Leidse PvdA-bijeenkomst over het “fatsoenlijk” opleggen van nog meer dwangarbeid

Het Leidse PvdA-raadslid Anna van den Boogaard weet beter hoe het er aan toegaat bij dwangarbeid dan de dwangarbeiders zelf. Hoezo paternalisme?
Het Leidse PvdA-raadslid Anna van den Boogaard weet beter hoe het er aan toegaat bij dwangarbeid dan de dwangarbeiders zelf. Hoezo paternalisme?

De bijeenkomst van de Leidse PvdA van woensdag 8 januari over het wetsvoorstel van PvdA-staatssecretaris Jetta Klijnsma liet in een notendop zien hoe regentesk, bevoogdend en zelfs regelrecht neerbuigend flink wat sociaal-democraten zich gedragen ten opzichte van bijstandsgerechtigden. Een analyse van een avondje praten over werklozen en het zo “fatsoenlijk” mogelijk door de Tweede Kamer loodsen van nog meer repressieve maatregelen tegen het arbeidsreserveleger.

This text in English

Het wetsvoorstel waarmee Klijnsma de toch al zo afgebrokkelde verzorgingsstaat nog een extra zet richting de afgrond duwt, stuit op forse weerstand aan de onderkant van de samenleving. Dat brengt menig PvdA-er in rep en roer. Als de armen gaan morren, dan zijn sociaal-democraten er van oudsher als de kippen bij om de boel te sussen, de onvrede in te kapselen en de opkomende strijd van onderop zoveel mogelijk te ontmantelen. Een enkel PvdA-lid verlangt nog wel eens terug naar de veronderstelde goede oude tijd, toen de partij als de troostende vader van de nationale arbeidersfamilie liefkozend over de bol van zijn kroost aaide. Onze partij heeft zich in de loop der jaren steeds meer in neo-liberale richting ontwikkeld en verloochent daarmee haar verleden als arbeiderspartij, zo verzuchten die steeds zeldzamer wordende leden. Daarbij vegen ze onder het vloerkleed dat de sociaal-democratie historisch gezien aan het belang van staat en kapitaal uiteindelijk altijd de voorrang heeft gegeven. Voor en zeker na de Tweede Wereldoorlog hebben sociaal-democraten het immers vooral als hun taak gezien om de arbeiders productief te maken en te integreren in het kapitalisme, om hen op te voeden tot nette, brave en hardwerkende burgers. Die onuitroeibare drang om arbeiders te drillen en klaar te stomen voor de arbeidsmarkt, vinden we terug in de manier waarop de partij vandaag de dag werklozen aanpakt.

Franje

Op de bijeenkomst waren niet alleen partijleden afgekomen, dames en heren met voldoende schaapjes op het droge, maar ook een handvol werklozen, waaronder een paar Doorbraak-activisten en leden van het comité Dwangarbeid Nee. In een propvol zaaltje hielden enkele vooraanstaande PvdA-ers een praatje, waarna het publiek vragen kon stellen. Onder de uitgenodigde sprekers ontbrak de stem van de bijstandsgerechtigden in zijn geheel. In de paternalistische traditie die de partij eigen is, werd er wel óver werklozen gesproken, maar niet mét werklozen. De bijeenkomst draaide vooral om PvdA-Kamerlid John Kerstens, een voormalige vakbondsman die na zijn overstap naar de parlementaire politiek als zijn wens uitsprak dat de PvdA zou terugkeren “naar de basis”. Die “basis” bestond op 8 januari voornamelijk uit weldoorvoede middenklassers die beleefd aanhoorden wat hij te zeggen had.

Het Leidse PvdA-raadslid Anna van den Boogaard gaf de aftrap van de informatie-avond door te beweren dat haar partij opkomt voor “de kwetsbare groepen”. Wie aan de onderkant van de samenleving deze al zo vaak gezongen mantra moet aanhoren, voelt niet alleen ergernis opborrelen, maar ook verbazing. De sociaal-democratische riedel van “sterk en sociaal” doet al jarenlang dienst als een soort behang, franje of schaamlap. Nu het maatschappelijke klimaat zo is verrechtst dat links een scheldwoord is geworden, zou men verwachten dat de PvdA ook haar reclameboodschappen ontdoet van elke zweem van solidariteit met “de zwakkeren”. Want het risico is levensgroot dat hoongelach de partij ten deelt valt en dat de volgende verkiezingen nog rampzaliger uitpakken voor de sociaal-democraten. Toch herhaalde Van den Boogaard zonder blikken of blozen wat uitgekauwde frases over hulp aan “kwetsbaren”. Die bordkartonnen linksigheid heeft de PvdA waarschijnlijk nodig om zich een identiteit te kunnen aanmeten, hoe kleurloos ook, en zich nog enigszins te kunnen handhaven in het partijpolitieke landschap. Misschien gaat het daarbij vooral om het krampachtig overeind houden van een positief zelfbeeld.

De “tegenprestatie”, zoals dwangarbeid in het Klijnsma-wetsvoorstel eufemistisch wordt betiteld, omschreef Van den Boogaard als “een verplichting in de vorm van vrijwilligerswerk”. Ze leek zelf niet in de gaten te hebben hoezeer ze daarmee de plank mis sloeg. Wezenlijk is immers dat de bijstandsgerechtigde dat werk juist niet op vrijwillige basis verricht. Wie niet onbetaald werkt, zal niet eten, luidt het motto waarmee de staat werklozen onder druk zet. Wie weigert om verplicht onbetaald te werken, verliest zijn inkomen en wordt uitgehongerd. Het raadslid toonde zich er voorstander van om de “tegenprestatie” alleen op te leggen als die zou bijdragen aan de reïntegratie van de werkloze. Ze bespaarde zich de voor haar ongetwijfeld vervelende vraag wie de macht heeft om te bepalen of die dwangarbeid reïntegratie bevordert. Ze zou dan namelijk hebben moeten toegeven dat dat steevast de reïntegratie-ambtenaren zijn, die de werklozen kunnen maken en breken door te dreigen met sancties. Van den Boogaard vond dat dwangarbeid geen standaardverplichting voor iedereen moest worden. Het zou in het wetsvoorstel enkel als een mogelijkheid moeten worden opgenomen. Maar elke vorm van dwangarbeid, hoe die er ook mag uitzien en hoe lang die ook mag duren, is er één te veel.

Rotte appel

Toen Kerstens aan het woord kwam, bleek dat hij zichzelf de opdracht had gegeven om het wetsvoorstel “fatsoenlijk” te maken. Dat zou moeten gebeuren door er hier en daar wat aan te sleutelen. Maar intrekken van het voorstel is het enige dat in dit verband nog enigszins “fatsoenlijk” genoemd kan worden. De maatregelen van Kerstens’ partijgenoot Klijnsma betekenen immers een volgende stap in de afbraak van de verzorgingsstaat. Daar valt niets “fatsoenlijks” van te maken. Ook de FNV, de voormalige baas van Kerstens, en het comité Dwangarbeid Nee hebben er felle kritiek op geuit en er actie tegen gevoerd. Die plannen moeten simpelweg de prullenbak in, hoe eerder, hoe beter. Maar tijdens de bijeenkomst pleitte geen enkel aanwezig partijlid daarvoor. Met het zelfbeeld van “De PvdA is een fatsoenlijke partij die kwetsbaren helpt” laten de partijleden zich een rad voor de ogen draaien.

Je kunt je het hoofd breken over de vraag welke PvdA-bonzen de belangen van werkenden en werklozen meer verkwanselen: bewindslieden als Klijnsma en Lodewijk Asscher die aan de top arm in arm met de VVD lopen, of volksvertegenwoordigers als Kerstens die het einde van de verzorgingsstaat door de strot van de sociaal-democratische goegemeente proberen te duwen door partijleden wijs te maken dat het afbraakbeleid “fatsoenlijk” gemaakt kan worden. De valse geruststelling dat alles toch nog op zijn pootjes terecht kan komen, sust de partij-achterban in slaap. Door linksige detailkritiek op sommige onderdelen van het wetsvoorstel probeert de Kamerfractie een breder draagvlak onder de partijleden te scheppen en de rotte appel van Klijnsma alsnog als een heerlijke delicatesse door het parlement te jagen. Onrust binnen de partij wordt gesmoord met inhoudsloze meelevendheid: “Wij delen jullie zorgen” en “Wij zijn ook verontrust”. Maar de pogingen om de veronderstelde “scherpe kantjes” van het beleid af te halen en zo de onvrede af te serveren, raakt alleen nog maar het middenkader van actieve partijleden die worden opgetrommeld voor discussiebijeenkomsten over het zoveelste afbraakvoorstel. Met mensen aan de onderkant van de samenleving heeft de PvdA het contact namelijk al lang verloren. De strijd die daar wordt gevoerd, dringt nauwelijks meer door tot de kringen van de regenten- en bestuurderspartij. Ergens is dat ook een voordeel: het lukt de partij niet meer om die onderklasse bevoogdend onder controle te houden.

De verzorgingsstaat was ooit het boegbeeld en de trots van de sociaal-democraten. De PvdA is al langere tijd volop bereid om mee te werken aan de afbraak ervan. Het onder de duim houden van de maatschappelijke onderlaag verloopt al jaren niet meer via het toeschuiven van wat extra kruimels, maar via straf, dwang, repressie. Dat heeft voor de partij wel het risico dat de ooit afgedwongen sociale vrede, het historische compromis van de verzorgingsstaat, steeds meer aan het wankelen wordt gebracht.

Brandmerken

Kerstens ging in op de “risico’s” van het wetsvoorstel, onder meer op het gebied van dwangarbeid. Hij deed dat op een manier alsof die risico’s alleen maar in de toekomst zouden liggen en met een technische reparatie van het voorstel ingedamd zouden kunnen worden. Alsof dwangarbeid niet al jaren geleden is ingevoerd in de reïntegratie-industrie en daar naar hartelust wordt toegepast om werklozen klein te krijgen en bazen gratis arbeidskrachten te leveren. Opvallend was verder dat hij er bijna in een juichstemming melding van maakte dat werklozen die al mantelzorg verrichten, niet zouden kunnen worden verplicht om ook nog eens andere onbetaalde arbeid te doen. Er nog van afgezien of dat klopt en of dat toch niet gaat gebeuren, kwam het nogal wrang over dat hij daar de nadruk op legde, in plaats van het te hebben over de toenemende vernietiging van bestaande werkgelegenheid, doordat betaald werkenden worden ontslagen en vroeger of later worden ingeruild voor dwangarbeiders. Aan die massale verdringing leek hij weinig woorden vuil te willen maken.

Een Doorbraak-activist in de zaal wees op de spraakmakende artikelen in De Volkskrant van 24 december 2013, waarin schokkende ervaringen van dwangarbeiders de uithongeringspolitiek van de staat helder illustreren. Hij maakte duidelijk dat de sussende woorden van Kerstens in feite mosterd na de maaltijd zijn, want de praktijk van het verplicht onbetaald werken is het wetsvoorstel al lang en breed vooruitgesneld, met volmondige instemming van de PvdA.

Zijn opmerkingen ontlokten aan Van den Boogaard en Kerstens reacties die duidelijk maakten aan welke kant ze staan. Van den Boogaard zette meteen in om de ervaringen van de dwangarbeiders, zoals beschreven in De Volkskrant, in twijfel te trekken. De werkelijkheid van de dwangarbeid bleek voor haar zo overstelpend dat ze geen andere uitweg zag dan die simpelweg maar te ontkennen. Ze noemde de ervaringen van werklozen zelfs “indianenverhalen”. En de problemen die bepaalde dwangarbeiders zouden hebben ondervonden, zouden ze best wel eens aan zichzelf hebben kunnen te danken, zo liet ze doorschemeren. Om de tegenstanders van dwangarbeid nog meer te diskwalificeren, schamperde ze bovendien nog dat die critici dwangarbeidcentra aanduiden als “concentratiekampen”. Daarmee doelde ze ongetwijfeld op Doorbraak. Ook de gemeente Leiden voert een hetze om ons te brandmerken als op hol geslagen extremisten. Maar nergens in onze strijd tegen dwangarbeid, niet in onze artikelen, niet in onze toespraken, niet in onze gesprekken met dwangarbeiders, trekken we dat soort gevaarlijke vergelijkingen. Als anti-fascisten zijn we ons juist bijzonder bewust van het levensgrote risico dat vergelijkingen van een hedendaagse misstand met de Tweede Wereldoorlog de gruwelijkheden van het toenmalige fascisme bagatelliseren en de slachtoffers ervan krenken. Op de PvdA Leiden-site ontkende raadslid Henny Keereweer later overigens botweg dat Van den Boogaard en Kerstens de ervaringen van dwangarbeiders met een flinke korrel zout hadden genomen. Eerst de keiharde werkelijkheid van de dwangarbeid ontkennen en daarna die ontkenning weer ontkennen: de sociaal-democratie heeft het maar moeilijk met de kritiek van onderop.

Beheersing

Opvallend aan het hele debat was dat bijstandsgerechtigden geen enkel moment als subject werden behandeld, laat staan aangesproken. Ze werden door de aanwezige middenklassers als objecten heen en weer geschoven. De problemen die werden benoemd, werden niet bekeken vanuit de positie en met de ogen van werklozen, maar door de bril van de rest van de samenleving. Als het om problemen ging, dan waren het niet die van de werklozen, maar betrof het de problemen die totaal verarmde werklozen zouden gaan opleveren voor andere mensen in de samenleving, voor de werkenden, voor de overheid. Hoe moet dat beheerst gaan worden? Daar maken sociaal-democraten zich druk om. Gebrek aan respect, vernedering, dwang, uitbuiting en rechteloosheid, al die ervaringen van dwangarbeiders leken tijdens de bijeenkomst niet ter zake te doen. Dat spreekt voor zich, want de partij is gewend om van bovenaf te heersen, niet om van onderop de belangen van werklozen te behartigen en samen met hen te strijden tegen onrecht.

Als werklozen al ter sprake kwamen, dan was dat om tot vervelens toe te blijven herhalen dat ze echt wel zouden willen werken. Daarbij gingen de sociaal-democraten opnieuw niet uit van de concrete individuele bijstandsgerechtigden, maar van hun eigen wensbeeld. Veel werklozen zijn namelijk helemaal niet zo enthousiast over al de geflexibiliseerde klotebaantjes die hen worden opgedrongen door hun klantmanagers, maar ze moeten dat werk wel doen. Achter de op het eerste gezicht positief klinkende woorden over de werkwilligheid van bijstandsgerechtigden verschuilt zich een waarschuwing, een dreiging: jullie willen werken, dat weten we. Want anders, als jullie niet willen werken, dan heb je het ook over jezelf afgeroepen. Dan volgt de knoet van de sociaal-democratie. Zo sluit het paternalisme van de sociaal-democratie naadloos aan bij de neo-liberale arbeidsdwang van de VVD, en ook bij de christen-democratische charitas, waarbij armen geen rechten hebben, maar alleen voor hulp in aanmerking komen als ze zich voorbeeldig genoeg gedragen.

Oproep

De onrust over het wetsvoorstel binnen de Leidse PvdA wordt vastgelegd in een oproep van “verontruste” partijleden aan de Tweede Kamer. Initiatiefnemer van de oproep Leendert Jonker gaf uiting aan zijn gevoelens van “boosheid” over het Klijnsma-plan. Hij zag in het voorstel vooral “wantrouwen” richting werklozen, “aantasting van de bestaanszekerheid” en zelfs “repressie”. Dat zo’n keurige sociaal-democraat een dergelijke term gebruikte, deed de Doorbraak-activisten bijna van hun stoel vallen. Maar Jonker is dan ook van de oude stempel, van de uitdunnende generatie die arbeiders liever een aai over de bol geeft dan hen achter de broek te zitten. Zolang ze tenminste braaf blijven.

Om de zaak niet te veel uit de hand te laten lopen timmerde Kerstens het debat snel dicht door de geringe bandbreedte en manoeuvreerruimte ervan vast te leggen. De partij heeft regeringsverantwoordelijkheid genomen en in het regeerakkoord is het voorstel op hoofdlijnen al geregeld, zo liet hij weten. Veel zou daarom al bij voorbaat vaststaan. Helaas pindakaas. Het was duidelijk dat de rijen zich moesten sluiten en dat de partijdiscipline gehandhaafd diende te blijven. En passant legde hij voor de scherpste elementen van het Klijnsma-voorstel de schuld bij de VVD. Maar het is toch echt een PvdA-secretaris die achter deze maatregelen staat en die ook met hand en tand blijft verdedigen. En het is toch echt de PvdA die met de VVD een regeerakkoord heeft gesloten en daar de volle verantwoordelijkheid voor draagt.

Toch zorgde één partijlid nog voor wat ophef door te verklaren dat hij uit de PvdA zou stappen als de “verplichte tegenprestatie” in het wetsvoorstel zou blijven staan. Dat was Jelmer Renema, die al vaker kritische artikelen over dwangarbeid heeft geschreven en binnen de PvdA zijn nek durft uit te steken. Uit zijn woorden viel wel op te maken dat hij de ranzige reclameboodschappen van zijn partij over “fatsoen” en “hulp aan kwetsbaren” warempel serieus neemt. Hij leek te spreken over een heel andere partij, een mythe die nauwelijks overeenkomsten vertoonde met de PvdA van vlees en bloed sinds de oprichting ervan in 1946. Maar één zwaluw maakt nog geen zomer. Sterker nog, met de sociaal-democratie aan het roer blijft het nog lang overwinteren in het ijselijk kille neo-liberale landschap.

Harry Westerink