Leidse PvdA keurt dwangarbeid af en stemt ermee in

PvdA-raadslid Robert-Jan van Ette: mordicus tegen waar hij mee instemt.
“In Leiden gaan we fatsoenlijk met mensen met een uitkering om”, beweerde PvdA-raadslid Robert-Jan van Ette onlangs doodleuk. Een dwaas en misleidend staaltje sociaal-democratisch stadschauvinisme, want niet alleen het Leidse college van B&W – inclusief de SP – gaat akkoord met dwangarbeid voor bijstandsgerechtigden, maar ook oppositiepartij PvdA. Van Ettes bericht schreeuwde om een weerwoord, wat ik op de PvdA-site inmiddels heb gegeven.

Het PvdA-raadslid keerde zich tegen de invoering van een maatregel door het college, in navolging van het afbraakbeleid van het kabinet Bruin I, die “absoluut haaks” staat “op het netjes omgaan met mensen met een uitkering”. Het college wil bijstandsgerechtigden namelijk verplichten “om onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten. De fractie van de PvdA is mordicus tegen invoering van deze regel, omdat het gaat om gedwongen tewerkstelling die niets te maken heeft met reïntegratie, maar meer met een soort lijfeigenschap van de uitkeringsgerechtigde.” Daarom diende de PvdA enige tijd geleden een motie tegen gedwongen tewerkstelling in die warempel ook werd aangenomen. De motie “spreekt uit dat in Leiden uitkeringsgerechtigden niet worden verplicht tot activiteiten die niet reïntegratie tot doel hebben”. Grote woorden van de sociaal-democraten, maar hoe zit het met hun daden?

Onder het bericht van Van Ette kwamen al snel reacties te staan van mensen die zich weliswaar lovend uitlieten over de op zich principiële stellingname van de Leidse PvdA in deze kwestie, maar wel vraagtekens zetten bij de al bestaande gedwongen tewerkstelling in het Participatiecentrum en via de participatieplaatsen. Ik besloot om ook te reageren: “Ik begrijp dat de Leidse PvdA-fractie tegen de invoering van gedwongen tewerkstelling voor bijstandsgerechtigden is. Dat is mooi. Helaas is die dwangarbeid in Leiden al lang en breed ingevoerd via het Participatiecentrum en de participatieplaatsen, waar diezelfde Leidse PvdA mee heeft ingestemd, als ik goed ben ingelicht. Dat is niet mooi, maar merkwaardig en ook afkeurenswaardig. Hoe kun je immers ergens tegen zijn en er tegelijkertijd ondertussen al mee hebben ingestemd? Het is het een of het ander, lijkt me. Hoe dan ook, in Leiden gaan ‘we’ helemaal niet fatsoenlijk om met uitkeringsgerechtigden. Stadschauvinisme is dan ook volstrekt misplaatst.”

In de hoek van de PvdA bleef het vervolgens ijzingwekkend stil. Daarom deelde ik op hun site maar weer een nieuwe speldenprik uit: “Het frappante is nu dat met de komst van het Participatiecentrum allang sprake is van ‘gedwongen tewerkstelling die niets te maken heeft met reïntegratie’ (woorden van Van Ette). Want in dat centrum moeten bijstandsgerechtigden verplicht onbetaald werken, enkel ter disciplinering, zonder uitzicht op werk, zonder kans op een baan. Het centrum is bovendien een afschrikmiddel voor mensen die een bijstandsuitkering aanvragen. In het centrum verrichten (potentiële) bijstandsgerechtigden zinloos en geestdodend werk, waarbij het minimumloon wordt ontdoken en arbeidsrechten worden uitgehold. Met andere woorden: de PvdA maakt bezwaar tegen een ontwikkeling die in Leiden al is ingevoerd, maar waarvan men zelf kennelijk denkt dat die nog ingevoerd moet gaan worden. Betreurenswaardiger nog is dat ook de PvdA heeft ingestemd met de komst van het Participatiecentrum (bij de DZB aan de Le Pooleweg), wat kortweg inhoudt dat men eerder ergens voor stemde waar men nu, blijkens Van Ette, ‘mordicus tegen’ is.”

Ik wees er ook op dat het Participatiecentrum moet worden opgedoekt, als de indieners van de motie “zichzelf tenminste nog serieus wensen te nemen”. Want in dat centrum verrichten bijstandsgerechtigden aan de lopende band de dwangarbeid waar de Leidse sociaal-democraten zich terecht tegen uitspreken. “PvdA-ers, zullen we het Participatiecentrum dus maar sluiten?”, vroeg ik tenslotte. Ook daarna nam geen enkele PvdA-er de moeite om in te gaan op de door mij geconstateerde discrepantie tussen de woorden en de daden van de Leidse sociaal-democraten. Vanzelfsprekend is het ook helemaal niet de bedoeling van Van Ette en de zijnen om hun verbale retoriek om te zetten tot concrete solidariteit met mensen aan de onderkant van de samenleving. In de wereld van dit soort volksvertegenwoordigers vormen moties de woordspelletjes waarmee het morrende volk van de werklozen zoveel mogelijk koest kan worden gehouden, als ze in de vorm van “een soort lijfeigenschap” op weg zijn naar het dwangarbeidcentrum aan de Le Pooleweg.

Harry Westerink