Lauwe kritiek van Amnesty op mensenrechtensituatie in Nederland

Logo.
Om de vier jaar beoordeelt Amnesty International de mensenrechtensituatie in alle landen van de Verenigde Naties. Morgen bespreekt de VN-Mensenrechtenraad de situatie in Nederland. In een rapport dat daarop vooruitloopt, levert Amnesty kritiek op Nederland, onder meer vanwege de behandeling van migranten en vluchtelingen. Maar de mensenrechtenorganisatie blijft weigeren om een principieel standpunt in te nemen tegen de fundamenten van de politiek van migratiebeheersing.

Tot zo’n 15 jaar geleden schonk Amnesty nooit kritisch aandacht aan deportatiegevangenissen. De laatste jaren tikt de organisatie de Nederlandse overheid gelukkig af en toe op de vingers, omdat het opsluiten en uitzetten van mensen zonder verblijfsrecht gepaard gaat met de schending van mensenrechten. Hoewel Amnesty zich in principe akkoord verklaart met de vrijheidsberoving van illegaal gemaakte migranten en vluchtelingen, toont men zich wel bezorgd over de manier waarop die vrijheidsberoving plaatsvindt. Ook geeft men commentaar op de praktijk van andere onderdelen van het uitzetbeleid. Dit soort voorzichtige kritiek is niet nieuw. Al jaren uiten allerlei organisaties uit mensenrechtelijke en kerkelijke hoek hun soms nogal ritualistisch aandoende bedenkingen tegen de “onnodig” harde aanpak van illegalen, met als enige gevolg dat de uithongeringspolitiek alleen maar intenser wordt.

In het recente rapport betreurt Amnesty het hoge aantal mensen zonder verblijfsrecht dat gevangen wordt gezet. Men vraagt zich af of die detentie in alle gevallen wel zo “noodzakelijk” en “proportioneel” is, en heeft de indruk dat de overheid onvoldoende bezig is met alternatieve vormen van “onder toezicht houden” van illegalen met het oog op uitzetting. Amnesty ontvangt regelmatig klachten over de opsluiting van kwetsbare personen in illegalengevangenissen, zoals slachtoffers van martelingen en mensenhandel, zwangere vrouwen, geestelijk zieken, en ouderen. Ook is men bezorgd over het strenge bajesregime. Verder klaagt men over het “excessieve” staatsgeweld waarmee de deportatie van illegalen nogal eens gepaard blijkt te gaan. Deporteren is weliswaar toegestaan, maar hou het alsjeblieft wel een beetje fatsoenlijk, is de kern van Amnesty’s kritiek. Overtuigend kan zo’n opstelling uiteraard niet worden genoemd. Het uitzetapparaat, met zijn hele systeem van apartheid, razzia’s, gevangenissen en militaire apparatuur aan de Europese buitengrenzen, moet per definitie als gewelddadig worden aangemerkt. Staatsgeweld tegen mensen zonder verblijfsrecht is geen toeval, incident of ongelukje, maar de alledaagse gang van zaken.

In algemene zin vindt Amnesty dat de overheid te weinig doet om het thema mensenrechten op de agenda te zetten. Volgens het kabinet, zo meldt het rapport, is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van “de burgers van het land” om “discriminatie en vooroordelen” te bestrijden. De overheid ziet voor zichzelf alleen een “ondersteunende rol” weggelegd. De mensenrechtenorganisatie dringt er bij de overheid op aan om zich actiever op te stellen tegenover racisme. Een hopeloos en gevaarlijk naïef pleidooi, want racisme is met de komst van het kabinet Bruin I definitief doorgedrongen tot het centrum van de staatsmacht. En wat valt er op het gebied van racismebestrijding te verwachten van een regering die zelf aan de lopende band het leven zuur maakt van migranten en vluchtelingen en hen brandmerkt als zondebokken en criminelen? Een beetje mensenrechtenorganisatie zou het ten stelligste moeten verwerpen om de bestrijding van racisme in handen te geven van staatsracisten.

Harry Westerink