Liever coaching dan de zweep erover

Lachen moet van de coach.
Lachen moet van de coach.
De trainings- en adviesmarkt boomt als geen ander. De vergevorderde samenlevingsbreed gedragen gelatenheid speelt daar een belangrijke rol in.

Het woord coaching is afkomstig van het woord “coach” (“koets”) en betekende oorspronkelijk dat een koetsier met de zweep in de hand zijn paarden op dreef bracht en stuurde. Vandaag de dag doelt men ermee op de gehele trainings- en adviesmarkt, waarbij de zweep door motivering vervangen wordt. Deze markt boomt als geen ander, omdat de samenlevingsbreed gedragen gelatenheid zo ver is gevorderd dat mensen geloven dat ze zonder hulp van experts niet meer kunnen eten, lopen, springen, denken, lachen, werken, winkelen of hun levenspartner kunnen vinden. Daarnaast speelt de angst om van de norm af te wijken een rol, alsmede de angst om het sociale zekerheidssysteem te belasten, en de vervreemding van de natuur. Veel mensen kennen de natuur enkel nog van outdoor fitnesspaden. Ze genieten er niet van, ze overwinnen haar enkel. Zoals een marathonloper die zich dertig kilometer lang de gal uit zijn lijf kotst, dan op de straatstenen neerstort en vervolgens de verplegers van het Rode Kruis meedeelt dat hij het voor de verspreiding van gelukshormonen nog twee kilometer langer had moeten volhouden – maar drugsgebruik, nee, dat verwerpt hij.

Dit is een vertaling van het artikel “Coaching statt Peitsche” uit het Duitse weekblad “Jungle World” nummer 1, van 3 januari 2012. Vertaler: André Robben.

Geen coaching zonder positief denken. Ongelukkig zijn geldt als een schande – in de echte wereld, omdat het de propaganda dat een arbeidsplek ons gelukkig maakt als leugen ontmaskert, en daarnaast ook in de esoterische wereld omdat men daar ongelukkig zijn hekelt als het gevolg van eigen handelen. Arbeidskrachten van wie tijd, daglicht, levenskracht, gezondheid, zelfbeschikking en zelfvertrouwen geroofd wordt, moeten bij sollicitaties de indruk wekken dat ze zich daarop verheugen. Gevorderden functioneren net als synchroonzwemmers die bij het boven water komen als karpers naar lucht snakken en daarbij grijnzend de scheidsrechter een blik toewerpen, of als kunstschaatsers die bij elke val zelfverzekerd lachen, hoewel zij alle hoop moeten begraven.

Geliefd zijn de lachcursussen van Dr. Eckart von Hirschhausen, hoewel hij nog ouderwets met grappen werkt. Roger Cohen heeft geen grappen nodig. Zijn vader heeft zijn leven lang bavianen geobserveerd en kort voor zijn dood gezegd: “Lachen verlengt het leven en verlicht het bestaan.” Roger weet: “In de wereld van de calorieënteller wordt minder gelachen”. Het komt er wat hem betreft op neer om zowel de calorieëntoevoer te verminderen als het lachen te verbeteren. Hij moedigt Rose van 74, die een ongerimpeld model wilde zijn, aan om dagelijks meerdere keren zonder reden te lachen. Rose werd lid van een lachclub, waar ze veel sombere mensen ontmoette, die samen naar een geluksgevoel verlangden. De trainster klapte als een resolute danslerares in haar handen en beval hen allemaal om elkaar aan te raken en dan te roepen: “Wij zijn de moedigste mensen in de wereld. Ja-ja-ja! Ha-ha-ha!” Soms moesten ze daarbij ook nog kleine sprongetjes maken. Dat ziet er dusdanig grappig uit – zeker wanneer de wat stevigeren buiten adem zijn – dat ze allemaal omkomen van het lachen, en zich zo gelukkig voelen als lijken die zojuist te horen hebben gekregen dat hun dood een vergissing was van de arts.

Goeroe

Ik lach meerdere keren per dag uitgebreid. Mijn probleem: ik ben 66 en kan niet zingen, maar wil desondanks een beroemde operazanger worden. Mijn persoonlijke coach Stuart Wilde past de methode “Met bevestigingen het leven meesteren” toe. Ik sta elke ochtend voor de spiegel en zeg luid: “Ik ben eeuwig, onsterfelijk, alomvattend en oneindig”, en: “’Kan niet’, bestaat niet”. Vanaf morgen neem ik zanglessen, want ik weet “dat ik de grootste 94-jarige operazanger wordt die de wereld ooit gezien heeft – zelfs al moet ik honderd worden om dat te bereiken!” Hoe ik op mijn 94-ste een operaster kan zijn als ik daar nog tot mijn 100-ste voor moet oefenen, is iets dat ik nog moet uitzoeken. Wie geen buitensporige doelen nastreeft, maar zich slechts wil harden volgens Wildes motto “Alleen de sterksten overwinnen, de rest zal een stapje terug moeten doen”, die boekt Timothy Ferriss, de guru van zelfexperts. Die weet precies hoe iemand “van zacht eitje tot krachtpatser” en “tot vleesloze machine” met een “perfect achterwerk” gemaakt kan worden, waarop elke solidariteitsgedachte afketst.

De coach moet wel het een en ander kunnen. Hij moet mensen met de psychische hardheid uitrusten die voor hun verandering van subject to object nodig is, en behulpzaam zijn bij het voltooien van de kapitaalcyclus, in die zin dat zijn pupillen ertoe gebracht worden om ook in hun vrije tijd met arbeid bezig te zijn, om hun beroepspraktijk te verbeteren. Ook moeten ze zich gemotiveerd voelen om er jonger uit te gaan zien en zich tot competente consumenten te ontwikkelen. Het einddoel is om de consument tegelijk de vrijwillige verkoper van waren en diensten aan zichzelf te maken, zodat bedrijven als Saturn, HUK-Coburg en Demeter hun personeel naar huis kunnen sturen. De goede coach is ook een veelgevraagde mediator die in de dagelijkse praktijk van het kapitaal legitieme protesten tot onschadelijke conflicten omzet, die hij dan vervolgens in langdurige procedures verstikt. Daartoe moet hij een stemming ontwikkelen waarin de deelnemers al snel naar een compromis verlangen, omdat ze de kwelling van de adviserings- en mediationpraktijk snel achter zich willen laten. In alternatieve ondernemingen betekent de aanstelling van een mediator het einde van de solidariteit. Vaak wil een groep mensen binnen de onderneming met zijn hulp een andere groep van een sterkere focus op commercie overtuigen.

Controleren

Het studententijdschrift “Zeit Campus” berichtte over bureaus die “totaal-coaching” bieden. Zo zijn in het hoofdkantoor van een spaarbank 1,20 meter brede blauwe plasticfolie riviertjes opgesteld. Wanneer een werknemer daar niet overheen springt, dan gaat een alarm af en roepen de collega’s: “Peter is in de rivier gevallen!” Er zijn ook ballen en stangen voor pull-ups in de ruimte beschikbaar. Gesprekken vinden plaats aan staantafels, conferentieruimten dragen de namen van Beierse Alpen. Teamleiders heten “chefs” en werknemers “consultants”. Allemaal zitten ze achter glas. Wanneer de chef passeert, zwaaien de consultants hem toe. Ze hebben met elkaar afgesproken om morgenochtend om zeven uur samen te gaan joggen. Voor de avonduren organiseren de chefs concertbezoeken. In de middagpauze is er pilates en conflictbemiddeling. Het Frauenhofer instituut stelde daar een productiviteitsstijging van rond de 36 procent vast.

Sir Robert Bannister, de eerste mens die een mijl binnen vier minuten liep, vatte de houding van ons tijdperk als volgt samen: “Wij rennen niet omdat we geloven dat het ons goed doet, maar omdat we niet anders meer kunnen. Hoe meer onze samenleving en ons werk aan regels gebonden is, hoe nodiger het is om een ventiel voor de vrijheidsdrang te vinden. Niemand kan een ander voorschrijven: jij mag nog enkel zo en zo snel lopen en zo en zo hoog springen. De menselijke geest laat zich niet temmen.” Vroeger stak de ongetemde geest revoluties aan, vandaag loopt en springt hij zijn verontwaardiging van zich af.

Als mensen iets kwelt, dan reageren ze dat vaak op hun lichaam af. Die marteling laat zien dat positief denkende mensen geen tevreden mensen zijn, maar slechts arme duivels of grijnzende barbaren, die het praten over vluchtelingen die in de Middellandse Zee verdrinken, afdoen als het verpesten van de goede sfeer. Ze zijn zodanig overweldigd door de dingen dat het in hun ledematen is gaan zitten, dat ze zichzelf meten, controleren en disciplineren, opdat de zweep niet nodig is. Ze hekelen zichzelf en veranderen hun voedingswijze omdat ze geloven dat ze voor hun eigen ziekten en hun dood verantwoordelijk zijn. Angstig volgen ze de berichtgeving waarin wordt voorgerekend hoezeer ziekte, zorg, werkloosheid en een gebrek aan beweging de samenleving belasten, en waarin gesuggereerd wordt dat degenen die niet meedoen net zo buiten de samenleving staan als de communist.

Hoe anti-coaching verloopt, kan men het beste zien in de films van de Marx Brothers, waarin Groucho Marx voortdurend ongevraagd in de rol van coach sluipt, om het leven zodanig in de war te schoppen, dat aan het einde niemand meer weet waar het nu eigenlijk om ging.

Rainer Trampert