Nederlandse consul beledigt Hongaarse “zigeuners”

Andras Csengö (links) blijft stug antiziganistische concepten gebruiken
De Nederlandse honorair consul in het Hongaarse Pécs, András Csengö, blijft spreken van een "zigeunerprobleem" in het voormalige Oostblokland. Vandaag herhaalde hij deze term in het programma "Villa VPRO" op Radio 1. Op 11 april was hij er al in het programma "Met het oog op morgen" over aangesproken door Liefke Dolmans, sociaal wetenschapper in Berlijn en betrokken bij steun aan Roma (want zo heet deze bevolkingsgroep) die gevlucht zijn uit Kosovo.

"De uitspraken van Csengö zijn extra schrijnend omdat hij het bijzonder denigrerende woord “zigeuner” gebruikt voor Hongaarse burgers met een Roma-achtergrond", aldus een oproep van onbekenden op Indymedia op 12 april. "Door te spreken van een “zigeunerprobleem” plaatst de consul dat begrip ook nog eens in de historische context van eeuwenlange onderdrukking van Roma. Zijn uitspraken hebben daarmee een antiziganistische lading. In het licht van recente bedreigingen van Roma en racistische moorden in Hongarije is dat extra pijnlijk, omdat de consul – indirect en hopelijk onbewust – een legitimatie geeft voor dergelijk racistisch geweld."

Minister Maxime Verhagen van Buitenlandse Zaken werd in de oproep gevraagd om op te treden tegen de honorair consul, maar Csengö is daar kennelijk niet van onder de indruk geraakt. Hij prees vanmiddag ook opnieuw de Hongaarse extreem-rechtse partij Jobbik omdat die "het zigeunerprobleem" prominent op de agenda zet bij de komende Hongaarse verkiezingen.

Het is eerder zo dat de Roma in Hongarije een probleem hebben, in plaats van zijn. Tijdens het communisme hadden Roma en Sinti in Oost-Europa in ieder geval nog werk en onderdak, hoe belabberd dan ook. Door de neo-liberale herstructurering sinds 1989 zijn veel van hun arbeidsplaatsen geschrapt, huurwoningen geprivatiseerd en veel duurder gemaakt, en gezondheidszorg, stroom, gas en water zowat onbetaalbaar geworden. De herstructurering treft vooral de zwaksten in de samenleving, zoals de Roma die afhankelijk zijn geworden van uitkeringen en aalmoezen en steeds vaker terecht komen in getto’s en uiteindelijk op vuilnisbelten. Reis-journalist Kees Bakker beschreef eind twintigste eeuw de problemen van Roma in Noordoost-Hongarije, helaas nog wel met de beledigende naam "zigeuner". De situatie voor de Roma is sindsdien niet of nauwelijks verbeterd.

Kees Bakker: "De zigeuners van Noordoost-Hongarije zijn sinds 1989 de gevangenen van een regio, die hun de minimale bestaansvoorwaarden niet bieden kan. In het decennium dat sindsdien verstreken is, heeft dat geleid tot een situatie die het best te karakteriseren is als een van extreme afhankelijkheid. De zigeunerbevolking is gedwongen de strijd om het bestaan aan te gaan in een situatie waarin ze geen nee kan zeggen. Betaalt een boer een dagloon van een tientje voor het rooien van zijn aardappels? Oké! Betaalt hij acht gulden? Ook oké! Wie geen eten in huis heeft, pakt werk aan tegen elke prijs. Wie niets in huis heeft, poft tegen elke prijs. Oom János, mijn kind is ziek. Heb je niet een paar eitjes, ik betaal als de kinderbijslag komt. Wat gaat oom János voor die eitjes vragen aan het eind van de maand? Tweemaal de winkelprijs, driemaal de winkelprijs? Wat hij ook vraagt, het is altijd goed. De afhankelijkheid van de zigeunerbevolking wordt sterk in de hand gewerkt door het gebrekkige openbaar vervoer."

Bakker geeft aan dat de Roma voor de Hongaarse economie een "overbodige bevolkingsgroep" werden in de jaren 50, vanaf de jaren 60 als arbeidsreserveleger werden ingeschakeld, om na de omwenteling van 1989 weer "overbodig" te worden. "Tot ver in de jaren 80 kende Hongarije volledige werkgelegenheid. Het tekort aan eenvoudige fysieke arbeidskracht bleef kunstmatig in stand. Ook de migratie naar de steden bleef doorgaan. De zigeuners namen daar amper aan deel, maar het betekende wel dat zij de arbeidsplaatsen die bij de landbouwcoöperaties vrijkwamen, in konden nemen. Met de politieke crisis kwam ook de economische. De verliesgevende sectoren, waartoe intussen ook belangrijke delen van de landbouw waren gaan behoren, stortten als op commando in. Praktisch van de ene dag op de andere verloren vele tienduizenden mensen hun werk. De zigeuners die vooral werkzaam waren in de meest kwetsbare bedrijfstakken, werden er als groep het slachtoffer van. Voor de zigeunerbevolking begonnen de jaren 90 zo met een catastrofe, die zijn weerga in de geschiedenis van deze bevolkingsgroep niet heeft. Nu, zes jaar na dato, blijkt dat deze ramp een chronisch karakter heeft aangenomen. De werkloosheid onder de zigeuners is nog altijd algemeen. In regio’s waar veel zigeuners wonen, zoals in Noordoost-Hongarije, is er voor zigeuners geen enkele reguliere arbeid en zijn ze voor hun overleven aangewezen op een uitkering en informele en zwaar onderbetaalde klusjes. In steden als Boedapest en Miskolc ontstaan zigeunergetto’s. De zigeuners zijn overbodig geworden."

Het is natuurlijk deze uitsluiting die het probleem vormt. Maar het is voor mensen als de consul natuurlijk veel makkelijker om de uitgeslotenen tot probleem te verklaren. Kijk voor een uitgebreide geschiedenis van de marginalisering van "Hongaarse zigeuners" op de website van Kees Bakker.

Jeroen Breekveldt