“Het is helemaal fout om het Zwarte Piet-racisme te behandelen als iets dat niet meteen hoeft te worden afgeschaft”

Deel van de flyer van de bijeenkomst.
Deel van de flyer van de bijeenkomst.

Woensdag sprak een Doorbraak-activiste tijdens onze bijeenkomst van en voor ouders tegen Zwarte Piet in Nijmegen over haar indrukwekkende strijd tegen het Zwarte Piet-racisme. Ze voert die strijd zowel op het gebied van het onderwijs als richting mensenrechtenorganisaties en andere instanties. Hieronder het praatje van deze ouder met een Brits-Indiase achtergrond.

Toen ik voor het eerst naar Nederland kwam, vond ik de figuur Zwarte Piet meteen al niet leuk, gewoon door de schmink. Ik zag meteen dat zo wordt geprobeerd om op een karikaturale manier zwarte mensen na te doen. Ik deed niets met mijn afkeer, omdat ik Sinterklaas niet vierde. Totdat mijn toen driejarige dochter naar een zwarte man in de bus wees en herhaaldelijk “Zwarte Piet” riep. Toen had ik er spijt van dat ik niet eerder met mijn kind hierover had gesproken.

Ik had een natuurlijke afkeer van Zwarte Piet die de meeste Nederlanders niet hebben. Dat komt omdat ik niet met die figuur ben opgegroeid. Maar dat is juist waarom het slecht is om deze racistische beeldvorming aan kinderen te promoten. Want dan wordt het normaal gevonden. Toen ik een klacht had ingediend bij de school van mijn kinderen, begonnen de leerkrachten gemeen tegen hen te doen. Ik moest mijn kinderen naar een andere school sturen, en toen werd me verteld dat ik op andere scholen ook niet mocht klagen over Zwarte Piet.

Zwarte Piet is een voorbeeld van raciale stereotypering: niet intelligent, kinderlijk, wild en onvoorspelbaar, en behoefte hebben aan de leiding van een witte man. Een zwarte vrouw zei tegen me dat als ik een gestreepte trui zou dragen met een baret, met een netje uien en een stokbrood in de hand, mensen mij meteen zouden associëren met een stereotype Fransman. Maar naarmate je de accessoires verwijdert, begint de associatie met een Fransman ook te verdwijnen. Met Zwarte Piet zijn er allerlei stereotype associaties (bijvoorbeeld: niet intelligent en kinderlijk), maar wij mensen met een donkere huidskleur kunnen onze huidskleur niet verwijderen, dus die associaties blijven. Juist daarom is het gebruiken van iemand anders huidskleur als accessoire (om vervolgens een belachelijk personage neer te zetten) fout. Mensen worden aangesproken als Zwarte Piet enkel en alleen vanwege hun huidskleur.

Toen ik mensen vertelde dat ik tegen Zwarte Piet was, kreeg ik de reactie: “Maar je bent zelf niet zwart, waarom klaag je erover?” Maar je hoeft niet gay te zijn om solidair te zijn met homoseksuele mensen. Je hoeft niet Joods te zijn om tegen antisemitisme te zijn. Waarom kreeg ik dan dat soort reacties?

Doorbraak organiseerde een tijd geleden een protest buiten het gebouw van de Kinderombudsvrouw. De meerderheid van de deelnemers aan de actie waren wit. Ik denk dat het besef bij de Kinderombudsvrouw dat ook sommige witte mensen zich zorgen maken over anti-zwart racisme, invloed heeft gehad en mede heeft geleid tot haar standpunt dat Zwarte Piet een negatieve stereotypering vormt.

Het is nog steeds een taboe-onderwerp: mijn eigen schoonmoeder weigert om het over Zwarte Piet te hebben. Mijn kinderen zijn tegenstanders van Zwarte Piet, maar vinden het gênant als ik mijn kritiek in een openbare setting uit. Echter, ik heb besloten om niet te zwijgen over mijn afkeer van het Zwarte Piet-fenomeen. Dus steeds als de gelegenheid er was, heb ik gemeld dat ik de Zwarte Piet-figuur fout vind. Wanneer mensen worden geconfronteerd met familieleden, vrienden en kennissen die bagatelliserend over Zwarte Piet praten, dan maakt het verschil om te zeggen: “Maar Zwarte Piet is racistisch, toch?” Doorbraak-activist Mathijs van de Sande merkte ooit op dat wij deze strijd tegen racisme gaan winnen, want op een gegeven moment kunnen mensen niet meer aan Zwarte Piet denken zonder dat de associatie van racisme erbij komt.

Omdat het zo gevoelig lag met het onderwijs van mijn kinderen, duurde het jaren voordat ik een klacht bij het College van de Rechten van de Mens indiende. Toen mijn zaak daar was aangenomen, vernam ik van diverse mensen met zwarte kinderen dat hun klachten niet in behandeling waren genomen bij dat college. Ik vind het zeer verdacht dat mijn zaak als enige door het College voor de Rechten van de Mens is opgepakt. Dat college bestaat om te bewijzen dat de Nederlandse staat mensenrechten serieus neemt, want Nederland heeft verdragen ondertekend die staten verplichten om de mensenrechten niet te schenden.

Het College voor de Rechten van de Mens maakt misbruik van het feit dat de meeste bewoners van Nederland niet begrijpen wat mensenrechten inhouden. Als gevolg van mijn zaak heeft het college de merkwaardige uitspraak gedaan dat schoolbesturen door het voeren van een discussie over het onderwerp Zwarte Piet al voldoen aan de zorgplicht van scholen naar hun leerlingen toe. Maar tegelijkertijd gaf het college mij gelijk dat Zwarte Piet discriminatoir is. Het is onbetwistbaar dat Zwarte Piet racistisch is. Het gaat om een heleboel zwart geschminkte onderdanige figuren met negatieve stereotype kenmerken en een generieke identiteit, tegenover één witte, wijze en mannelijke hoofdfiguur met macht en status.

Het mensenrecht om niet gediscrimineerd te worden is een absoluut recht en staat dus niet open voor onderhandeling. Op papier had het college de discriminatoire aard van Zwarte Piet erkend. Men kon zichzelf daardoor enigszins indekken tegenover de VN en andere internationale mensenrechtenorganisaties. Maar het behandelen van het Zwarte Piet-racisme als iets dat je niet meteen zou hoeven af te schaffen, is helemaal fout. Zo’n standpunt hoort niet thuis bij een organisatie die de mensenrechten behoort te beschermen.

Het oordeel van het college leidde tot een reeks dialoogbijeenkomsten in Utrecht. Die dialogen heb ik als pijnlijk ervaren. Bij de eerste bijeenkomsten kwamen veel zwarte mensen met verhalen over hun persoonlijke ervaringen, hopend op begrip. Maar toen kregen ze al snel te horen dat Zwarte Piet niet in de ban zou worden gedaan. Vervolgens werden vrijwilligers die Zwarte Piet speelden, doodleuk uitgenodigd door de organisatoren van de dialogen om te vertellen hoe leuk ze het vonden om dat te doen. De zwarte mensen werden dus helemaal niet serieus genomen. Ik vergeleek het met iemand als spreker uitnodigen die het oprecht leuk had gehad bij de Hitler-Jugend: het zou in principe waar kunnen zijn dat het voor die persoon in die tijd fijn was geweest om nazi te zijn. Maar het is vandaag de dag net zo ongepast als zwarte mensen die wel degelijk worden gediscrimineerd, te confronteren met iemand die zoveel plezier zegt te beleven aan zijn rol van een racistische karikatuur van mensen van Afrikaanse herkomst.