Over komende strijd en perspectieven: enkele strategische notities

Bewonderende blik. Ruttes "vertrouwen in de toekomst" is niet wezenlijk anders dan Trumps "make Amerika great again".
Bewonderende blik. Ruttes “vertrouwen in de toekomst” is niet wezenlijk anders dan Trumps “make America great again”.

Het komende kabinet is er nog niet, maar het coalitieprogramma is al op tafel gelegd. Het nieuwe regeerakkoord, waar de plannen te vinden zijn, is een bundeling van hypocriete hardvochtigheid zoals je van een seculier-christelijke, liberaal-conservatieve coalitie kunt verwachten. Het wordt een drama, als het aan dat kabinet ligt. Bij de pakken neerzitten en luid jammeren is echter niet het best denkbare antwoord.

Alle deelnemende partijen ruilen heel gewetensvol hun principes uit, zodat niemand compleet door het stof hoefde, maar ook niemand de complete overwinning makkelijk kon opeisen. Jullie een experiment met wiet? Okee, dan wij het Wilhelmus op school. Jullie een sociale vlaktaks? Okee, maar dan wij iets met de hypotheekaftrek… okee, en dat compenseren we dan weer een beetje. Jullie een voordeeltje voor gezinnen met één kostwinner? Okee, maar dan niet meer zeuren over een ruimer kinderpardon. Partijen sloten compromissen, terwijl de kracht erachter, de ondernemersklasse, incasseerde. Ondernemers krijgen ruimte, lastenverlichting, soepeler ontslagrecht en wat dies meer zij. Wie er ook precies regeert, het kapitaal heerst als vanouds, in weer eens een ander camouflagepakje. Hoe gaan we dat kabinet en de krachten erachter verslaan? Hoe gaan we ruimte openbreken voor radicale sociale veranderingen, voor autonomie, vrijheid en solidariteit? Tijd voor enkele strategische notities.

Het Witte Blok van de Gewone Hardwerkende Nederlander

Zoals gezegd: dit kabinet-in-de-maak prijst de rol van ondernemers de hemel in. Die “zijn de motor van onze economie”, aldus het regeerakkoord (pdf, pagina 33). Voor hen wordt het feest, zoals ook linksere politici naar voren brengen, zonder dat ze er ook maar het begin van een serieus antwoord op weten te vinden. Maar geen politiek regime leeft lang als het op de bezittende en daardoor bevoorrechte klasse alléén leunt. Er zijn nu eenmaal altijd meer mensen in loondienst, mensen met een uitkering, studerenden en mensen van wie de partner kostwinner is, dan ondernemers. Een politiek regime dat al die niet-ondernemers tegen zich heeft, houdt niet erg lang stand. Dus is elk politiek regime, elke regering genoodzaakt te bouwen op bredere, liefst stabiele steun. Het komende kabinet doet dat ook, en heeft daarvoor een serieuze strategie die we maar beter niet kunnen onderschatten. Die strategie bestaat uit meerdere delen, maar het draait om één begrip: de “Gewone Nederlander”, of iets preciezer: de “Gewone, Hardwerkende Nederlander”. Dat ben jij niet, althans niet automatisch, en ik evenmin. De Gewone Nederlander in het jargon van Rutte III heeft meerdere eigenschappen, waar het kabinetsbeleid zeer welbewust op inspeelt. Die Nederlander werkt, voor geld. En die Nederlander is vooral heel erg Nederlands, en daarom “gewoon”.

De eerste eigenschap: de Gewone Nederlander wérkt niet alleen, de Gewone Nederlander heeft een betaalde baan. Dat kan een flexbaan zijn of een vaste baan: het onderscheid vervaagt, want vaste banen worden – met de versoepeling van het ontslagrecht – steeds meer flex, terwijl flexbanen aan iemand blijven plakken, nu tijdelijke contracten niet twee maar drie keer verlengd mogen gaan worden. Maar het is hoe dan ook een betaalde baan. Daar draait het gewone Nederlanderschap om. Betaald werk moet daarom extra voordeel geven. Vandaar dat belastingpolitiek er expliciet op gericht is om betaald werk extra lonend te maken. Dat versterkt het inkomensverschil tussen mensen met een baan enerzijds, en mensen met een uitkering anderzijds. Als Rutte III dus zegt: de Gewone Nederlander gaat er op vooruit, dan is dat de waarheid. Want die Gewone Nederlander werkt tegen betaling, en wordt bewust bevoordeeld ten opzichte van wie niet tegen betaling werkt. En wie geen betaald werk doet, is bij Rutte niet “gewoon”.

Overigens raakt die bevoordeling dan vooral mensen met al iets beter betaalde banen. Het CBS heeft inmiddels laten zien dat alleen wie een inkomen van 19.922 euro of meer heeft, er op vooruit gaat. Dat zijn 5,4 miljoen mensen. Wie daaronder zit, gaat er iets op achteruit, omdat voor hen het tarief ietsje hoger uitvalt dan nu. Dat raakt 2,1 miljoen mensen. Naast verschil tussen werkenden en baanlozen wakkert het kabinet ook het verschil tussen werkenden onderling aan, een verschil dat dan weer met Gewone Nederlanders-retoriek wordt gecamoufleerd.

Zo bindt het komende kabinet miljoenen mensen aan zich door in te spelen op rechtstreeks materieel eigenbelang. Platter gezegd: zo koopt Rutte III mensen met betaald werk zo ongeveer om. In de vorm van een iets beter inkomen in absolute zin enerzijds. In de vorm van iets meer inkomensverschil ten opzichte van baanlozen, mensen die ziek thuis zitten, arbeidsongeschikten en veel gepensioneerden anderzijds. Zo wordt de brede onderkant van de maatschappij – de arbeidersklasse, voor wie hecht aan dat begrip – gesplitst in relatief bevoorrechte werkenden, en bewust achterop gezette mensen zonder betaald werk. En zo wordt die relatief bevoorrechte werkende groep nauwer aan de ondernemersklasse en haar kabinet gebonden. Wie er jaar na jaar op vooruit gaat (of denkt te gaan), en dat in verband brengt met het kabinetsbeleid, zal niet zo snel door sociaal-economische frustratie het werk neerleggen tegen het regeringsbeleid, of het Binnenhof belegeren, of zelfs maar erg links stemmen. Zo koopt het nieuwe kabinet steun en stabiliteit.

Ideologisch verhaal

Bij dat platte inkomensverhaal komt een ideologisch verhaal. De ondernemers zijn niet alleen “de motor van onze economie”, maar ook het rolmodel dat ons allemaal wordt voorgehouden. Wij worden allemaal behandeld alsof we ondernemer zijn of zouden moeten zijn. We moeten “investeren in onszelf”, alsof we bedrijven zijn. We moeten “investeren in de toekomst”, waarbij de opleiding een “investering in de toekomst van onze kinderen” is. We moeten zelfredzaam zijn, initiatief tonen, onze verantwoordelijkheid voor ons eigen lot nemen, allemaal ieder voor zich, als ondernemers op een markt. Eigenlijk bestaan er in deze ideologische constructie geen arbeiders meer. Er bestaan alleen nog ondernemers, waarvan sommigen daadwerkelijk een eigen bedrijf hebben, anderen weliswaar loonarbeid verrichten, maar dat doen met een ondernemersmentaliteit van investeren-in-jezelf en individueel hogerop komen.

Deze aangewakkerde houding maakt de afstand tussen deze werkende mensen enerzijds, en de ondernemersklasse anderzijds, kleiner, en moedigt een gevoel van verbondenheid aan tussen mensen uit twee klassen die uiteindelijk toch tegenover elkaar staan: kapitalisten en arbeiders. De ondernemersrol wordt ook mensen met een uitkering aangepraat: als jij een baan wilt, dan moet je investeren in jezelf, en je verantwoordelijkheid maar eens nemen. Wie geen baan vindt, is in deze retoriek dus een mislukte ondernemer. Zo’n baanloze is dus niet iemand die – zoals een realistischer analyse dat zou stellen – overcompleet is verklaard door het kapitalistische productieproces. Nee. Eigen verantwoordelijkheid betekent hier gewoon: eigen schuld.

Zo splitst het Gewone Nederlanders-verhaal de arbeidersklasse in relatief bevoorrechte werkenden enerzijds en mensen met een uitkering anderzijds. Zo worden de werkenden in het kamp van de ondernemers getrokken, en de mensen met een uitkering veroordeeld tot misère en opgezadeld met frustratie en schuldgevoel. Dat zij er niet op vooruitgaan met het regeringsbeleid, is dus niet in strijd met de kabinetspropaganda, want helaas, mensen met een uitkering zijn geen Gewone Hardwerkende Nederlanders, en moeten eerst maar eens beter hun best doen om zo’n Gewone Hardwerkende Nederlander te worden.

Nederlanderschap

Het Gewone Nederlanderschap heeft dus een gecreëerde materiële basis: relatief gunstige inkomens en inkomensperspectieven. Het Gewone Nederlanderschap heeft ook een ideologische dimensie, een aangeprate rolopvatting: we zijn allemaal ondernemers. Maar er is nog een bindmiddel: Gewone Nederlanders zijn vooral ook nadrukkelijk Nederlanders.

Het komende kabinet bedrijft op dit punt glasharde, reactionaire identiteitspolitiek. Nederlanderschap, met de bijbehorende symbolentaal, wordt aangewakkerd. Daarom zingt de schooljeugd straks volop het Wilhelmus voordat ze in bussen naar het Rijksmuseum wordt ontvoerd en wordt verplicht om het parlement te bezoeken. Daarom moeten “nieuwkomers” snel en verplicht de taal leren, maar zich ook “de normen en waarden van Nederland” eigen maken, inclusief de alom geprezen Democratische Rechtsstaat met haar Gelijkwaardigheid en haar Vrijheden, die we op 4 en 5 mei dienen te herdenken, terwijl ze het hele jaar door met de voeten worden getreden door degenen die ons die herdenking verplicht voorschrijven. Niet dat het nieuwe kabinet zich meer aan die vrijheden en gelijkwaardigheid gelegen zal laten liggen dan het vorige: het anti-vluchtelingenbeleid waar het regeerakkoord de contouren van schetst laat daarover weinig misverstand bestaan. Geen ruimer kinderpardon. Nog grover uitzettingsbeleid. Nog minder rechten voor vluchtelingen. Geen uitkering en toeslagen meer voor mensen met een verblijfsstatus de eerste twee jaar in Nederland, maar enkel opvang in natura en wat leefgeld.

Nee, Gelijkwaardigheid en Vrijheid en de Democratische Rechtsstaat zijn hier duidelijk geen kwestie van praktisch beleid. Het zijn in dit vertoog symbolen van opgelegde imaginaire nationale identiteit. “Nieuwkomers” moeten er lippendienst aan bewijzen, zeggen hoezeer ze bijvoorbeeld de gelijkwaardigheid van homo’s, lesbo’s en transgenders accepteren, alsof die acceptatie in Nederland verder alledaagse gegarandeerde praktijk is. “Wij”, de Hardwerkende Nederlanders, hoeven op dat punt niets te bewijzen, want homovriendelijkheid zit in onze identiteit. Aan het frequente gebruik van het woord “homo” als scheldwoord zou je het niet zeggen, maar nogmaals: met een praktijk van gelijkwaardigheid en dergelijke heeft dit verhaal niets te maken. Het is nationalistische retoriek.

Uitsluiting

De functie ervan is om de Hardwerkende Nederlander het idee bij te brengen dat die erbij hoort – en alle anderen dus niet, of hooguit voorwaardelijk, op ‘onze’ nationale voorwaarden. Het is een mechanisme van insluiting en vooral uitsluiting. Het is, vaak impliciet maar steeds vaker volledig expliciet, racistische uitsluiting ook. De fanatieke verdediging van de Zwarte Piet-figuur kan bijvoorbeeld uitstekend tegen dit licht worden gezien. Zwarte Piet is “van ons”, en wie dat in twijfel trekt hoort er niet bij en is eigenlijk geen Nederlander. Zo wordt de witte Vesting Holland verdedigd, tegen “nieuwkomers” aan de poort, en tegen iedereen die binnen de poorten ook maar een neiging vertoont om te vriendelijk jegens die “nieuwkomers” en buitenstaanders – vluchtelingen, migranten – te zijn. “Nieuwkomers” verwelkomen, dat is al gauw een symptoom van “cultuurmarxisme”. Nee, het komende kabinet hanteert die nazi-terminologie – “cultuurmarxisme” is analoog aan de “Joods-bolsjevistische samenzwering” van destijds – niet. Maar de retoriek van dat kabinet biedt wel een ideologisch raamwerk waarbinnen zulke terminologie prima kan functioneren.

We hebben hier in feite te maken met een variant van een internationaal verschijnsel waar rechtse politiek mee werkt. De Hard Working Americans kennen we uit de Trumpiaanse retoriek. En inderdaad: die Gewone Nederlanders vinden in de Boze Witte Mannen achter de Oppertwitteraar hun parallel. Wat Trump heeft met “Make America great again”, dat zien we terug bij het nieuwe kabinet onder het motto “Vertrouwen in de toekomst”. Het is een soortgelijke combinatie van materieel eigenbelang van mensen met (beter) betaald werk enerzijds, aangewakkerde afkeer van wat “vreemd” en niet-wit is anderzijds, waar rechtse massapolitiek op bouwt. In Nederland kunnen we best spreken van het Witte Blok van Gewone Hardwerkende Nederlanders. En als we als radicale, anti-autoritaire anti-kapitalisten met dat inzicht niet weten om te gaan, is dat een blok aan ons been.

Kansen voor radicale strijd?

Wat betekent dit alles voor mensen die dit kabinet willen vloeren, haar beleid buiten werking willen stellen en de maatschappij van onderop open willen breken en omvormen tot iets waar werkelijke gelijkwaardigheid en horizontale solidariteit in vrijheid kan bloeien?

1. Dat blok van overwegend witte, door nationalisme bijeengehouden, materieel relatief bevoordeelde werkende mensen zal niet makkelijk tot verzet tegen dit kabinet komen. Ze hebben iets te verliezen, in materiële zin, en ze hebben het gevoel in ideële zin nog veel meer kwijt te kunnen raken. Het witte deel van de arbeidersklasse is weliswaar niet op alle punten tevreden. Maar van fundamentele onvrede met haar sociaal-economische positie is in deze groep nauwelijks sprake. Een eenvoudig klassenverhaal van arm tegen rijk, van wij tegen zij, spreekt hier daarom nauwelijks aan. Als mensen in deze bevolkingsgroep “wij” zeggen, bedoelen ze maar al te vaak: “wij, Nederlanders” of een variant daarop. En “zij” zijn dan al gauw moslims, vluchtelingen en dergelijke.

Natuurlijk geldt dit niet voor iedere persoon die van deze groep deel uitmaakt. Er zijn nog restanten van links klassenbewustzijn dat bijvoorbeeld de achterbannen van de SP en zelfs de PvdA typeert. Maar die achterbannen slinken, en de linksheid is ook daar aan slijtage onderhevig. Hoe dat ook zij: een radicale strategie die de Gewone Werkende Nederlanders centraal stelt en in beweging hoopt te brengen rond sociaal-economische tegenstellingen is op de korte termijn weinig kansrijk. Louter of vooral daarop inzetten, met verwaarlozing van wat daar buiten valt, is geen goed plan. Een up to date gebrachte vorm van anarchosyndicalisme zou wellicht nuttig werk kunnen doen om hier dingen ten goede te keren. Ik zie echter weinig tekenen van zo’n anarchosyndicalisme. Potentieel voor radicale opstandigheid in het hier en nu zoeken we intussen maar beter vooral elders, hoezeer we individuele deserteurs uit het Gewone Nederlander-kamp natuurlijk ook verwelkomen.

Vluchtelingen

2. Waar zoeken we dan maar beter wel naar kansen? In de eerste plaats in andere thematiek dan arm-versus-rijk in inkomenstechnische zin. Vluchtelingen, hun verzet, en de solidariteit met zulk verzet, zou wel eens een zeer centraal thema in anti-kabinetsverzet kunnen zijn, worden en blijven. Dit kabinet gaat, nog scherper dan eerdere kabinetten, vluchtelingen verder de goot in trappen. Dat zal verzet oproepen, van vluchtelingen zelf en van mensen die de kant van vluchtelingen kiezen tegenover dat uitsluitingsbeleid. Juist de scherpte van de aanval maakt scherpe zelfverdediging en principiële solidariteit niet alleen noodzakelijk, maar ook aannemelijk. Het niet uitbreiden van het kinderpardon heeft nu al enigszins een symboolfunctie. Mensen zijn daar kwaad over, en dat biedt kansen. Rond dit thema kunnen vluchtelingen zichzelf organiseren, en anderen kunnen helpen als solidariteitsactivisten. Zij aan zij met vluchtelingen staan, direct dan wel indirect.

In die zin is de activiteit van de campagnegroep Geen Kind aan de Kant (waar ik bij betrokken ben, ik zeg het maar even in het kader van transparantie en openbaarheid) van betekenis. Deze groep zoekt aandacht voor kinderen van vluchtelingen en hun gezinnen en wil “een onvoorwaardelijk kinderpardon” en “het stoppen van politie-invallen in de gezinslocaties en de daaropvolgende opsluiting en uitzetting”. Dat zijn onderwerpen die mensen raken, ook als ze het zelf materieel beter hebben. Mensen hebben ook nog eens een hart, en het is niet verkeerd om daar een radicaal beroep op te doen. Niet elk persoon die door Rutte als Hardwerkende Nederlander wordt aangesproken is een bekrompen, louter door geldelijk voordeel gemotiveerd persoon. Als radicalen hoeven we ons helemaal niet te schamen voor doodgewone morele verontwaardiging, begaanheid met mensen in nood. Van daaruit kunnen we bouwen aan actieve solidariteit, zij aan zij met de mensen wiens nood het betreft.

Btw

3. Er is één sociaal-economisch thema dat wél relevant is, of kan worden: de btw-verhoging van zes naar negen procent. Die raakt zeer brede groepen. Hoe armer je bent, hoe harder je geraakt wordt, want voor mensen met bijstand zijn de dagelijkse boodschappen een relatief zwaardere kostenpost dan voor een miljonair die het niet merkt als het brood een dubbeltje duurder wordt. Maar ook mensen die iets minder arm zijn, hebben er last van. Wie gewend is wekelijks naar de bioscoop te gaan, wordt niet blij van een duurder kaartje. Wie vrij vaak de kapper bezoekt, zal van de bijbehorende hogere kosten ook niet vrolijker worden. Ergernis over deze btw-verhoging biedt wel degelijk perspectieven. Dat zien ook de linkse partijen en de FNV al in, want inmiddels zijn die bezig met een petitie tegen die verhoging. Ik kan hier weinig meer in zien dan een poging van de PvdA om het ‘sociale gezicht’ weer wat op te poetsen, en van de SP en GroenLinks om dat gezicht niet verder te laten afbladderen, dat alles met het oog op volgende verkiezingen. Maar dat ze daarvoor juist dít punt oppikken, is interessant. Kennelijk zien ze daar mogelijkheden om mensen aan te spreken en te bereiken.

Zouden er mogelijkheden voor radicalen zijn om rond dit thema actief te worden? Zo ja, dan dienen we op twee dingen te hameren. Ten eerste: degenen die het hardst geraakt worden, horen binnen de strijd ertegen vooraan te staan, hun stem – die van de allerarmsten – hoort richtinggevend te zijn in een campagne tegen de btw-verhoging. Ten tweede: smeekbeden, inclusief petities (en inclusief raadgevende referenda, ik zeg het er maar eventjes bij) bieden geen serieus perspectief tegenover een vastbesloten, op ons geld beluste tegenstander. Btw-verhoging kan worden verslagen. Daar zullen echter niet alleen brede, maar wel degelijk ook ontwrichtende acties voor nodig zijn (tenzij de btw-verhoging tactisch wordt ingeruild tegen een andere maatregel waarmee we op kosten worden gejaagd).

Regeringen op plundertocht tegen arme mensen deinzen terug als arme mensen die plundertochten daadwerkelijk onmogelijk maken, of daar zeer geloofwaardig mee weten te dreigen. Hoe dat precies ‘moet’? Boze menigten op de straten helpen komen, of minstens beginnetjes van boze menigten, zou een goede eerste stap zijn. Weg van de muisklik-illusies waarin we allemaal in ons eentje “een statement maken”. Tijd om elkaar te vinden en samen overlast te veroorzaken voor de machthebbers. En dat hoeft dan ook niet tot een strijd tegen die btw-verhoging beperkt te blijven. Liever niet zelfs.

Een breekbaar blok

Het bovenstaande gaat ervan uit dat het overwegend Witte Blok van Gewone Hardwerkende Nederlanders zelf geen goede kant kiest, dat daar weinig radicaal perspectief zit. Dat geldt, maar niet in absolute zin. In de eerste plaats is de samenhang van dat blok niet onkwetsbaar: waar racisme het blok aaneensmeedt, kan effectief anti-racisme die samenhang verzwakken. In de tweede plaats zijn de factoren die dat blok aaneensmeden – enig inkomenstechnisch voordeel, mede ontleend aan het huidige beleid – zelf ook vatbaar voor verandering.

Om met dat tweede te beginnen. Deze regering wil werken dus meer lonend maken, zodat mensen met een baan er iets op vooruitgaan. Daar zijn echter twee dingen voor nodig. Het eerste is: geld genoeg om dat belastingvoordeel uit te betalen. Het tweede is: voldoende banen. Want je kunt werken nog zozeer belonen, wie geen baan heeft, heeft daaraan dus niets. Op korte termijn is aan beide voorwaarden voldaan. Het kabinet heeft de kas op orde, en de werkloosheid daalt. Maar blijft dat zo? Er is sprake van fragiel economisch herstel, waar trouwens nog heel veel mensen bitter weinig van merken. Er is geen enkele reden om te geloven dat dit herstel erg lang aanhoudt.

De vorige recessie vond haar dieptepunt in 2009. Daarvoor was er crisis in 2002-2004. Er was crisis in 1990-1992, met een extra dip als toegift in 1994. De crisis daarvoor woedde in 1980-1983. De laatste keer zat er vijf jaar tussen de economische dips. De keer ervoor waren het acht jaar die de dips van elkaar scheidden. De keer ervoor waren het er zeven. Tussen de laatste recessie en vandaag zitten alweer een jaar of zes. Dat suggereert een patroon: langer dan een jaar of acht zit er zelden tussen perioden van recessie. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat een nieuwe recessie langer dan twee of drie jaar op zich laat wachten. Dat zou er dan middenin de komende kabinetsperiode in hakken, met groeiende werkloosheid en met “tegenvallers”, begrotingstekorten en nieuwe bezuinigingen.

Op dat moment ziet de groep van Hardwerkende Nederlanders er vrij opeens anders uit. In de eerste plaats verliezen dan ook velen van hen hun baan, waarmee ze niet meer hardwerkend in Ruttiaanse zin zijn. Ze verliezen daarmee ook de belastingvoordelen die het beleid mensen met een baan toekent. Weg reden om blij te zijn met het kabinet. In de tweede plaats zal de bezuinigingswoede ook deze groep niet ontzien. Misschien dat de belastingvoordelen voor werkende mensen blijven. Maar dat zullen ook zij dan mede betalen in de vorm van bezuinigingen op zorg en onderwijs, voorzieningen waar ook relatief beterbetaalden behoefte aan hebben. Maar het kan ook best zijn dat het belastingvoordeel zelf “onbetaalbaar” wordt, of dat de lonen sowieso gedrukt worden uit naam van winstherstel. Hoe dan ook: onder omstandigheden van recessie en bezuinigingen ziet het financiële plaatje er ook voor de mensen die nu allemaal samen de groep van Hardwerkende Nederlanders vormen, een stuk minder comfortabel uit. De steun voor, of zelfs maar de berusting in, het komende kabinet zijn dan allerminst gegarandeerd.

Boosheid

Waar de boosheid dan heen gaat? Alle kans dat, bij gebrek aan financiële redenen tot tevredenheid, de rol van nationalisme en racisme nog groter wordt. Veel van deze mensen zullen, bij wegvallende financiële zekerheden, des te harder vasthouden aan hun nationale identiteit en dergelijke, een wij-gevoel tegenover een “zij” naar wiens nog slechtere sociale positie ze niet willen afglijden. Wie zijn die “zij”? Baanlozen, maar vooral ook die mensen op wie ze de afgelopen jaren al hebben leren neerkijken. Moslims. Vluchtelingen. Mensen van Turkse, Marokkaanse, Caribische afkomst. Zwarte (in de zin van niet-witte) mensen. Als de Hardwerkende Nederlander geen voordeel meer voelt van dat harde Werken, dan zal het Gewone Nederlanderschap des te belangrijker worden voor veel van deze mensen.

Fascisten als Baudet en Wilders zullen er het hunne aan bijdragen om zo’n draai naar nog harder racisme en nationalisme aan te wakkeren. Crisis en bezuinigingen geven uiterst rechts extra kansen. Crisis en bezuinigingen leiden dus helemaal niet automatisch tot vormen van verzet met een radicaal-linkse dynamiek. Er is geen enkel automatisme wat dat betreft. Degenen die zeggen: “Laat de boel maar eens goed crashen, dan worden de mensen wel wakker”, geven zich over aan levensgevaarlijke illusies. Aldus wakker geschudde mensen kiezen namelijk bepaald niet automatisch de kant van de solidariteit.

Hoe dit uitpakt is echter wel onderhevig aan wat linkse en radicale mensen doen, niet alleen pas dan, maar nu al. Of mensen de kans van de solidariteit kiezen, hangt er mede vanaf of die solidariteit dan al zichtbaar georganiseerd wordt, zodat mensen die solidariteit ook tegenkomen. Het succes van projecten als solidariteitsnetwerk Vloerwerk, een initiatief dat strijd op kleine schaal tegen slechte werkomstandigheden en dergelijke van de grond probeert te krijgen, doet er in dit verband toe.

Het blok van Hardwerkende Gewone Nederlanders wordt deels bijeengehouden door materieel voordeel, maar deels dus ook door nationalisme en racisme. Dat laatste kunnen we uitdagen en aanvallen, dag in dag uit. Precies daar ligt dan ook een taak. Hoe zwakker georganiseerd het racisme – in de vorm van fascistische stromingen, maar ook in de vorm van racistische beleidsmaatregelen en mediabeeldvorming – is, hoe moeilijker het dan ook wordt om dat blok bij elkaar te houden. En hoe groter de mogelijkheid dat ook witte mensen met een baan liever voor hun zwarte collega of buurtgenoot opkomen dan achter de regering te blijven staan, die hen nu nog relatief bevoordeelt, maar morgen wellicht niet meer.

Verzwakken

Willen we dit Witte Blok verzwakken? Willen we dat in een komende recessie-annex-bezuinigingsfase een deel van de mensen uit dit blok iets van solidariteit hervindt tegen de ondernemersklasse en de bijbehorende politiek? Dan dient er een wijdverbreid anti-racistisch bewustzijn te zijn, geworteld in actieve bewegingen en netwerken. Zowel aan die netwerken en bewegingen als aan dat bewustzijn kan worden gewerkt. Solidariteit van en met vluchtelingen, zoals bijvoorbeeld Geen Kind aan de Kant die vorm probeert te geven, kan hieraan bijdragen. Een verder opvoeren van de strijd tegen de racistische Zwarte Piet-figuur is echter in dit verband ook van groot belang. Strijd tegen racisme, op allerlei fronten, rond allerlei thema’s, is nu al van het grootste belang. Dat belang wordt er, gezien de steeds grotere dreiging van fascistisch rechts dat extra zal willen scoren waar het kabinet dreigt te struikelen, de komende jaren bepaald niet minder op.

Peter Storm
Maker van het zeer aanbevelenswaardige blog Ravotr