Links na de moorden in Parijs: geen respect voor het menselijk leven?

De begrafenis van de vermoorde Franse agente Clarissa Jean-Philippe op Martinique.
De begrafenis van de vermoorde Franse agente Clarissa Jean-Philippe op Martinique.

Een waar nationaal psychodrama werd er georganiseerd, afgelopen maandag, op de Franse culturele radiozender als onderdeel van een “speciale dag” over de “verloren kinderen van de Franse Republiek”. Een wat ongelukkige benaming van een radioprogramma, want die titel verwijst naar een twijfelachtig boek (“De verloren gebieden van de republiek”) uit 2002. Daarin werden de verhalen verzameld van leraren die werken in arme buitenwijken, en het boek propageerde een discrete vorm van xenofobie in naam van (natuurlijk) “secularisme”, “republikeinse waarden” en het “gevecht tegen racisme, seksisme en antisemitisme”.

Het is ook een ongelukkige titel voor een radioprogramma omdat hij suggereert dat “kinderen” de laatste tijd gevaarlijke standpunten hebben ingenomen (en onder die kinderen bevinden zich, toevallig, vooral “islamitische” kinderen). En inderdaad, enkele kinderen (er zijn tweehonderd incidenten gemeld op scholen, en veertig leerlingen zijn ondervraagd door de politie, op een populatie van twaalf miljoen leerlingen van alle leeftijden) hebben een schandalige houding na de moordpartijen bij Charlie Hebdo en de koshere supermarkt. Maar we moeten hun leeftijd niet vergeten. Het zijn allemaal minderjarigen!

Tenslotte is het ook een ongelukkige titel voor een radioprogramma omdat het de verantwoordelijkheid vergeet van extreem-rechtse volwassenen, om te beginnen de leiders van Front National, die niet vervolgd worden voor het “oproepen tot terrorisme”, zelfs al verspreiden ze haat, antisemitisme, racisme en anti-moslim paranoia en samenzweringstheorieën.

Dit artikel richt zich daarom op volwassenen, maar niet op “islamitische” volwassenen… Het zal slechts wat “superradicale” argumenten oproepen, uitingen van verwarring bevatten en ontzetting tonen over sommige van de ideeën die circuleren in ónze kringen.

Na de executie van zeventien mensen (waaronder drie agenten met achtergronden in Italië, Martinique en Algerije (1)) op 7, 8 en 9 januari, heerste er grote verwarring op radicale discussielijsten, Facebook en websites. Kritiek op het concept “respect voor het menselijk leven” en kritiek op de burgerlijke democratie werden volkomen door elkaar gehaald.

Het leek alsof kritiek op de burgerlijke democratie ons, activisten voor sociale revolutie en afschaffing van het kapitalisme, automatisch onverschillig zou moeten maken als het gaat om de dood van agenten of militairen die het sociale, politieke en wettelijke systeem verdedigen dat ons onderdrukt.

Nu we sinds 11 januari geconfronteerd worden met extreem-rechtse anti-moslim hysterie en grove manipulatie van de gevoelens van miljoenen mensen door de Franse overheid, is het belangrijk dat we ons het basale principe blijven herinneren van respect voor het menselijke leven, ook dat van agenten en soldaten. Natuurlijk is dat respect niet volkomen onvoorwaardelijk en plaatst het ons in tegenstrijdige posities, en daar moeten we openlijk over zijn.

We kunnen prima zowel tégen de doodstraf zijn als vóór gewapende zelfverdediging in bepaalde omstandigheden. We kunnen afwijzend staan tegenover de huidige militaire en politiemachten en hun gewelddaden, en wensen dat in een toekomstige socialistische wereld alle repressieve krachten verdwijnen, en tegelijkertijd niet zo stompzinnig blij zijn wanneer een Franse agent of soldaat vermoord wordt. We geloven niet in de mogelijkheid van het creëren van een democratisch leger of politiekorps, maar we vechten er tegelijk wel voor dat hun leden zich nu houden aan de wetten van de “democratische” staat en dat ze gestraft worden als ze over de schreef gaan.

Dat is ook de aanpak van al diegenen die bijvoorbeeld de Israëlische leiders voor het Internationale Gerechtshof willen brengen, of van alle lokale comités die de veroordeling eisen van agenten die racistische moorden hebben gepleegd in arbeiderswijken. De reden dat de dood van een Franse agent (of een Amerikaanse, Chinese of Russische soldaat) ons niet onverschillig kan laten en ons zeker niet kan bevallen, is verbonden met respect voor het menselijk leven. Het leven van een agent of soldaat kan niet gereduceerd worden tot zijn of haar politieke en sociale functie.

Dit respect voor het menselijk leven maakte dat onze kameraden van de Communistische Arbeiderspartij van Irak, die veelal waren gemarteld door Saddam Husseins beulen, zich tegen diens doodstraf uitspraken. Datzelfde principe maakte ook dat deze kameraden, toen ze de guerrilla’s aanvoerden in Iraaks Koerdistan, hun gevangenen niet doodden en hen meestal vrij lieten… Sommige kameraden zullen hier tegenin brengen dat dit “christelijke waarden” zijn. Die hebben het mis, en hun manier van redeneren is des te verbazingwekkender in anarchistische kringen. Daar kwam men, vroeger tenminste, vaak aan met de Amerikaanse inheemse stammen die moordenaars niet ter dood brachten, maar verbanden uit de gemeenschappen waar ze bij hoorden.

Respect voor het menselijk leven is niet slechts een christelijk principe. Het bestond lang voor de opkomst van het christendom al in voor-christelijke filosofieën en het is een waardevolle aanwinst die we moeten behouden. Zelfs vandaag de dag, nu dit principe op een hypocriete manier wordt ingezet door kerken, partijen of staten met hun dubbele standaarden. Het is overduidelijk dat deze instituten sommige levens veel minder waard achten dan andere… Ze steunen zelfs sommige moorden, genocides of oorlogen in de naam van de “beschaving” of een specifieke god.

Tegenover respect voor het menselijk leven staat de impliciete of expliciete wet van de vergelding,(2) het principe van oog-om-oog en tand-om-tand. Dat principe, dat wordt aangehangen door sommige anarchisten en radicaal-linksen, wordt al duizenden jaren toegepast, lang voor de opkomst van de Joodse religie. Het is een reactionair bijbels principe en zeker niet revolutionair.

Ik kom op internet momenteel veel van dit soort uitspraken tegen: “De enige goede agent is een dode agent” en “Wanneer ik zie hoe agenten jongeren achterna zitten in arbeiderswijken, dan kan ik die smeris nauwelijks als mensen zien”. Ook in diepgaandere redeneringen, die bijvoorbeeld terecht de vele voorbeelden aanhalen van staatsgeweld (zoals toen de Franse speciale politie-eenheden in 1988 maar liefst 19 onafhankelijkheidsstrijders vermoordden in Ouvea op het eiland Nieuw-Caledonië omdat die lokale nationalisten twintig agenten gegijzeld hielden), worden soms de mensen die “het zogenaamde ‘heilige’ karakter van het menselijk leven” verdedigen, weggezet als “christelijke moralisten”. Als ik dit soort zinnen lees, kan ik niet anders dan met totale afkeuring reageren.

“Respect voor menselijk leven” is niet slechts een moreel of ethisch principe. Het is ook een positieve verworvenheid van sociale strijd, van de strijd van de arbeidersbeweging, die nooit voor een soort “genocidaal klassenracisme” (waarbij de bourgeoisie dus letterlijk uitgeroeid moest worden) is geweest, ook al beweren sommige reactionaire anti-communistische academici dat tegenwoordig. Natuurlijk zijn we niet naïef en geloven we niet dat de staat ons onder alle omstandigheden zal beschermen, of dat dat haar enige functie is. Niettemin zullen dezelfde activisten die de terroristische kant van de staat bevechten, zeker de politie bellen als hun vriendin is verkracht, of als een van hun vrienden of ouders is vermoord. Misschien zullen ze geen aangifte doen als er bij hen is ingebroken of als ze worden beroofd op straat. Maar wie weet, de verzekering kan daarover best flink moeilijk doen. Maar in ieder geval is het duidelijk dat men niet een agent kan bellen in geval van moord, diefstal of verkrachting en tegelijk blij zijn of onverschillig als die vermoord wordt, en zeker niet in de omstandigheden van 7, 8 en 9 januari 2015.

Deze onverschilligheid over de dood van politieagenten of andere vertegenwoordigers van de bourgeoisie doet me denken aan de theorie van het “arbeidsongeval” die ik zelf stom genoeg aanhing in de jaren zeventig. In die tijd werden we geconfronteerd met de moordzuchtige repressie tegen radicaal-linkse groepen die de gewapende strijd steunden. We keerden ons tegen de mediahysterie en hun pleidooien voor democratie (wat Claude Guillon noemde “democratisch terroriseren”). Voor ons waren de moord op Aldo Moro door de Rode Brigades en de ontvoering van en moord op Hans-Martin Schleyer door de RAF slechts “arbeidsongevallen”. Met andere woorden: het was hun eigen schuld, ze verdienden te sterven omdat ze de kapitalistische orde manageden.

Wij hadden het mis dat we die opvattingen erop na hielden. En vandaag de dag maken radicaal-linkse activisten die onverschilligheid prediken ten aanzien van de dood van de drie agenten in Parijs, dezelfde fout. Ze hebben niets geleerd van de analyses van alle kameraden (zoals bijvoorbeeld die van Prima Linea) die, zonder anderen te bekritiseren, zich hebben afgescheiden van de gewapende strijd waaraan ze meededen in de jaren zeventig.

Degenen die geïnteresseerd zijn in deze onderwerpen kunnen de goede Frans/Italiaanse documentaire “Do you remember revolution?” van Lorendana Bianconi uit 1997 bekijken. Die gaat over vier vrouwen die meededen aan de gewapende strijd in Italië in het midden van de jaren zeventig en die lange tijd in de gevangenis hebben doorgebracht. Allemaal, zoals Anna-Laura Braghetti die een van de bewakers was van Aldo More (zie haar boek “The Prisoner”), herinneren ze zich het moment dat ze zich realiseerden dat “de varkens”, “de leiders van de bourgeoisie”, “de varken-voormannen”, die ze vermoord hadden of in de benen hadden geschoten, óók menselijke wezens waren.

We moeten niet de vergissingen van het verleden herhalen, en we moeten jongere generaties die in opstand komen tegen onrecht niet aanmoedigen dezelfde fouten te maken. In Italië heeft een hele generatie (en hun opvolgers) een heel hoge prijs betaald voor het verdedigen van een verkeerde aanpak op dit terrein.

Yves Coleman

Noten

1. Parallel aan deze “anti-politie” standpunten bij radicaal-links, zien we ook dat veel anti-imperialisten, anti-zionisten, anarchisten en linksen na een aantal hypocriete voorbehouden (“wij zijn geschokt”, etc) de moslimfundamentalistische moordenaars en hun slachtoffers van Charlie Hebdo op een en dezelfde hoop gooien. Het dieptepunt voor wat dat gelijkstellen betreft, werd waarschijnlijk wel bereikt door de auteur Norman Finkelstein die zijn artikelen vergezelde van een cartoon met twee voorkanten van Charlie Hebdo. De linker was een echt verschenen voorpagina waarop een Egyptische moslimfundamentalist werd afgebeeld die met z’n koran geen kogels kon tegenhouden. De rechter was een nagetekende voorkant met daarop een redactielid die met zijn blad Charlie Hebdo ook geen kogels kon tegenhouden.

Iets meer intern, maar even schadelijk, was de publicatie van de tekst van de anarchist José Antonio Gutiérrez D. via de meertalige A-infos mailinglijst. Die verdedigde precies dezelfde verachtelijke redenering. En de Coördinatie van Anarchistische Groepen (een coalitie van Franse anarchistische groepen) bracht deze stellingname uit: “Wij zijn de rol die Charlie Hebdo de afgelopen vijftien jaar speelde bij het verspreiden van racistische, seksistische en islamofobe propaganda niet vergeten. Maar niets kan zulke misdaden rechtvaardigen en we steunen de gezinnen en families van de slachtoffers.” Daarna legden ze uit dat ze alle vormen van fascisme veroordelen, of ze nu religieus zijn of nationalistisch, en alle aanhangers van de theorie van de oorlog der beschavingen veroordelen. Om vervolgens de journalisten en tekenaars van Charlie Hebdo op één hoop te gooien met de fascisten die hen vermoordden en toe te treden tot het kamp van hen die ons uitleggen: “Het is erg treurig allemaal, maar ze hebben erom gevraagd”.

Een kameraad, Nadia, beschreef het probleem terecht zo: “Laten we voor een moment even aannemen dat de politie niet de minste compassie verdient omdat ze feitelijk de staatsrepressie oplegt aan de uitgebuite mensen. Als dat het geval is, als dit het doorslaggevende argument is, dan moeten we logisch zijn. Neem de vele flexwerkers die zelfmoord plegen omdat Sociale Zaken hun aanvraag voor een uitkering heeft afgewezen. We zouden dan het handelen van de medewerkers van Sociale Zaken als repressie moeten zien. Laten we een stap verder gaan: sommige schoolraden gooien leerlingen van school. Zulke maatregelen zijn de eerste stap richting de hel die jongeren richting de gevangenis leidt en blootstelling aan meer politiegeweld dan anderen. We kunnen nog verder gaan in dezelfde krankzinnige logica: veroorzaken huisbazen geen dakloosheid en waarom zouden ze daar niet voor vermoord mogen worden? Die radicale anti-kapitalistische kameraden die dapper ‘de enige goede agent is een dode agent’ roepen, zijn vast bijzonder consequent en geloven vast dat men ook met een beslissing op een stuk papier kan doden en niet alleen met kogels. Als dat inderdaad het geval is, dan kunnen ze in plaats van ‘de enige goede agent is een dode agent’ beter schrijven ‘miljoenen mensen verdienen het om te sterven’. Zo spraken, in andere tijden, vele dictators die beweerden een socialistische revolutie te leiden.”

2. De wet van de vergelding wordt al aangehaald in de Codex hammurabi van achttien eeuwen voor Christus. Die principes werden herhaald in het derde bijbelboek Leviticus en de Koran (met enige uitzonderingen). Onze superradicalen hebben niets nieuws uitgevonden, ze zetten helaas slechts oude religieuze tradities voort.