Islamofobie diepgeworteld in westerse geschiedenis

Haat tegen moslims.
Haat tegen moslims.

Vorige week dinsdag vond in Studio/K aan het Timorplein in Amsterdam de tweede editie plaats van “Islamofobie: het echte verhaal” (Facebook). Ik was al bij de editie in de Erasmusuniversiteit in Rotterdam (gehost door studentenvereniging Iqra) geweest en besloot om ook naar de Amsterdamse editie te gaan, mede omdat mijn partner er in Rotterdam niet bij kon zijn en nu wel.

Het was tweemaal dezelfde avond voor een ander publiek. Het verschil in samenstelling van het publiek was opvallend. Daar waar het publiek in Rotterdam voor een groot deel uit niet-witte mensen (waaronder veel moslims) bestond, bestond het publiek in Amsterdam juist voor een groot deel uit witte mensen.

De organisatoren waren Meld islamofobie en Critical collective (Facebook). Helaas was Ibtissam Abaâziz van Meld islamofobie bij de tweede editie afwezig wegens ziekte. Omdat haar verhaal gaat over wat mensen concreet meemaken aan islamofobe ellende, was haar afwezigheid zonder meer een groot gemis.

De twee resterende sprekers waren de politicoloog Sheher Khan en de activist Abulkasim Al-Jaberi. Degene die de avond aan elkaar praatte, waarschuwde vooraf het publiek “dat ze mogelijk dingen zouden horen waar ze het niet mee eens zouden zijn”, maar dat er gelegenheid zou zijn om achteraf vragen te stellen en in discussie te gaan.

Al-Jaberi

Al-Jaberi betoogde dat islamofobie niet opsteeg uit de rookwolken van 9/11 en dat de oorsprong ervan veel verder terug in de geschiedenis moet worden gezocht, in de – veelal gewelddadige – contacten van het westen met “de islamitische wereld”, die feitelijk niet bestaat of in elk geval geen monoliet is. Kolonialisme, “de politionele acties”, de oorlog in Irak, en de opstand in Algerije kwamen voorbij als voorbeelden.

Al-Jaberi ziet de huidige positie van moslims in Nederland als een logisch vervolg op die geschiedenis en is van mening dat er feitelijk maar bar weinig veranderd is. Hij gaf een aantal voorbeelden van de manieren waarop islamofobie geïnstitutionaliseerd is: het onderzoek van wetenschappers dat zou aantonen dat vijftig miljoen moslims bereid zouden zijn om geweld te gebruiken (waartegen andere wetenschappers een geciviliseerd weerwoord gaven in plaats van in opstand te komen en te boycotten), de houding van de media (het uitgebreid schrijven over dat onderzoek, het ontslag van Abou Jahjah wegens steun aan legitiem verzet in Palestina, De Telegraaf met haar “asielplaag”), de manier waarop moslims veelal geportretteerd worden in cultuuruitingen, de manier waarop de politie omgaat met vernielingen en bedreiging bij moskeeën (geen bewaking) en meldingen over mensen “die op een terrorist lijken” en de verslaggeving over zulke incidenten (“Lookalike aanslagpleger zet Veenendaal op zijn kop”), de manier waarop er werd geschreven over de bokswedstrijd tussen Badr Hari en Rico Verhoeven (‘straatterrorist’ versus ‘witte prins’), het niqaabverbod dat werd aangenomen door de Tweede Kamer, de eeuwige discussie over de hijab, Wilders die oproept tot etnische zuivering…

Al-Jaberi roept op tot een zelfverzekerd antwoord op islamofobie vanuit de moslimgemeenschap. Dat antwoord moet wat hem betreft gezocht worden in zelforganisatie van moslimgemeenschappen: patrouilleren in eigen buurten (en daarbij vooral ook het gedrag van de politie controleren) en zelfeducatie organiseren in buurthuizen om kinderen trots mee te geven in plaats van een minderwaardigheidscomplex.

Khan

Daar waar Khan in Rotterdam niet optimaal voorbereid was en nog niet de helft van zijn slides door kwam, was zijn presentatie nu veel gestroomlijnder. Zijn verhaal, met de titel “Islamofobie & Empire”, kwam neer op een geschiedenisles met betrekking tot de geopolitieke ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan islamofobie; islamofobie als middel om de westerse hegemonie in stand te houden.

Na afloop van de Koude Oorlog en het uiteenvallen van de Soviet-Unie had het westen een nieuwe vijand nodig. Die nieuwe vijand werd gevonden in de islam. Het machtsvacuüm in Azië en het Midden-Oosten moest opgevuld worden. In Nederland was het Bolkestein die als eerste de islam lijnrecht tegenover het ideale liberale zelfbeeld van Nederland plaatste. De islam was hoegenaamd onverenigbaar met de liberale westerse waarden. Pim Fortuyn nam dat verhaal over.

Khan karakteriseert de verschillende terroristische groeperingen (Al Qaeda, IS) als monsters van Frankenstein, deels door het westen zelf gecreëerd. Het westen heeft deze groeperingen soms willen gebruiken, maar kan ze onmogelijk in de hand houden. De Afghaanse oorlog vormde de blauwdruk voor internationale recrutering door terroristische groeperingen. Khan voorziet dat het aantal terroristische aanslagen de komende jaren alleen maar toeneemt door de vele duizenden (internationale) strijders die uiteindelijk zullen vertrekken vanuit Syrië. Het zijn er naar schatting zo’n dertigduizend.

Interactie met publiek

Na een korte pauze kreeg het publiek de kans om vragen te stellen. Net als in Rotterdam meldden ook hier zich enkele jonge, witte mannen die kennelijk over een overschot aan ego en een tekort aan luistervermogen beschikten. Vragen/opmerkingen/verwijten in de trant van “Ben je nu zelf eigenlijk niet racistisch bezig?” en “Als je een andere toon zou aanslaan, zouden mensen misschien beter naar je luisteren” riepen bij mij als toehoorder plaatsvervangende schaamte op. Al-Jaberi’s ergernis over dit soort vragen was duidelijk van zijn gezicht te lezen. Khan leek geduldiger en legde nog maar eens uit waarom “reverse racism” niet bestaat en dat beleefd vragen nog nooit iemand rechten heeft opgeleverd. Al-Jaberi zei op enig moment tegen een witte jongeman: “Je bent onderdeel van het probleem”. Ik duimde maar dat hij het type is dat gevoelig zou zijn voor een dergelijke stevige benadering. Het feit dat hij hoorde bij een groepje waarin onder andere enkele zwarte mensen zaten, bood enige hoop.

“Mijn huis staat in de brand en dat jij last hebt van de rook, is niet mijn eerste zorg”, vond ik een sterke beeldspraak van Al-Jaberi in reactie op een opmerking van iemand die aangaf dat de boodschap van de avond heftig kan binnenkomen bij witte mensen die zich tot dan toe niet zo bewust waren van wat er momenteel gebeurt (overigens was deze opmerking van iemand die zelf niet wit was). Op vragen over de toekomst gaf Khan aan dat hij banger is voor de volgende verkiezingen dan voor de afgelopen verkiezingen, mede doordat terrorisme alleen maar dreigt te zullen toenemen. Hij putte wel hoop uit het feit dat buiten Nederland de niet-witte mensen geen minderheid vormen en noemde als voorbeeld het VN-rapport over Zwarte Piet.

Petra de Jong