Slavernijverleden nog steeds beschouwd vanuit perspectief van onderdrukker

Het slavernijmonument.
Het slavernijmonument.

Uit de recensie van “Dutch racism”, die we in mei publiceerden, bleek al hoe diepgravend het Nederlandse racisme in dat boek onder de loep wordt genomen. Omdat het boek meer dan twintig boeiende artikelen bevat, is één enkele recensie ervan lang niet voldoende. Daarom gaan we de komende tijd in op een aantal afzonderlijke onderwerpen ervan. Hieronder een korte bespreking van het artikel “Chattel slavery and racism: a reflection on the Dutch experience”, geschreven door de wetenschappers Kwame Nimako, Amy Abdou en Glenn Willemsen. De in 2008 overleden Willemsen heeft meegewerkt aan het onderzoek voor dit artikel en wordt daarom ook als auteur vermeld.

“Chattel slavery” is de Engelse term voor wat ”traditionele slavernij” genoemd zou kunnen worden. Slavernij dus waarbij slaven als persoonlijk eigendom worden gezien, en ook op zo’n manier worden behandeld en verhandeld. In die vorm van slavernij waren Nederlanders vanaf de zestiende eeuw erg bedreven. De drie auteurs van het artikel laten zien hoezeer de Nederlandse discussie over slavernij in feite nog steeds wordt gevoerd vanuit het perspectief van de onderdrukkers: de slavenhalers, -handelaren en -houders. Daarbij ontbreekt het perspectief van de tot slaaf gemaakten. De auteurs maken ook duidelijk waarin het Nederlandse debat achterloopt ten opzichte van discussies in andere landen. Pas de laatste vijftien jaar is daar voor een deel verandering in gekomen. De oprichting van het slavernijmonument in het Amsterdamse Oosterpark is daar een eerste symbool van. Maar die verandering gaat nog lang niet ver genoeg.

Boekhoudersmodel

Hoe zit het dan met die verschillende perspectieven? De auteurs gaan in op diverse aspecten. In Nederland spreken velen nog steeds over “slaven”, terwijl in de Engelstalige wereld de term “enslaved”, “tot slaaf gemaakten”, al veel verder is opgerukt. “Slaven”, zo worden mensen genoemd vanuit het perspectief van hun “eigenaren”, hun onderdrukkers. “Tot slaaf gemaakt”, dat is de realiteit van de mensen zelf die door anderen van hun vrijheid worden beroofd en als eigendom worden verhandeld. “Slaaf” is bovendien ook nog een juridische categorie uit het officiële onrechtsysteem dat de slavernij legitimeerde en in stand hield. Juist door termen als “slaven” en “eigenaren” te gebruiken, reproduceren we dat systeem en doen we geen recht aan het perspectief van de slachtoffers. Nederland loopt hiermee dus duidelijk achter vergeleken met andere landen en taalgebieden. Dat kunnen we ook zien aan het voor velen in dit land volstrekt normale woord “neger”, een vernederend en kleinerend scheldwoord dat in de VS daarom veelal wordt aangeduid als het “N-woord”.

De auteurs beschrijven nog wat meer aspecten die het perspectief van de onderdrukker vertegenwoordigen en die verder gaan dan alleen het taalgebruik. Het gaat daarbij vooral om de manier waarop historici het Nederlandse slavernijverleden beschrijven en hoe zich dat vertaalt tot het maatschappelijke debat dat erover wordt gevoerd. Zo worden ook in de meeste historische studies de tot slaaf gemaakten nog steeds beschouwd als handelswaar, als passieve objecten die alleen terugkomen in berekeningen over scheepsladingen waarmee winst of verlies kan worden gemaakt. De onderdrukkers zelf daarentegen worden vaak gepresenteerd als handige en succesvolle ondernemers. Dat wordt in het artikel beschreven als “het boekhoudersmodel”, een perspectief waarin slavernij impliciet als een legitieme economische activiteit wordt gezien en vanuit dat kader wordt beoordeeld. Volgens de drie wetenschappers vormt dat model het Nederlandse “master narrative”, dus het dominante vertoog over de slavernij. Zo wordt het slavernijverleden onderzocht, geanalyseerd en bediscussieerd zonder dat de essentie – het systeem van onderdrukking, de slavernij zelf – in feite wordt benoemd.

Slachtoffers en daders

Terwijl dat verhaal dus al flink is gekleurd door de onderdrukkers, pleiten sommige Nederlandse historici, onder wie vooral de beruchte slavernijprofessor Piet Emmer, er ook nog eens expliciet voor om de slavernij niet vanuit onze huidige morele kaders te bekijken. “Emotionele” benaderingen van het onderwerp zouden niet “rationeel” of “wetenschappelijk” zijn. Opnieuw is dat een frappant voorbeeld van het klakkeloos overnemen van het perspectief van de onderdrukkers van toen. De Nederlandse slavernij werd indertijd vanuit het perspectief van de witte Nederlandse slavendrijvers zowel juridisch als moreel gelegitimeerd. Maar de tot slaaf gemaakten zelf dachten daar toch echt heel anders over. En daar gedroegen ze zich ook naar, getuige de vele vormen van verzet tegen het regime van terreur waar de Nederlanders hen aan probeerden te onderwerpen. We hoeven dus niet eens ons huidige morele kompas te gebruiken, want het volstaat om simpelweg het perspectief van de tot slaaf gemaakten aan te nemen. Maar het ontbreekt bij veel witten vaak aan de wil om het slavernijverleden eens van de kant van de tot slaaf gemaakten te bekijken.

De essentie van het perspectief van de onderdrukker is dat de tot slaaf gemaakten ook nog eens als veroorzakers van de problemen worden beschouwd, in plaats van de slavernij zelf tot probleem te maken. Niet de witte overheersers zouden het probleem van de onderdrukking hebben veroorzaakt. Nee, de tot slaaf gemaakten zouden juist het probleem zijn geweest, omdat ze zich tegen die onderdrukking hebben verzet. Nimako, Abdou en Willemsen zetten daarbij drie kwesties centraal: ten eerste het tot slaaf maken an sich, dus de beroving van vrijheid en autonomie; ten tweede het tot arbeid dwingen van de tot slaaf gemaakten, en ten derde het niet toelaten van de herinnering aan hun voorouders en aan het proces van tot slaaf maken. Op al deze punten hadden de Nederlandse slavendrijvers te maken met verzet. Wettelijke en institutionele systemen van legitimering, gepaard gaande met wrede en gewelddadige praktijken op massale schaal, werden opgetuigd om dat verzet te breken. Maar die praktijken worden door de onderdrukkers beschouwd als de noodzakelijke reactie op het verzet van de tot slaaf gemaakten, in plaats van dat het regime van terreur zelf het probleem vormt. Zo worden de slachtoffers door de daders omgedoopt tot daders. En de daders blijven daarmee moreel en sociaal superieur.

Emancipatiebeweging

Deze schandalige omkering werkt nog steeds door in de geschiedschrijving en in de publieke discussie. Ook heeft het invloed op de manier waarop de slavernij wordt herdacht. In het artikel wordt uitgebreid aandacht besteed aan de ontwikkelingen van de laatste tien tot twintig jaar rondom het herdenken van de slavernij en de slachtoffers ervan. Het duurde namelijk zeker zo’n honderddertig jaar voordat in Nederland de herdenking en erkenning van het gruwelijke slavernijverleden enigszins van de grond kwam. Dat ging bij het overgrote deel van de witten zeker niet van harte. Na veel druk vanuit Surinaams-Nederlandse groepen werd in 2002 uiteindelijk het nationale slavernijmonument opgericht, maar de opening van dat monument liep uit op een drama. Veel mensen die ervoor hadden gestreden, nazaten van tot slaaf gemaakten, werden letterlijk op afstand gehouden van de officiële openingsplechtigheid en zo opnieuw buitengesloten. Bovendien liet de discussie rond het monument zien dat het tot probleem maken van de slachtoffers van de slavernij en hun nazaten is blijven doorwerken. Zo werd de afschaffing van de slavernij in de publieke opinie veelal neergezet als een triomf van “de Nederlandse beschaving”, terwijl de gruwelen van de Nederlandse slavernij werden gebagatelliseerd. Daarnaast werden mensen die aandacht vroegen voor het leed van hun voorouders opgeroepen om zich maar tot een psychiater te richten. De moeizame oprichting van het slavernijmonument, die gepaard ging met de halfslachtige erkenning van het leed van de slachtoffers, maar zonder excuses van de Nederlandse staat, maken dat de drie auteurs er sceptisch over zijn hoe het debat over het slavernijverleden zich verder gaat ontwikkelen.

De conclusie van het artikel is dat de machtsrelaties, de definities en het perspectief van het systeem van slavernij en onderdrukking in wezen nog voortbestaan in de manier waarop er vandaag de dag in Nederland over de slavernij wordt gesproken, hoe er betekenis aan wordt gegeven en hoe er wordt herdacht. Nimako, Abdou en Willemsen erkennen dat zwarte activisten ervoor hebben gezorgd dat het thema slavernij op de publieke agenda is komen te staan, maar ze denken dat dat nog geen fundamentele omwenteling teweeg heeft gebracht. Het is de vraag of ze daar gelijk in hebben. Want ondertussen is de emancipatiebeweging die vecht voor erkenning en herinnering aan de slavernij vanuit het perspectief van de tot slaaf gemaakten alleen maar sterker geworden. Dat heeft veel conflicten en beroering met zich meegebracht, waar we nog middenin zitten. Juist de aanwezigheid van conflicten is er een teken van dat er wel wat aan het verschuiven is. Waar eerder nog veel witten in de mainstream de discussies rond het slavernijmonument op hun gemak konden negeren, daar kan nu niemand meer om het enorm opgelaaide debat over Zwarte Piet heen. Het bewustzijn over het nog steeds heersende koloniale vertoog groeit. Daar hebben zeker ook de artikelen in “Dutch racism” aan bijgedragen.

Gerard Zijlstra