Nederlandse barbaren in Indonesische filmtrilogie over bevrijdingsoorlog

Affiche.
Affiche.

De onafhankelijkheidsstrijd van de Indonesiërs tegen Nederland is zwaar bevochten en in eigen land met heldenverhalen omgeven. De filmtrilogie “Merah Putih” (“Rood en Wit”, de kleuren van de vlag van het nieuwe Indonesië) die regisseur Yadi Sugandi daarover maakte, was een ongekend kassucces in Indonesië. Als in de beste Hollywoodtraditie bevatten de oorlogsfilms de nodige onverschrokkenheid van de jonge helden, humor, romantiek en spectaculaire special effects.

Direct na de Tweede Wereldoorlog riepen nationalisten de onafhankelijkheid uit van de nieuwe staat Republiek Indonesië. Nederland liet het er niet bij zitten en startte een koloniale oorlog, die eufemistisch aangeduid werd met “politionele acties”. De laatste paar weken verschijnen er steeds opnieuw “onthullingen” over de wandaden van het Nederlandse leger tijdens die oorlog. Het is al lang duidelijk dat het daarbij niet om incidenten ging, zoals de verdedigers van het Nederlandse beleid ons willen doen geloven, maar dat er sprake was van structurele oorlogsmisdaden. Onder druk van de internationale gemeenschap erkende Nederland uiteindelijk in december 1949 de Indonesische onafhankelijkheid.

De filmtrilogie volgt een groepje mannen en enkele vrouwen in hun strijd tegen het Nederlandse leger. In de eerste film, getiteld “Merdeka” (“Vrijheid”), zien we hoe de strijders bij elkaar komen voor hun opleiding voor het Indonesische leger. Zij hebben verschillende achtergronden qua geloof, etnische groep en klasse. De film volgt Amir, een leraar en moslim; Tomas, een christen die het afslachten van zijn familie wil wreken; Darius, een arrogant rijkeluiszoontje; Soerono, een Indonesische aristocraat, en Dayan, een hindoeïstische jongen van de straat. Ze botsen met elkaar, maar uiteindelijk vormen ze een eenheid omdat ze een gezamenlijk doel voor ogen hebben. Zoals Indonesië volgens de nationale stichtingsmythe destijds ook een eenheid zou zijn geworden. Nog nauwelijks voorbereid op hun nieuwe leven worden de soldaten geconfronteerd met het Nederlandse leger. Na een verpletterende nederlaag blijven ze nog maar met een klein groepje over, dat echter op eigen initiatief een slimme tegenaanval inzet. In dit eerste deel worden de jongens mannen.

Wandaden

In het tweede deel, “Darah Garuda” (“Adelaarsbloed”), en het derde deel, “Hati Merdeka” (“Een vrij hart”), zien we dat de groep sabotage-opdrachten moet uitvoeren. Hier neemt het Hollywood-gehalte een grote vlucht. De acties worden spectaculairder, er is romantiek en er is humor. Maar serieuze thema’s komen ook aan de orde: de rol van de vrouw, tegengestelde belangen van Indonesiërs onderling en morele dilemma’s zoals hoe om te gaan met gevangen genomen Nederlanders. “Wij zijn soldaten, geen moordenaars”, zegt een van de hoofdpersonen om het verschil met de Nederlanders te onderstrepen.

In elk deel zien we voorbeelden van de oorlogsmisdaden van het Nederlandse leger. Het is een ongebruikelijke en ontnuchterende ervaring voor Nederlandse kijkers om Nederlandse soldaten afgebeeld te zien zoals de Duitse in films over de Tweede Wereldoorlog. Anonieme barbaarse slechterikken die bij bosjes worden neergeknald, zeker in het tweede en derde deel van de trilogie. De verhaallijn van het derde deel is overigens grotendeels gebaseerd op de bekende wandaden van het Depot Speciale Troepen van kapitein Raymond Westerling. Hoewel die niet bij name wordt genoemd, is het door de setting wel duidelijk.

Geen excuus

De films kwamen uit tussen 2009 en 2011. Het is goed voorstelbaar waarom het Indonesische publiek gek is op de trilogie: hoewel de eerste wat vaart mist, zijn het gewoon goede oorlogs- en avonturenfilms. Ze zijn niet pamflettistisch, maar uiteraard wel nationalistisch. Een nationalisme vergelijkbaar met dat van bijvoorbeeld de Nederlandse film “Soldaat van Oranje”, maar dan gericht tégen Nederland. De enige kanttekening die je zou kunnen maken, is dat de films nauwelijks een introductie geven over de koloniale overheersing en de uitbuiting door de Nederlanders waar de Indonesiërs zich tegen verzetten. Maar de films zijn dan ook niet gemaakt voor Nederlanders met weinig kennis van hun koloniale verleden. De eerste valt met de deur in huis door vrijwel meteen een gruweldaad van de Nederlanders in beeld te brengen. Gezien de vele getuigenverklaringen van overlevenden en Nederlandse militairen zelf is daar niets op af te dingen. De Nederlandse overheid is echter nog steeds niet bereid om serieuze excuses aan te bieden, hoewel ze recentelijk in twee rechtszaken is gedwongen tot betaling van schadevergoeding.

Ellen de Waard