kon het publiek voor of tegen de stellingen stemmen. De stelling “De tegenprestatie is een duwtje in de rug” kreeg van beide Doorbrakers de rode kaart. Maar een aantal mensen stak op dat moment een groene kaart op. Want ook al wentelen de middenklassers zich rond in hun zorgvuldig gekoesterde droomwereld van vrijheid blijheid, ze gaan er toch ook mee akkoord dat de baanlozen onder “ons” met dwang en drang moeten worden voortgedreven in de oorlog van allen tegen allen die het kapitalisme nu eenmaal is.

Harry Westerink